ECLI:NL:RBLIM:2022:1777

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
9 maart 2022
Publicatiedatum
8 maart 2022
Zaaknummer
9379764 \ CV EXPL 21-4044
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van DNA-onderzoek met betrekking tot dwaling of bedrog

In deze zaak vordert de vennootschap naar buitenlands recht Independent Forensic Services LLC (IFS) betaling van een bedrag van € 2.402,67 van de gedaagde partij, die DNA-kits heeft ontvangen en DNA-monsters heeft opgestuurd voor onderzoek. De vordering is gebaseerd op een onbetaalde nota van € 2.000,00, die door IFS aan de gedaagde is verzonden. De gedaagde heeft verweer gevoerd, stellende dat er geen overeenkomst zou zijn en dat er sprake zou zijn van dwaling of bedrog. De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat er wel degelijk een overeenkomst bestaat tussen IFS en de gedaagde, en dat de gedaagde verplicht is om de kosten te betalen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de gedaagde niet heeft aangetoond dat er meer is afgesproken dan het leveren van de DNA-kits en het uitvoeren van de onderzoeken. De gedaagde heeft geen bewijs geleverd voor haar stellingen over bedrog en dwaling. De kantonrechter heeft de vordering van IFS toegewezen, inclusief de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde is veroordeeld in de proceskosten, die zijn begroot op € 1.003,98. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9379764 \ CV EXPL 21-4044
Vonnis van de kantonrechter van 9 maart 2022
in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht INDEPENDENT FORENSIC SERVICES LLC,
zaakdoende en kantoorhoudende te Conifer (USA),
eisende partij,
gemachtigde Actis Jura B.V.,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde mr. P.A. van Enckevort.
Partijen worden hierna aangeduid als IFS en [gedaagde]

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op verzoek van [gedaagde] heeft IFS 4 DNA-kits naar [gedaagde] gestuurd, en laatstgenoemde heeft in een periode van een aantal maanden DNA-monsters van haarzelf en haar drie kinderen opgestuurd naar IFS voor onderzoek.
2.2.
Op 28 februari 2020 is een nota ad € 2.000,00 aan [gedaagde] verzonden. Op verzoek van [gedaagde] is de nota opgesplitst in vier afzonderlijke nota’s van elk € 500,00 en deze zijn op 2 mei 2020 aan [gedaagde] gestuurd.
2.3.
De uitslagen van de onderzoeken zijn naar [gedaagde] gestuurd.
2.4.
De facturen zijn niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
IFS vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 2.402,67 (€ 2.000,00 aan hoofdsom, € 36,97 aan rente en € 363,00 aan buitengerechtelijke incassokosten), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze zaak gaat over de vraag of er een overeenkomst bestaat tussen [gedaagde] en IFS, zo ja, wat die dan inhoud en of [gedaagde] een betalingsverplichting heeft jegens IFS.
Na lezing van het dossier begrijpt de kantonrechter dat voor [gedaagde] achter dit zakelijk geschil een grote emotionele lading schuil gaat. Hoewel de kantonrechter oog heeft voor de emotionele belangen van [gedaagde] , zal hij een juridisch oordeel moeten geven over het geschil van partijen.
4.2.
[gedaagde] heeft een contactverzoek gestuurd naar IFS en dat verzoek heeft erin geresulteerd dat [medewerker IFS] van IFS telefonisch contact met [gedaagde] heeft opgenomen. Wat er toen exact is besproken, staat niet vast. In elk geval heeft dit niet geleid tot een schriftelijke opdrachtbevestiging die duidelijkheid zou kunnen brengen over de omvang van de opdracht en de afspraken die partijen hebben gemaakt.
4.3.
Wat wel vast staat is het volgende. Op verzoek van [gedaagde] heeft IFS DNA-kits aan [gedaagde] gestuurd. Vervolgens heeft [gedaagde] in een periode van een aantal maanden de afgenomen DNS-monsters van haarzelf en haar drie kinderen voor onderzoek opgestuurd naar IFS. Op 21 november 2020 vraagt IFS aan [gedaagde] wat was afgesproken over de kosten. [gedaagde] heeft hierop geantwoord dat de kosten € 2.000,00 zouden bedragen. Dat bedrag is vervolgens ook aan [gedaagde] gefactureerd.
Na enige discussie over de vraag of [gedaagde] eerst zou moeten betalen en daarna de uitslagen zou krijgen of dat zij pas hoefde te betalen na ontvangst van de uitslagen, zijn de uitslagen van de onderzoeken uiteindelijk naar [gedaagde] gestuurd.
4.4.
[gedaagde] is om meerdere redenen van oordeel dat zij niets aan IFS verschuldigd is.
- In de eerste plaats niet omdat er geen schriftelijke stukken zijn waaruit het bestaan van een overeenkomst blijkt.
Dat mag op zich zo zijn maar het bestaan van een schriftelijk stuk is geen vereiste voor het bestaan van een overeenkomst. Die kan immers ook mondeling tot stand komen.
- Ook meent [gedaagde] niets te hoeven betalen omdat de afspraken – als die er zijn – veel meer zouden inhouden dan een enkel DNA onderzoek. Dat is IFS niet nagekomen.
De kantonrechter volgt [gedaagde] niet in dit verweer. Uit niets blijkt dat er meer is afgesproken dan wat er is gebeurd, namelijk het leveren van vier DNA kits, het onderzoeken van de monsters en het meedelen van de uitslag voor een prijs van € 2.000,-. De bewijslast van de stelling dat er (veel) meer zou zijn afgesproken dan het vorenstaande ligt bij [gedaagde] . Zij heeft echter niets aangevoerd dat zulks ook maar enigszins aannemelijk maakt.
- De uitslagen zouden heel lang op zich hebben laten wachten, waardoor deze geen nut meer hadden.
De kantonrechter overweegt dat van het bestaan van afspraken met betrekking tot het moment waarop de uitslagen bekend hadden moeten zijn niet is gebleken. Daarnaast blijkt ook niet van enige ingebrekestelling door [gedaagde] in verband met een dreigende te late aanlevering van de uitslagen. Tenslotte blijkt ook niet dat [gedaagde] op enig moment de opdracht heeft opgezegd omdat deze geen zin meer zou hebben.
- Vervolgens stelt [gedaagde] dat de prijs veel te hoog is voor enkel DNA onderzoek.
Dat de overeenkomst meer zou behelzen dan enkel DNA onderzoek is, zoals hiervoor al is overwogen, niet komen vast te staan. Vast staat dat de prijs die in rekening is gebracht voor de vier onderzoeken door [gedaagde] – op vragen van IFS – zelf is genoemd. Daarmee staat deze prijs naar het oordeel van de kantonrechter vast. Dat dergelijke onderzoeken ook goedkoper uitgevoerd worden is dan niet van belang.
- [gedaagde] meent dat IFS bedrog pleegt.
Dit bedrog zou gelegen zijn in het feit dat IFS hulp zou hebben toegezegd in een procedure waarin [gedaagde] betrokken is, terwijl die toezegging nu wordt ontkend. Zoals hiervoor echter al werd overwogen is een dergelijke toezegging niet komen vast te staan, althans anders dan het DNA onderzoek dat is uitgevoerd. Van bedrog is dus geen sprake.
- Tenslotte beroept [gedaagde] zich op dwaling. Ze zou de overeenkomst met IFS niet gesloten hebben als zij had geweten dat zij geen hulp zou krijgen bij de betreffende procedure.
Ook dit beroep treft geen doel omdat ook hieraan ten grondslag ligt dat [gedaagde] meer van IFS verlangde dan het aanleveren van de vier DNA onderzoeken. Dat is niet komen vast te staan, laat staan dat IFS zou hebben moeten begrijpen dat [gedaagde] de overeenkomst alleen zou hebben willen sluiten als ze de beoogde bijstand van IFS in de procedure had gekregen.
4.5.
Nu geen van de verweren van [gedaagde] doel treft zal de gevorderde hoofdsom worden toegewezen, evenals de daarover gevorderde rente. Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. Aan [gedaagde] is namelijk de vereiste 14-dagenbrief gestuurd. Hoewel [gedaagde] de schriftelijk toegezonden brief heeft terug gestuurd, heeft zij niet betwist het per e-mail ontvangen exemplaar te hebben ontvangen.
4.6.
De kantonrechter ziet geen aanleiding [gedaagde] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.7.
[gedaagde] wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van IFS worden begroot op:
  • dagvaarding € 122,98
  • griffierecht 507,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 1.003,98
4.8.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan IFS te betalen een bedrag van € 2.402,67, vermeerderd met de wettelijke rente over € 2.000,00 vanaf 29 juli 2021 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van IFS gevallen en tot op heden begroot op € 1.003,98,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: