Overwegingen
1. Op 1 januari 2009 is een reclamecommissie opgericht, genaamd de Reclame Commissie Echter Kermis (hierna: RCEK), bestaande uit onder meer kermisexploitanten en plaatselijke ondernemers, ter promotie en sponsoring van de kermis in de gemeente Echt-Susteren (Echter Kermis). De RCEK ontving jaarlijks een financiële bijdrage van de gemeente Echt-Susteren (hierna: de gemeente) en sponsorgelden van derden voor dit doel. De voorzitter van de RCEK was de wethouder van de gemeente die kermisactiviteiten in zijn portefeuille had en de penningmeester van deze commissie was de derde-partij, zijnde de marktmeester van de gemeente, die ook de ambtenaar voor kermiszaken was (hierna ook wel: de marktmeester). De marktmeester beheerde voor de RCEK de financiën (de bankrekening en de fysieke kas). Op 9 juni 2016 is de RCEK omgezet in een stichting, te weten de Stichting RCEK. In dat kader heeft een controle plaatsgevonden van de financiën van de RCEK. Uit deze controle is naar voren gekomen dat de marktmeester de pinpas van de bankrekening van de RCEK heeft gebruikt om privébetalingen te verrichten.
2. De gemeente is vervolgens een onderzoek gestart en naar aanleiding van dat onderzoek heeft de gemeente aangifte gedaan van verduistering bij de politie.
3. Eiser heeft op 2 februari 2018 het college van burgemeester en wethouders van de gemeente (hierna: het college) verzocht om informatie op grond van de Wob.
Primair heeft eiser verzocht om toezending van:
i. i) Alle correspondentie tussen verweerders gemeente en [naam B.V.] B.V. (hierna: [naam B.V.] ) met betrekking tot de derde-partij, de markmeester tot 2015 (waaronder in ieder geval maar niet uitsluitend de opdrachtverstrekking aan [naam B.V.] inzake het onderzoek naar de derde-partij en het betreffende onderzoeksrapport van [naam B.V.] ); en
ii) Alle correspondentie tussen verweerders gemeente en de derde-partij in de periode van 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2018, voor zover betrekking hebbend op het functioneren van de derde-partij of zijn integriteit als gemeenteambtenaar.
Subsidiair heeft eiser verzocht om een geanonimiseerde versie van de documenten en meer subsidiair om een samenvatting of een zakelijke weergave van de inhoud van de gevraagde documenten. In het informatieverzoek heeft eiser aangegeven dat het doel van zijn Wob-verzoek is om inzicht te krijgen in de integriteit van gemeentelijk personeel, meer in het bijzonder de derde-partij. Verder heeft eiser aangegeven werkzaam te zijn voor “ [naam bedrijf] ”, het verzoek getekend mijn zijn naam en hierbij vermeld p/a [naam bedrijf] , [adres] , [vestigingsplaats] .
4. Bij besluit van 26 februari 2018 heeft het college het informatieverzoek (deels) doorgezonden aan verweerder op grond van artikel 4 van de Wob omdat de gemeente naar aanleiding van het door [naam B.V.] uitgevoerde feitenonderzoek aangifte heeft gedaan bij de politie.
5. Bij brief van 30 april 2018 heeft eiser - nadat hij bij verweerder, onder embargo, inzage heeft gehad in de gevraagde stukken - het informatieverzoek (hierna: het eerste informatieverzoek) beperkt tot de volgende documenten:
1. de processen-verbaal en de registraties van de politie inclusief de aangifte;
2. het rapport [naam B.V.] met de overzichten (kasboeken/bankboeken), zonder de overige bijlagen bij dit rapport;
4. de personeelsbescheiden over de definitieve aanstelling en he plaatsingsbesluit bij de gemeenschappelijke regeling Servicecentrum Maasgouw, Echt-Susteren en Roerdalen (het Servicecentrum MER), de akte van eervol ontslag, het eervol ontslag, de waarschuwing en het ontslagbesluit.
6. Bij brief van 27 juni 2018 heeft eiser een tweede Wob-verzoek (hierna: het tweede informatieverzoek) ingediend bij verweerder.
Primair heeft eiser verzocht om toezending van:
i. i) Alle correspondentie tussen de politie Limburg en de gemeente met betrekking tot het eerste Wob-verzoek, in de periode 5 februari 2018 tot en met 27 juni 2018; en
ii) Alle correspondentie tussen de politie Limburg en enige andere externe partij met betrekking tot het eerste Wob-verzoek, in de periode 5 februari 2018 tot en met 27 juni 2018.
Subsidiair heeft eiser verzocht om toezending van een geanonimiseerde versie van alle hiervoor onder (i) en (ii) genoemde documenten.
Meer subsidiair heeft eiser verzocht om een samenvatting of een zakelijke weergave van de inhoud van alle documenten bedoeld onder (i) en (ii).
In dit tweede informatieverzoek heeft eiser aangegeven werkzaam te zijn voor “ [naam bedrijf] ”, het verzoek getekend mijn zijn naam en hierbij vermeld p/a [adres] , [vestigingsplaats] .
7. Bij primair besluit 1 heeft verweerder besloten een deel van de in het eerste informatieverzoek verzochte documenten gedeeltelijk openbaar te maken en
openbaarmaking van een deel van de documenten geheel te weigeren. De gevraagde processen-verbaal, de registraties van de politie inclusief de aangifte en het rapport [naam B.V.] (zonder kasboeken/bankboeken en bijlagen bij het rapport) zijn aan eiser verstrekt waarbij bepaalde passages in deze documenten zijn weggelakt. In de documenten die gedeeltelijk openbaar zijn gemaakt is bij de weggelakte passages aan de kantlijn een letter geplaatst die correspondeert met de weigeringsgrond die volgens verweerder van toepassing is op het achterwege laten van openbaarmaking van de betreffende passage.
8. Bij het primaire besluit 2 heeft verweerder openbaarmaking van de documenten naar aanleiding van het tweede informatieverzoek geheel afgewezen. Volgens verweerder ziet het tweede informatieverzoek naar inhoud en strekking op alle stukken in het procesdossier van het eerste informatieverzoek. Bovendien wordt volgens verweerder met het tweede informatieverzoek de bezwaarfase van het eerste informatieverzoek doorkruist.
9. Bij bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren gericht tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk verklaard. Verweerder heeft zich op het standpunt gesteld dat eiser ten tijde van de initiële verzoeken heeft aangegeven op te treden in zijn hoedanigheid van journalist, werkzaam voor het dagblad [naam bedrijf] (hierna: [naam bedrijf] ). Verweerder gaat er daarom van uit en mocht daar ook van uitgaan, mede gelet op de wijze waarop eiser zich heeft opgesteld tijdens de voorbereidingsstappen in het primaire besluitvormingsproces, dat de informatieverzoeken zijn ingediend door en namens de [naam uitgever] als uitgever van [naam bedrijf] . De bezwaren tegen de primaire besluiten heeft eiser op persoonlijke titel ingediend. Nu verweerder niet is niet gebleken - ondanks dat eiser daartoe in de gelegenheid is gesteld - dat eiser namens de [naam uitgever] gemachtigd en dus bevoegd is om bezwaar te maken tegen de primaire besluiten heeft verweerder de bezwaren niet-ontvankelijk verklaard. Voor zover eiser wel kan worden ontvangen in zijn bezwaren stelt verweerder zich subsidiair op het standpunt dat de primaire besluiten gehandhaafd blijven en de motivering in deze besluiten als herhaald en ingelast dient te worden beschouwd. De bezwaren van eiser tegen de primaire besluiten zijn in dat geval ongegrond.
10. Eiser kan zich met het bestreden besluit niet verenigen. Hij heeft daarom voorliggend beroep ingesteld. De gronden van het beroep zal de rechtbank - voor zover thans nog van belang - hierna bespreken.
De beoordeling van het beroep
11. Voor de beoordeling van deze zaak gaat de rechtbank uit van het wettelijk kader zoals opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak. Deze bijlage maakt deel uit van de uitspraak.
Niet-ontvankelijkheid en motiveringsplicht
12. Allereerst is de rechtbank van oordeel dat verweerder ten onrechte de bezwaren van eiser gericht tegen de primaire besluiten niet-ontvankelijk heeft verklaard. Eiser heeft meermaals, al dan niet op verzoek van verweerder, aangegeven de informatieverzoeken en de bezwaren gericht tegen de primaire besluiten van verweerder op persoonlijke titel te hebben ingediend. Verweerder heeft dit ter zitting ook erkend. Dit betekent dat eiser ten onrechte niet is ontvangen in zijn bezwaren. Het primaire standpunt van verweerder houdt dan ook geen stand.
13. Subsidiair stelt verweerder zich op het standpunt - na volledige heroverweging en onder verwijzing naar de inhoud van de primaire besluiten en de daarin gegeven motivering die als herhaald en ingelast dienen te worden beschouwd - dat de bezwaren ongegrond zijn. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit niet inhoudelijk is ingegaan op de bezwaren van eiser gericht tegen beide primaire besluiten. Daarmee heeft verweerder naar het oordeel van de rechtbank in strijd gehandeld met de in artikel 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) neergelegde verplichting dat een beslissing op bezwaar moet berusten op een voor belanghebbenden kenbare en deugdelijke motivering. Ook dit heeft verweerder - desgevraagd - ter zitting erkend.
13. Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat het bestreden besluit evident in strijd is met het motiveringsbeginsel. Het beroep van eiser slaagt en het bestreden besluit kan niet in stand blijven. De rechtbank heeft het, met het oog op een finale geschillenbeslechting, opportuun geacht om verweerder in de gelegenheid te stellen om het geconstateerde gebrek te herstellen. Aangezien eiser ter zitting heeft aangegeven geen belang meer te hebben bij het door hem ingediende tweede informatieverzoek en het beroep tegen het bestreden besluit voor zover dat ziet op dit tweede verzoek niet langer te handhaven, is verweerder opgedragen inhoudelijk in te gaan op de bezwaren van eiser gericht tegen het eerste primaire besluit. Voor zover verweerder het standpunt handhaaft dat de bezwaren van eiser ongegrond zijn, dient verweerder de onderliggende motivering kenbaar en deugdelijk weer te geven in een nader besluit dan wel bij aanvullend verweerschrift, waarbij hij (al dan niet met een beroep op toepassing van artikel 8:29 van de Awb) de documenten die volgens hem vallen onder de reikwijdte van de informatieverzoeken verstrekt aan de rechtbank zodat zij hier kennis van kan nemen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek ter zitting geschorst.
8:29 Awb- stukken, aanvullend verweer en reactie eiser
14. Bij brief van 7 mei 2021 heeft verweerder de documenten die vallen onder de reikwijdte van de informatieverzoeken met een beroep op artikel 8:29 van de Awb (hierna : de 8:29 Awb-stukken) aan de rechtbank toegezonden.
Verweerder heeft de volgende documenten overgelegd:
1a. Proces-verbaal van aangifte van 25 oktober 2016
1b. E-mailcorrespondentie politie-OM
1c. Overzichts-/adviesdocument
1d. Mutatierapport
1e. Brief terugkoppeling aangever
2a. Rapport [naam B.V.] (inclusief verslag van het gesprek met de derde-partij d.d. 23 juni 2016 zonder overige bijlagen
2b. Overzicht In- uitgaven 2013 (5, 6, 7, 8, 9, 11, 12 en 13 oktober)
2c. Kas bankboek Kermis Echt Susteren 2014
2d. Overzicht inkomsten en uitgaven bank en kas per categorie Kermis Echt 2015
2e. Overzicht inkomsten en uitgaven bank en kas per categorie Kermis Echt 2015
2f. Kas/bankboek 2015 (concept)
3a. e-mailcorrespondentie 17 t/m 31 maart 2014, Onderwerp: Promotiegelden, Bijlagen: Financieel verslag 2014
3b. e-mail bericht 14 augustus 2015, Onderwerp: Financiële verantwoording Reclamecommissie Echter Kermis 2014
3c. e-mailcorrespondentie 14 en 17 augustus 2015, Onderwerp: Financiële verantwoording Reclamecommissie Echter Kermis 2014, Bijlagen: Financieel verslag 2014
3d. e-mailbericht 16 september 2015, Onderwerp: kermis echt, Bijlage: Kas Bankboek 2014
3e. e-mail correspondentie 11, 12 en 13 mei 2016, Onderwerp: toezending
3f. e-mailbericht 17 mei 2016, Onderwerp Overzicht reclamecommissie, Bijlage Kasbankboek 2015 17-5-2016
3g. e-mailbericht 25 mei 2016, Onderwerp: overzicht reclamecommissie
3h. e-mailbericht 30 mei 2016, Onderwerp: overzicht reclamecommissie, Bijlagen: Bevestiging [naam] + scan
4a. Besluit eervol ontslag gemeente Echt-Susteren (verzonden 4-11-2013)
4b. Akte van eervol ontslag gemeente Echt-Susteren
4c. Definitieve aanstelling en plaatsingsbesluit Servicecentrum MER
4d. Brief eervol ontslag Servicecentrum MER (verzonden 11 mei 2016) + ontslagbesluit
4e. Waarschuwing Servicecentrum MER (verzonden 10 juni 2016)
14. Bij aanvullend verweerschrift van 21 mei 2021 heeft verweerder zich - kort gezegd - op het standpunt gesteld dat de gevraagde informatie reeds gedeeltelijk openbaar is gemaakt en voor het overige dient te worden geweigerd. Daarbij heeft verweerder meerdere weigeringsgronden naast en afzonderlijk van elkaar van toepassing geacht.
15. Omdat eiser bij brief van 24 juni 2021 heeft aangegeven zich ook niet te kunnen verenigen met deze aanvullende motivering van verweerder zal de rechtbank hierna ingaan op de standpunten van partijen over en weer aan de hand van de door verweerder aan de rechtbank verstrekte 8:29 Awb-stukken.
16. De rechtbank heeft de beperkte kennisneming van de 8:29 Awb-stukken gerechtvaardigd gevonden, omdat het stukken zijn waarover de procedure gaat. Eiser heeft ter zitting toestemming gegeven om ook op grond van die stukken uitspraak te doen.
Documenten 1a tot en met 1e
17. De rechtbank stelt vast dat verweerder deze documenten gedeeltelijk heeft geopenbaard bij het primaire besluit van 13 juni 2018. Een aantal passages zijn in deze documenten weggelakt. Verweerder stelt zich - kort gezegd - op het standpunt dat op de weggelakte passages in de openbaargemaakte documenten de Wob niet van toepassing is, nu de daarin opgenomen gegevens onder de bijzondere en uitputtende regeling van de Wet politiegegevens (Wpg) vallen en voor zover deze gegevens niet als politiegeven kunnen worden aangemerkt deze terecht niet openbaar zijn gemaakt op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e (het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) en g (het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling), van de Wob.
17.1.Volgens vaste rechtspraak van de Afdelingbevat de Wpg een uitputtende regeling voor de verstrekking van politiegegevens als bedoeld in artikel 1, aanhef en onder a, van die wet. Voor zover gegevens als politiegegevens in de zin van die bepaling moeten worden aangemerkt, is er geen plaats voor toepassing van de Wob op een verzoek om verstrekking van die gegevens. Bij de beoordeling of gegevens als politiegegevens dienen te worden aangemerkt, is onder meer bepalend of die gegevens een geïdentificeerde of identificeerbare natuurlijke persoon betreffen. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, dient daarbij te worden beoordeeld of die gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor die persoon dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Bij deze beoordeling mogen alle middelen worden betrokken waarvan mag worden aangenomen dat zij redelijkerwijs door de verantwoordelijke dan wel enig ander persoon zijn in te zetten om die persoon te identificeren (Kamerstukken II 1997/98, 25 892, nr. 3, blz. 45-50).
17.2.De rechtbank is, na kennis te hebben genomen van de 8:29 Awb-stukken, van oordeel dat verweerder ten dele terecht de Wpg van toepassing heeft verklaard op de weggelakte passages in de documenten 1a tot en met 1e. De rechtbank overweegt dat een groot deel van de in deze documenten weggelakte vermelde gegevens alleen of in combinatie met andere gegevens zo kenmerkend zijn voor de betreffende persoon, dat deze daarmee kan worden geïdentificeerd. Het betreft daardoor gegevens die zijn verwerkt in het kader van de uitoefening van de politietaak, waardoor deze gegevens moeten worden aangemerkt als politiegegevens in de zin van artikel 1, aanhef en onder a, van de Wpg.
17.3.De documenten bevatten daarnaast enkele weggelakte passages die niet kunnen worden aangemerkt als politiegegevens. De rechtbank heeft geconstateerd dat het hier onder meer gaat over persoonsgegevens van ambtenaren. Wat betreft deze persoonsgegevens is de rechtbank van oordeel dat uit de documenten duidelijk blijkt dat het om persoonsgegevens van ambtenaren gaat die niet wegens hun functie in de openbaarheid treden. Dit betekent dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer zich in beginsel verzet tegen openbaarmaking van de persoonsgegevens van de ambtenaren. Dit is anders indien eiser aannemelijk maakt dat het belang van de openbaarheid hier zwaarder weegt.Door eiser is geen belang gesteld bij openbaarmaking van de persoonsgegevens van de betreffende ambtenaren. Dit betekent dat verweerder de openbaarmaking van de namen mocht weigeren.
17.4.Verder heeft de rechtbank geconstateerd dat verweerder een aantal passages heeft weggelakt die betrekking hebben op het handelen van de derde-partij of derden die tot de kring van de derde-partij behoren en op eenvoudige wijze te herleiden zijn tot betrokkene. Mede gelet op de gegeven motivering heeft verweerder het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de derde-partij zwaarder mogen laten wegen dan het belang van openbaarmaking.
17.5.Verweerder heeft dan ook mogen beslissen om de weggelakte passages niet openbaar te maken.
18. De rechtbank stelt vast dat de [naam B.V.] rapportage en het gespreksverslag met derde-partij dat onderdeel uitmaakt van deze rapportage bij voornoemd primair besluit van
13 juni 2018 eveneens gedeeltelijk is geopenbaard. Een aantal passages zijn in deze documenten weggelakt. Ten aanzien van die passages heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e (het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer) en g (het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling), van de Wob zich hiertegen verzet.
18.1.Na kennis te hebben genomen van de 8:29 Awb-stukken stelt de rechtbank ook hier vast dat het merendeel van de weggelakte passages bij naam genoemde ambtenaren en derden (daaronder ook begrepen de naam van de derde-partij) betreft. Wat betreft de persoonsgegevens van de betrokken ambtenaren is de rechtbank van oordeel onder verwijzing naar hetgeen ze hiervoor heeft overwogen dat verweerder deze gegevens niet openbaar heeft hoeven maken. Wat betreft de gegevens die zijn weggelakt en raken aan de persoonlijke levenssfeer van derde-partij is de rechtbank eveneens van oordeel - gelet op de door verweerder gegeven motivering bij het aanvullende verweerschrift - dat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de derde-partij in dit geval zwaarder dient te wegen dan het belang dat is gediend bij openbaarmaking van deze gegevens. Dat de naam en identiteit van de derde-partij bij het grote publiek bekend is betekent niet, wat daar ook van zij, dat het belang van deze partij bij anonimiteit is komen te vervallen.
18.2.De overige weggelakte passages uit de rapportage van [naam B.V.] en het gespreksverslag hebben betrekking op de privébetalingen van de derde-partij gedaan met de pinpas van de RCEK, het door de derde-partij geschatte totaal bedrag aan privébetalingen met deze pinpas en de reden waarom de derde-partij de financiële administratie van de RCEK niet kan verstrekken. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in redelijkheid op het standpunt heeft kunnen stellen dat openbaarmaking van deze gegevens kan leiden tot persoonlijke schade voor de derde-partij, waardoor deze partij onevenredig wordt benadeeld. Deze gegevens maakten onderdeel uit van een integriteitsonderzoek naar de derde-partij als penningmeester van de RCEK, hetgeen heeft geleid tot het doen van aangifte door de gemeente bij de politie. Het Openbaar Ministerie is uiteindelijk niet tot strafrechtelijke vervolging overgegaan, omdat - zo blijkt uit de stukken - er twijfels zijn gerezen over de aard en omvang van de gestelde verduistering en het feit dat de gemeente onvoldoende financieel toezicht heeft gehouden op de administratie van de RCEK. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat openbaarmaking van deze passages kan leiden tot “naming and shaming” en reputatieschade voor de derde-partij en daardoor een onevenredig nadeel oplevert voor de derde-partij. Verder is de rechtbank - na lezing van de weggelakte passages - van oordeel dat verweerder voldoende heeft gemotiveerd dat openbaarmaking van deze gegevens niet opweegt tegen het belang van onevenredige benadeling van de derde-partij.
19. De rechtbank stelt vast dat het hier financiële overzichten betreft. Verweerder heeft openbaarmaking van deze documenten integraal geweigerd. In het aanvullende verweerschrift heeft verweerder zich op het standpunt gesteld dat openbaarmaking achterwege moet blijven omdat het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het belang van onevenredige benadeling van met name de derde-partij zich verzet tegen meer openbaarmaking dan reeds heeft plaatsgevonden.
19.1.De rechtbank stelt voorop dat volgens vaste rechtspraak van de Afdelingeen bestuursorgaan in beginsel per document of onderdeel van een document moet motiveren op welke grond openbaarmaking achterwege wordt gelaten. Een bestuursorgaan kan daar alleen van afzien als dat zou leiden tot herhalingen die geen redelijk doel dienen. De rechtbank stelt vast dat verweerder niet heeft voldaan aan deze motiveringseis. Dit had verweerder wel moeten doen. De rechtbank is namelijk van oordeel dat verweerder openbaarmaking van deze documenten niet integraal heeft mogen weigeren. Anders dan verweerder is de rechtbank niet zonder meer gebleken - zonder een nadere op deze documenten toegespitste motivering, die dus ontbreekt - dat voor al deze documenten in zijn geheel geldt dat sprake is van een belang zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en/of g, van de Wob en evenmin is gebleken dat bij gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten geen zinnige informatie of onleesbare tekst overblijft. De gegeven motivering is te algemeen en vormt dus geen deugdelijke motivering voor het bestreden besluit. Document 2d en 2e betreffen overzichten van 20 september 2015 (overigens met een verschillend eindbedrag aan uitgaven) waarin een bedrag aan ontvangen sponsorgelden is opgenomen, zonder nadere specificering, en een overzicht van de kosten van de activiteiten die hebben plaatsgevonden. De rechtbank is van oordeel dat de gegevens opgenomen in deze overzichten en de bedragen die daarbij staan vermeld niet te herleiden zijn tot de derde-partij. Ditzelfde geldt voor het door verweerder overgelegde document 2b met de titel “in- en uitgaven over 2013”. In dit document worden, zo begrijpt de rechtbank, met name de uitgaven weergegeven/kosten die zijn gemaakt van 5 oktober tot en met 13 oktober. Op de laatste pagina van dit financiële overzicht is het totaal bedrag aan uitgaven en inkomsten (bestaande uit de bijdrage van gemeente en opbrengsten van sponsoren zonder verdere specificering) weergegeven. Verweerder heeft nagelaten te motiveren wie -anders dan derde-partij - door het verstrekken van deze gegevens onevenredig wordt benadeeld. In ieder geval zijn de gegevens opgenomen in deze overzichten en de bedragen die daarbij staan vermeld niet te herleiden tot de derde-partij. Document 2f is een kas/bank overzicht van gestorte bedragen (met name sponsorgelden van de bij de RCEK betrokken partijen) en opgenomen bedragen, met een daarbij behorende omschrijving. Ook ten aanzien van dit document vindt de rechtbank de gegeven motivering van verweerder onvoldoende omdat daaruit niet blijkt dat het nodig is om openbaarmaking van het gehele document te weigeren ter voorkoming van persoonlijke schade en/of genoemd onevenredig nadeel. Voor zover uit dit overzicht van privébetalingen door derde-partij met de pinpas van de bankrekening van de RCEK blijkt staat voor verweerder de mogelijkheid open om de betreffende passage(s) weg te lakken en indien nodig het totaalbedrag aan uitgaven. Het bestreden besluit is daarom in strijd met artikel 7:12 van de Awb genomen.
20. Na kennis te hebben genomen van deze documenten stelt de rechtbank vast dat het hier voornamelijk e-mails betreffen tussen de bij het onderzoek betrokken ambtenaren onderling en tussen betrokken ambtenaren en de derde-partij. In deze berichten wordt onder meer tussen betrokken ambtenaren onderling overleg gevoerd over het handelen en functioneren van de derde-partij in zijn rol en hoedanigheid als penningmeester van de RCEK en over de wijze waarop de financiële controle van de door de gemeente (en derden) verstrekte bijdragen ter promotie en sponsoring van Echter Kermis in de toekomst het beste kan worden vormgegeven. Bij deze e-mails zijn financiële overzichten gevoegd.
20.1.Onder verwijzing naar hetgeen hiervoor is overwogen onder rechtsoverweging 19.1 is de rechtbank ook ten aanzien van deze documenten niet gebleken, zonder een nadere op deze documenten toegespitste motivering, dat voor al deze documenten in zijn geheel geldt dat sprake is van een belang zoals bedoeld in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e en/of g, van de Wob en evenmin is gebleken dat bij gedeeltelijke openbaarmaking van de documenten geen zinnige informatie of onleesbare tekst overblijft. Verweerder had openbaarmaking van deze documenten derhalve niet integraal mogen weigeren. Het bestreden besluit is daarom ook in zoverre in strijd met artikel 7:12 van de Awb genomen.
21. Het betreft een brief van 4 november 2013 eervol ontslag derde-partij vanwege een reorganisatie gemeente Echt-Susteren met bijlage, een akte van eervol ontslag van 29 oktober 2013, de aanstellingsbrief van 4 november 2013 van derde-partij bij de Gemeenschappelijke Regeling Servicecentrum MER gemeenten en een brief van 11 mei 2016 eervol ontslag derde-partij ivm AOW. Verweerder heeft openbaarmaking van deze documenten integraal geweigerd en zich ook ten aanzien van deze documenten in algemene zin op het standpunt gesteld dat deze stukken niet openbaar worden gemaakt ter eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van derde-partij en/of onevenredige benadeling.
21.1.De rechtbank overweegt dat voornoemde documenten verband houden met het beroepsmatige leven van de derde-partij en dat haar niet is gebleken dat deze stukken inzicht geven in het persoonlijk functioneren van de derde-partij. Het zijn stukken met een rechtspositioneel karakter en de stukken bevatten persoonsgegevens van de derde-partij. Het Wob-verzoek van eiser strekt tot het openbaar maken van alle correspondentie tussen verweerders gemeente en de derde-partij over de periode 1 januari 2014 tot en met 1 januari 2018 over zijn functioneren en integriteit. De rechtbank stelt dan ook vast dat deze documenten niet onder het bereik van het Wob-verzoek vallen en laat deze documenten daarom buiten de beoordeling.
22. Verweerder heeft eveneens geweigerd om de waarschuwingsbrief aan de derde-partij openbaar te maken. Na kennis te hebben genomen van de inhoud van de waarschuwingsbrief is de rechtbank van oordeel dat verweerder openbaarmaking van deze waarschuwingsbrief mocht weigeren op de grond in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder e, van de Wob. De inhoud van de waarschuwingsbrief raakt de persoonlijke levenssfeer van de derde-partij en het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van de derde-partij weegt, gelet op de inhoud van deze brief, zwaarder dan het belang van openbaarmaking.
23. Het beroep van eiser is gegrond, het bestreden besluit wordt vernietigd. De rechtbank zal verweerder opdragen binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiser te nemen met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen. Voor zover het besluit betrekking heeft op de documenten 1a tot en met 1e, 2a en 4a tot en met 4e laat de rechtbank de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand, gelet op wat de rechtbank in rechtsoverwegingen 17 tot en met 18.2 en 21 tot en met 22 heeft overwogen.
Griffierecht en proceskosten
18. Omdat het beroep tegen het bestreden besluit gegrond is, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht vergoedt.
19. De rechtbank ziet geen aanleiding voor een proceskostenvergoeding, omdat niet is gebleken van proceskosten die voor vergoeding in aanmerking zouden moeten komen.