4.4.[gedaagde] is om meerdere redenen van oordeel dat zij niets aan IFS verschuldigd is.
- In de eerste plaats niet omdat er geen schriftelijke stukken zijn waaruit het bestaan van een overeenkomst blijkt.
Dat mag op zich zo zijn maar het bestaan van een schriftelijk stuk is geen vereiste voor het bestaan van een overeenkomst. Die kan immers ook mondeling tot stand komen.
- Ook meent [gedaagde] niets te hoeven betalen omdat de afspraken – als die er zijn – veel meer zouden inhouden dan een enkel DNA onderzoek. Dat is IFS niet nagekomen.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dit verweer. Uit niets blijkt dat er meer is afgesproken dan wat er is gebeurd, namelijk het leveren van vier DNA kits, het onderzoeken van de monsters en het meedelen van de uitslag voor een prijs van € 2.000,-. De bewijslast van de stelling dat er (veel) meer zou zijn afgesproken dan het vorenstaande ligt bij [gedaagde] . Zij heeft echter niets aangevoerd dat zulks ook maar enigszins aannemelijk maakt.
- De uitslagen zouden heel lang op zich hebben laten wachten, waardoor deze geen nut meer hadden.
De kantonrechter overweegt dat van het bestaan van afspraken met betrekking tot het moment waarop de uitslagen bekend hadden moeten zijn niet is gebleken. Daarnaast blijkt ook niet van enige ingebrekestelling door [gedaagde] in verband met een dreigende te late aanlevering van de uitslagen. Tenslotte blijkt ook niet dat [gedaagde] op enig moment de opdracht heeft opgezegd omdat deze geen zin meer zou hebben.
- Vervolgens stelt [gedaagde] dat de prijs veel te hoog is voor enkel DNA onderzoek.
Dat de overeenkomst meer zou behelzen dan enkel DNA onderzoek is, zoals hiervoor al is overwogen, niet komen vast te staan. Vast staat dat de prijs die in rekening is gebracht voor de vier onderzoeken door [gedaagde] – op vragen van IFS – zelf is genoemd. Daarmee staat deze prijs naar het oordeel van de kantonrechter vast. Dat dergelijke onderzoeken ook goedkoper uitgevoerd worden is dan niet van belang.
- [gedaagde] meent dat IFS bedrog pleegt.
Dit bedrog zou gelegen zijn in het feit dat IFS hulp zou hebben toegezegd in een procedure waarin [gedaagde] betrokken is, terwijl die toezegging nu wordt ontkend. Zoals hiervoor echter al werd overwogen is een dergelijke toezegging niet komen vast te staan, althans anders dan het DNA onderzoek dat is uitgevoerd. Van bedrog is dus geen sprake.
- Tenslotte beroept [gedaagde] zich op dwaling. Ze zou de overeenkomst met IFS niet gesloten hebben als zij had geweten dat zij geen hulp zou krijgen bij de betreffende procedure.
Ook dit beroep treft geen doel omdat ook hieraan ten grondslag ligt dat [gedaagde] meer van IFS verlangde dan het aanleveren van de vier DNA onderzoeken. Dat is niet komen vast te staan, laat staan dat IFS zou hebben moeten begrijpen dat [gedaagde] de overeenkomst alleen zou hebben willen sluiten als ze de beoogde bijstand van IFS in de procedure had gekregen.