Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
13 april 2022van de rechtbank Limburg naar aanleiding van het door de officier van justitie ingediende verzoek tot het verlenen van een zorgmachtiging als bedoeld in artikel 6:4 van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz),
verblijvende te [naam instantie] , [adres] ,
1.Procesverloop
- de medische verklaring d.d. 25 maart 2022;
- de medische verklaring d.d. 3 december 2021;
- het zorgplan d.d. 1 december 2021;
- de bevindingen van de geneesheer-directeur [naam geneesheer-directeur 1] ,
- de bevindingen van de geneesheer-directeur [naam geneesheer-directeur 2] ;
- een gezamenlijke reactie van het Zorg- en Veiligheidshuis Westelijke Mijnstreek, namens de ketenpartners d.d. 31 maart 2022;
- brief van de politie betreffende zorgen over betrokkene;
- het uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 februari 2022;
- het informatierapport Wvggz met politiegegevens;
- de gegevens over eerder afgegeven machtigingen ingevolge de Wet Bopz en de Wvggz;
- een afschrift van de beslissing van de rechtbank Limburg betreffende een zorgmachtiging op grond van artikel 2:3, eerste lid, van de Wet forensische zorg (Wfz) d.d. 23 december 2021.
13 april 2022.
- mr. H.C. Ingelse, advocaat van betrokkene;
- mr. S. van Liempd, officier van justitie;
Ter zitting is gebleken dat betrokkene de brief door haar persoonlijk begeleider is overhandigd en door de persoonlijk begeleider op de hoogte is gebracht van het tijdstip van de zitting en daarbij is gewezen op het belang van het zich doen horen. Daarmee staat vast dat betrokkene op de hoogte is van de zitting. Het is dus de keuze van betrokkene om niet gehoord te worden. Betrokkene is bekend als een zorgmijder. Het past in het gedragspatroon van betrokkene. Ook voor de advocaat was betrokkene niet bereikbaar ondanks de nodige pogingen.
De rechtbank concludeert derhalve dat betrokkene niet bereid is zich te doen horen.
2.Beoordeling
Het enkele gegeven dat betrokkene niet meewerkt aan het gesprek met en het onderzoek door een psychiater waardoor deze geen medische verklaring kan afgeven waarin een diagnose wordt gesteld, kan niet de conclusie dragen dat daardoor nader onderzoek in een gedwongen kader nodig is. Dit geldt te meer nu betrokkene reeds eerder is geobserveerd en daaruit volgde dat geen geestelijke stoornis kon worden vastgesteld. Betrokkene staat bovendien open voor vrijwillige behandeling en hulp ten aanzien van de problemen die zij ervaart rondom schulden, huisvesting, relaties en Jeugdzorg. Een gedwongen opname met gedwongen toediening van medicatie lost voornoemde problemen niet op.
Nog meer subsidiair wordt verzocht een zorgmachtiging te verlenen voor de duur die nodig is voor diagnostisch onderzoek, met een maximum van een maand.
betrokkene in december 2021 heeft onderzocht in het kader van het verzoek om een machtiging op grond van de Wfz. Er is toen ook een diagnose gesteld. Ook het Pieter Baan Centrum heeft een diagnose gesteld. Het is weliswaar een voorlopige diagnose, maar deze is wel concreet. Betrokkene heeft zich voor een nieuwe medische verklaring ten behoeve van het onderhavig onderzoek niet willen laten onderzoeken door een psychiater. De zorgmachtiging is nodig om de voorlopige diagnose nader te onderzoeken. De zorgen zijn nog actueel en blijven alleen maar toenemen. Dit blijkt ook uit de brief van de ketenpartners en de brief van de wijkagent. Ook heeft betrokkene al twee jaar geen contact met haar vijfjarig kind. Alleen de agressie is wat op de achtergrond. Het ernstig nadeel blijkt voldoende uit de stukken. Er zijn meer zorgen dan de advocaat schetst. Betrokkene wil geen hulp voor haar psychische stoornis. Zij verzet zich tegen de noodzakelijke zorg. Ze heeft GGZ-hulp nodig. Gezien het feit dat Mondriaan GGZ ruime wachttijden kent voor een opname in combinatie met het verrichten van diagnostiek, in tegenstelling tot Vincent van Gogh GGZ, is (in onderlinge samenspraak met en tussen Mondriaan en Vincent van Gogh) besloten dat Vincent van Gogh de zorgmachtiging als zorgaanbieder ten uitvoer zal leggen op beveiligingsniveau 1. Indien het verzoek wordt toegewezen kan betrokkene vandaag al terecht. De officier van justitie verzoekt primair een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van zes maanden. Subsidiair verzoekt de officier van justitie een zorgmachtiging te verlenen voor de duur van drie maanden.
Op 23 december 2021 heeft de meervoudige strafkamer van deze rechtbank een verzoek om een zorgmachtiging op grond van artikel 2.3 van Wfz afgewezen. Het huidige verzoek is gedaan in het kader van de Wvggz. Hoewel de criteria voor het verlenen van een zorgmachtiging op grond van de Wfz dezelfde zijn als die van de Wvggz (ingevolge artikel 2:3 Wfz juncto artikel 3:3 Wvggz) is het kader van de Wfz een andere, te weten de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde. Het kader van de Wvggz en de doelen (artikel 3:4 van de Wvggz) zijn anders en breder. Derhalve ziet de rechtbank in de eerdere beslissing van de meervoudige strafkamer geen belemmering om de officier van justitie thans in haar verzoek te ontvangen. Dat de meervoudige kamer zich in het kader van de Wfz heeft uitgelaten over de vraag of er sprake is van een psychische stoornis, leidt niet tot een andere conclusie. Het verweer van de raadsman wordt verworpen en het verzoek is ontvankelijk.
De psychiater heeft wel driemaal gepoogd om betrokkene te onderzoeken. De eerste keer op 14 maart 2022 op de locatie van Mondriaan, waarbij betrokkene op haar verzoek per e-mail is uitgenodigd voor een afspraak. Betrokkene is niet verschenen op de betreffende afspraak en heeft zich hiervoor niet afgemeld. Vervolgens op 21 maart 2022 op de locatie van [naam instantie] (onaangekondigd bij afspraak met een medewerker van [naam instantie] ). Betrokkene heeft zich diezelfde dag afgemeld voor de betreffende afspraak. Als laatste op 24 maart 2022 op de locatie van [naam instantie] (weer onaangekondigd bij afspraak met een medewerker van [naam instantie] ) Betrokken is verschenen maar wil de psychiater niet spreken en vertrekt voordat er een inschatting kan plaatsvinden.
Het feit dat er geen recente medische verklaring is, dient naar het oordeel van de rechtbank voor rekening en risico van betrokkene te komen en staat onder omstandigheden het verlenen van een zorgmachtiging niet in de weg.
De rechtbank verwijst in dit verband naar het arrest van de Hoge Raad van
25 september 2029, rov. 3.1.3 en 3.1.4 (ECLI:NL:HR:2020:1509).
3 december 2021 – die oorspronkelijk diende als onderbouwing voor het verzoek om een zorgmachtiging op basis van de Wfz – kan dienen ter onderbouwing van het geestvermogen van betrokkene en of deze nog voldoende actueel kan worden geacht. De rechtbank stelt vast dat de medische verklaring van 3 december 2021 deels is gebaseerd op dossieronderzoek betreffende betrokkene. Daarbij gaat het, onder meer, over informatie over de beperkte detentiegeschiktheid van betrokkene en plaatsing in een Extra Zorgvoorziening binnen detentie; informatie over uitstel van een strafzitting vanwege de psychische toestand van betrokkene; Pro Justitia informatie (weigerrapportage); bevindingen van de reclassering waaruit blijkt dat een gesprek met betrokkene amper mogelijk is in verband met onsamenhangende gedachtes, bizarre inhoud en achterdocht; informatie van de huisarts en van de toenmalig behandelend psychiater en; informatie van het Pieter Baancentrum (waar betrokkene is geobserveerd). Daarnaast heeft de psychiater betrokken ook zelf onderzocht (anamnestische informatie van betrokkene en psychiatrisch onderzoek).
De psychiater komt tot de conclusie dat er bij betrokkene sprake is van een psychische stoornis. Hij stelt de (voorlopige) diagnose als hierna genoemd onder 3.5.
De rechtbank is van oordeel dat deze medische verklaring daarmee voldoet aan het bepaalde in artikel 5:9, eerste lid, onder a van de Wvggz, dat vereist dat de psychiater in de medische verklaring, voor zover hier relevant, zijn bevindingen vermeldt inzake een diagnose of voorlopige diagnose van betrokkene.
De rechtbank concludeert op basis van de medische verklaring van 3 december 2021 dat blijkt van een psychische stoornis bij betrokkene.
Het verweer van de raadsman wordt verworpen.
Het verweer van de raadsman dat er geen ernstig nadeel is, treft geen doel.
De rechtbank overweegt dat al langere tijd wordt geprobeerd betrokkene ambulant te onderzoeken teneinde haar de benodigde zorg te kunnen bieden. Betrokkene verzet zich al langer hiertegen en onttrekt zich al langer aan zorg en staat bekend als zorgmijder. Dat maakt dat alleen nader diagnostisch onderzoek in een gedwongen kader kans van slagen zal hebben en kan bewerkstelligen dat betrokkene vervolgens adequate behandeling en/of hulp gaat krijgen en wellicht hulp gaat accepteren. Dat betrokkene in het vrijwillig kader zal meewerken, is niet aannemelijk geworden, zodat ook dit verweer van de raadsman wordt verworpen.
- ernstig lichamelijk letsel;
- maatschappelijke teloorgang;
- ernstig verstoorde ontwikkeling;
- bedreiging van de veiligheid van betrokkene al dan niet doordat hij onder invloed van een ander raakt;
- de situatie dat betrokkene met hinderlijk gedrag agressie van anderen oproept;
,zoals bedoeld in artikel 3:4 Wvggz.
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het opnemen in een accommodatie.
Er is nu een plek voor betrokkene bij Vincent van Gogh GGZ, wat maakt dat het proportioneel is om de zorgmachtiging voor maximaal drie maanden toe te wijzen. Het meer gevorderde zal worden afgewezen.
3.Beslissing
- het toedienen van medicatie, alsmede het verrichten van medische controles of andere medische handelingen en therapeutische maatregelen, ter behandeling van een psychische stoornis, dan wel vanwege die stoornis, ter behandeling van een somatische aandoening;
- het beperken van de bewegingsvrijheid;
- het onderzoek aan kleding of lichaam;
- onderzoek van de woon- of verblijfsruimte op gedrag-beïnvloedende middelen en gevaarlijke voorwerpen;
- het controleren op de aanwezigheid van gedrag-beïnvloedende middelen;
- het opnemen in een accommodatie;