ECLI:NL:RBLIM:2022:2171

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 maart 2022
Publicatiedatum
21 maart 2022
Zaaknummer
9702603 CV EXPL 22-978
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming woonruimte wegens ernstige overlast door huurder

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 21 maart 2022 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woonpunt en een huurder, aangeduid als [gedaagde]. Woonpunt vorderde de ontruiming van de woning van [gedaagde] wegens ernstige overlast die hij veroorzaakte aan omwonenden. De huurovereenkomst was op 1 februari 2017 ingegaan en de algemene huurvoorwaarden stelden dat de huurder geen overlast mocht veroorzaken. Woonpunt ontving vanaf 2017 herhaaldelijk klachten over geluidsoverlast, stankoverlast en bedreigend gedrag van [gedaagde] en zijn partner. Ondanks meerdere waarschuwingen en een gedragsaanwijzing, bleef de overlast aanhouden, wat leidde tot de vordering tot ontruiming.

De kantonrechter oordeelde dat Woonpunt voldoende spoedeisend belang had bij de ontruiming, gezien de ernst en frequentie van de overlast. De rechter concludeerde dat [gedaagde] tekortschiet in zijn verplichtingen als huurder en dat de overlast onherstelbaar was. De rechter wees de vordering tot ontruiming toe, met een termijn van veertien dagen voor [gedaagde] om de woning te verlaten. Tevens werd [gedaagde] veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Woonpunt. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad, wat betekent dat Woonpunt direct kan overgaan tot ontruiming indien [gedaagde] niet aan de veroordeling voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 9702603 CV EXPL 22-978
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 21 maart 2022
in de zaak van
de stichting
STICHTING WOONPUNT,
gevestigd te Maastricht,
eisende partij,
gemachtigde mr. M.H. Andreae,
tegen
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederend in persoon.
Partijen zullen hierna Woonpunt en [gedaagde] worden genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding met producties 1 tot en met 9,
  • de brief van 8 maart 2022 van Woonpunt met producties 10 en 11,
  • de mondelinge behandeling van 10 maart 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] heeft met Woonpunt met ingang van 1 februari 2017 een schriftelijke huurovereenkomst gesloten op grond waarvan hij de woning aan het [adres] te [woonplaats] (hierna: het gehuurde) huurt. Het gehuurde betreft een woning in een appartementencomplex.
2.2.
Op de huurovereenkomst zijn de ‘Algemene Huurvoorwaarden huurovereenkomst zelfstandige woonruimte’ van toepassing. In artikel 7.6. van deze algemene bepalingen staat, geciteerd voor zover relevant:
“Huurder dient ervoor zorg te dragen dat aan omwonenden geen overlast of hinder wordt veroorzaakt door huurder, huisgenoten, huisdieren of door derden die zich vanwege huurder in en rondom het gehuurde of in de gemeenschappelijke ruimten bevinden. Onder overlast wordt in ieder geval verstaan het veroorzaken van geluidshinder, stankoverlast en vervuiling, overlast als gevolg van drugsgebruik of drugshandel, alcoholgebruik, (thuis)dieren die overlast veroorzaken en gedragingen die het gevoel van onveiligheid van omwonenden vergroten.”
2.3.
Vanaf 2017 heeft Woonpunt van omwonenden meldingen ontvangen van overlast, veroorzaakt door [gedaagde] . De klachten zien met name op geluidsoverlast van [gedaagde] (en ook van de partner van [gedaagde] , [naam partner] ). In 2018 heeft Woonpunt een huisbezoek afgelegd bij [gedaagde] om de situatie met betrekking tot de overlast te bespreken.
2.4.
Vanaf 2021, en vooral vanaf het moment dat [naam partner] haar eigen woning diende te ontruimen - in verband met overlast en een kort geding ontruimingsvonnis van 25 oktober 2021 van deze rechtbank en zittingsplaats (ECLI:NL:RBLIM:2021:8055) -, in het najaar van 2021, is de ernst en de frequentie van de overlast toegenomen. Ook [gedaagde] was betrokken bij de overlast die [naam partner] veroorzaakte op haar woonadres. Woonpunt heeft uitdrukkelijk met [gedaagde] afgesproken dat [naam partner] niet in de woning van [gedaagde] mag inwonen.
2.5.
Over het jaar 2021 heeft Woonpunt van zo’n acht omwonenden veelvuldig klachten ontvangen over het gedrag en het lawaai van [gedaagde] en [naam partner] . De meldingen gaan over dronkenschap van [gedaagde] en/of [naam partner] . Een keer zijn er bierflessen vanaf het balkon naar beneden gegooid. Naast het lawaai (harde muziek) en het geschreeuw dat [gedaagde] door het alcoholgebruik veroorzaakt, is er meer en meer sprake van bedreigend en intimiderend gedrag jegens omwonenden. Regelmatig schreeuwt [gedaagde] ook door het trappenhuis, daarmee zich bedienend van agressief gedrag en gevloek. In de ochtend ervaren omwonenden veel lawaai van stampen, schreeuwen en/of met deuren slaan en gedurende de dag ontstaat er meer en meer ruzie tussen [gedaagde] en [naam partner] en vervolgens wordt er tot laat in de avond en (veelal tot diep) in de nacht keiharde (hardcore) muziek afgespeeld. Omwonenden geven ook aan dat het geruzie en geschreeuw tussen [gedaagde] en [naam partner] gepaard lijkt te gaan met huiselijk geweld en/of mishandeling en voorts dat zij bang zijn.
2.6.
Woonpunt heeft [gedaagde] diverse malen aangeschreven in verband met de overlast en hem uitdrukkelijk gesommeerd daar een einde aan te maken. Woonpunt heeft [gedaagde] daarbij ook meermaals uitgenodigd voor een gesprek. [gedaagde] heeft die afspraken afgezegd.
2.7.
De politie is vaak ter plaatse geweest, waarbij het regelmatig is voorgekomen dat [gedaagde] en/of [naam partner] is meegenomen of dat er proces-verbaal tegen hen is opgemaakt.
2.8.
Woonpunt en [gedaagde] zijn op 28 december 2021 een schriftelijke gedragsaanwijzing overeengekomen waarin onder meer is opgenomen dat [gedaagde] de overlast per direct beëindigt en beëindigd houdt.
2.9.
In de nacht van 3 op 4 januari 2022 is de politie drie keer ter plaatse moeten komen. In een e-mail van 4 januari 2022 geeft de betrokken politiefunctionaris Van der Burg hierover aan, geciteerd en voor zover hier van belang:
“Afgelopen nacht is het behoorlijk geëscaleerd in en voor de woning (…). De inkt van de gedragsaanwijzing is nog niet opgedroogd en de overeenkomst is alweer geschonden. De politie moet echt alle zeilen bijzetten om dit nog naar de buurtbewoners verkocht te krijgen.
(…) Ter plaatse treffen ze [naam partner] buiten de woning aan en [gedaagde] in zijn woning. Het interieur is vrijwel allemaal vernield.
Kort na melding 1 krijgt de politie melding 2 dat er flink geschreeuwd wordt in de woning. Nadat de politie 10 minuten lang geschreeuw in de woning had aangehoord heeft men [gedaagde] en [naam partner] proces-verbaal ter zake nachtrumoer aangezegd. Beide personen verkeren onder invloed van alcohol.”
2.10.
Bij brief van 4 januari 2022 heeft Woonpunt [gedaagde] conform de gedragsaanwijzing in gebreke gesteld om binnen twee weken alsnog de overlast te stoppen en gestopt te houden. Bij brief van 20 januari 2022 is de ontruimingsprocedure aangekondigd.
2.11.
Ook na die brieven blijft Woonpunt meldingen van overlast ontvangen. Op
4 februari 2022 stond de muziek zo luid dat opnieuw de politie is gebeld. Daags erna beklagen de buren zich opnieuw over harde muziek.

3.Het geschil

3.1.
Woonpunt vordert dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
a. [gedaagde] veroordeelt om binnen zeven dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
b. althans een beslissing te nemen die de kantonrechter in goede justitie meent te behoren,
c. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van deze procedure, de nakosten daaronder begrepen.
3.2.
Woonpunt legt aan haar vordering ten grondslag dat [gedaagde] zich niet als goed huurder heeft gedragen (art. 7:213 BW en art. 7.6. van de algemene huurvoorwaarden) en dat de tekortkoming van voldoende gewicht is om ontbinding van de overeenkomst te rechtvaardigen, en vooruitlopend daarop de ontruiming te bewerkstelligen.
3.3.
[gedaagde] erkent dat sprake is van de overlast en betwist de vordering ook anderszins niet. Hij wil alleen uitstel om een andere woning te kunnen vinden.
3.4.
Op de standpunten van partijen wordt, voor zover relevant, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De vraag of Woonpunt in kort geding voldoende spoedeisend belang heeft bij de gevraagde voorziening dient beantwoord te worden aan de hand van afweging van de belangen van partijen, beoordeeld naar de toestand ten tijde van de uitspraak. Voor wat betreft deze belangenafweging staat voorop dat een bij onmiddellijke voorziening bevolen ontruiming een ingrijpende maatregel is, die diep ingrijpt in het woonrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Om die reden moet telkens van geval tot geval en met inachtneming van alle betrokken belangen beoordeeld worden of er voldoende (zwaarwegende) bijzondere omstandigheden zijn, die de toepassing van een dergelijke - in de praktijk vaak definitieve - maatregel rechtvaardigen.
4.2.
Gelet op de stelling van Woonpunt dat [gedaagde] ernstige en structurele overlast veroorzaakt aan omwonenden, heeft Woonpunt een spoedeisend belang bij de door haar gevorderde ontruiming, zodat zij ontvankelijk is in haar vordering. Dit is ook niet betwist.
4.3.
Op grond van het bepaalde in art. 7:213 Burgerlijk Wetboek (BW) is een huurder verplicht zich ten aanzien van gebruik van het gehuurde als een goed huurder te gedragen. Dit houdt onder meer in dat de huurder zich moet onthouden van gedragingen die overlast veroorzaken. In de algemene voorwaarden bij de huurovereenkomst tussen partijen is tevens bepaald dat de huurder ervoor dient te zorgen dat geen overlast wordt veroorzaakt.
4.4.
Naar het voorlopig oordeel van de kantonrechter is op basis van de door Woonpunt in het geding gebrachte stukken en het verhandelde ter zitting in voldoende mate komen vast te staan dat [gedaagde] structureel ernstige overlast veroorzaakt. Er is met name sprake van lawaaioverlast, ook in de nachtelijke uren, die samenhangt met alcoholgebruik. Omwonenden geven aan zich onveilig te voelen. Dat [gedaagde] zich niet kan vinden in enkele specifieke meldingen uit 2017 (over zijn hond en het slaan met deuren) doet hieraan niet af. [gedaagde] erkent dat hij al sedert 2017 overlast veroorzaakt en dat de overlast beangstigend is voor omwonenden, terwijl de aard, ernst en frequentie van de overlast zoals die zich na 2017 tot op heden voordoet onweersproken zijn gebleven. De overlast is dusdanig ernstig dat hij daardoor tekortschiet in de nakoming van zijn verplichtingen uit de huurovereenkomst.
4.5.
Voor zover [gedaagde] nog bedoeld heeft te stellen dat de overlast de laatste tijd uitsluitend door [naam partner] wordt veroorzaakt (omdat hij met alcohol is aan het minderen en in therapie is), wordt overwogen dat [gedaagde] desondanks [naam partner] toegang is blijven geven tot het gehuurde. De gevolgen hiervan komen voor zijn rekening en risico. [gedaagde] heeft bovendien ter zitting verklaard dat [naam partner] nu nog steeds tot ’s avonds laat bij hem op bezoek komt, waardoor het ook niet in de verwachting ligt dat er op korte termijn een einde zal komen aan de overlast. [gedaagde] is kennelijk niet in staat of bereid om [naam partner] de toegang geheel te ontzeggen. De gevolgen hiervan komen voor zijn rekening en risico. [gedaagde] heeft al langere tijd hulpverlening, maar er wordt geen (structureel) resultaat geboekt. Woonpunt heeft [gedaagde] meermaals gewaarschuwd en kansen geboden om de situatie te verbeteren. Ondanks meerdere schriftelijke waarschuwingen, een gedragsaanwijzing en een ingebrekestelling is de overlast niet opgehouden. Voorts heeft Woonpunt onderbouwd en ter zitting onweersproken gesteld dat recent weer diverse klachten van omwonenden zijn ontvangen. De overlast levert een onherstelbare tekortkoming op.
4.6.
Afweging van het belang van [gedaagde] bij behoud van het gehuurde tegen het belang van Woonpunt bij de gevraagde ontruiming, leidt niet tot het oordeel dat de ontruiming achterwege dient te blijven. Er is sprake van een onhoudbare situatie. Woonpunt is gehouden om bij te dragen aan de leefbaarheid van de woonomgeving en moet instaan voor een rustig woongenot voor de omwonenden. Het belang van Woonpunt en de omwonenden om op korte termijn gevrijwaard te worden van overlast, weegt zwaarder dan het belang van [gedaagde] om juist deze woning te behouden. [gedaagde] heeft niets aangevoerd waarom zijn belang bij behoud van de woning zwaarder zou moeten wegen.
4.7.
Op basis van de ernst van de overlast en het bestendige patroon daarvan kan met grote mate van waarschijnlijkheid worden aangenomen dat de bodemrechter de huurovereenkomst zal ontbinden. De vordering tot ontruiming van het gehuurde zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de ontruimingstermijn op een redelijke (en in dit soort zaken gebruikelijke) termijn van veertien dagen na betekening van dit vonnis zal worden bepaald. [gedaagde] heeft niets aangevoerd waarom een nog langere termijn zou zijn geïndiceerd.
4.8.
[gedaagde] wordt als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld tot betaling van de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van Woonpunt worden tot de uitspraak van dit vonnis begroot op:
- exploot van dagvaarding € 127,42
- griffierecht € 128,00
- salaris gemachtigde € 747,00
Totaal € 1.002,42
4.9.
De door Woonpunt gevorderde vergoeding van de nakosten zal op de hierna in het dictum weergegeven wijze toegewezen worden.

5.De beslissing

De kantonrechter in kort geding
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde te ontruimen en te verlaten met al degenen die zich daar vanwege [gedaagde] bevinden en al hetgeen zich daarin vanwege [gedaagde] bevindt, alsmede het gehuurde, onder afgifte van alle sleutels van het gehuurde, geheel ter vrije beschikking van Woonpunt te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de kosten van deze procedure, aan de zijde van Woonpunt tot op heden begroot op € 1.002,42,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] , onder de voorwaarde dat hij niet binnen twee weken na aanschrijving door Woonpunt volledig aan de veroordelingen onder 5.1. en 5.2. voldoet, in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 124,- aan salaris gemachtigde,
- te vermeerderen, indien vervolgens betekening van dit vonnis plaatsvindt, met de kosten van het betekeningsexploot,
5.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken.
NIv