In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 9 maart 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Sittard-Geleen over een maatwerkvoorziening voor huishoudelijke ondersteuning op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Eiser had eerder een indicatie voor huishoudelijke ondersteuning gekregen, maar was het niet eens met de beslissing van verweerder om zijn bezwaar tegen het bestreden besluit ongegrond te verklaren. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder bij het bestreden besluit voldoende gemotiveerd heeft aangegeven waarom de bezwaren van eiser niet leiden tot een ander oordeel. De rechtbank oordeelt dat de beroepsgrond van eiser, die zich baseert op een enkele verwijzing naar eerdere bezwaren, onvoldoende gemotiveerd is. Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat de normtijden voor huishoudelijke ondersteuning zijn gebaseerd op onderzoek van Bureau HHM en dat er geen sprake is van een dubbelrol van dit bureau. Eiser heeft ook aangevoerd dat de indicatie tijdens de coronacrisis verhoogd zou moeten worden, maar de rechtbank volgt deze redenering niet. Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.