In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen [verzoeker], een werkneemster, en haar werkgever, de stichting Buurtzorg Nederland. [verzoeker] had verzocht om een billijke vergoeding op grond van artikel 7:673 lid 9 sub a BW, omdat zij van mening was dat haar werkgever ernstig verwijtbaar had gehandeld, wat leidde tot het niet voortzetten van haar arbeidsovereenkomst. De kantonrechter heeft vastgesteld dat Buurtzorg niet aan haar verplichtingen heeft voldaan in de begeleiding van [verzoeker], maar dat er geen sprake was van ernstig verwijtbaar handelen. De kantonrechter oordeelde dat [verzoeker] zelf ook een rol speelde in het ontstaan van het geschil en dat er geen gronden waren om aan te nemen dat het dienstverband zonder de ernstige verwijtbaarheid van Buurtzorg zou zijn voortgezet. Daarnaast heeft de kantonrechter geoordeeld dat [verzoeker] recht had op een transitievergoeding van € 343,94, maar dat Buurtzorg dit bedrag als onverschuldigd betaald terugvorderde, omdat [verzoeker] in de periode dat zij vrijgesteld was van werk, onterecht extra uren had geclaimd. De kantonrechter heeft de verzoeken van [verzoeker] afgewezen en haar veroordeeld tot terugbetaling van het onverschuldigd betaalde salaris van € 580,05. Tevens is [verzoeker] in de proceskosten veroordeeld.