ECLI:NL:RBLIM:2022:4239

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 juni 2022
Publicatiedatum
1 juni 2022
Zaaknummer
03/220643-20
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verduistering en witwassen door financieel adviseur in dienstbetrekking

Op 1 juni 2022 heeft de Rechtbank Limburg in Roermond uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig heeft gemaakt aan verduistering en witwassen. De verdachte, geboren in 1984 en werkzaam als financieel adviseur buitendienst, werd beschuldigd van het verduisteren van een bedrag van 26.696,36 euro in dienstbetrekking en het witwassen van 4.710 euro. De zaak werd inhoudelijk behandeld op 18 mei 2022, waarbij de verdachte en zijn raadsvrouw aanwezig waren. De officier van justitie eiste bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.

De rechtbank oordeelde dat de verdachte in zijn functie als financieel adviseur een bedrag van 3.948,21 euro had verduisterd, dat hij had gebruikt voor persoonlijke uitgaven, waaronder vakanties en de aankoop van sieraden. De rechtbank achtte het medeplegen van verduistering niet bewezen, maar wel de verduistering van het bedrag van 903 euro dat samen met een medeverdachte was uitgegeven bij Holland Casino. Wat betreft het witwassen oordeelde de rechtbank dat de verdachte een bedrag van 3.155,05 euro had verworven, maar dat er geen bewijs was voor nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte.

De rechtbank legde de verdachte een taakstraf op van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis, en verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering tot schadevergoeding, omdat deze onvoldoende was onderbouwd. De rechtbank overwoog dat de verdachte misbruik had gemaakt van het vertrouwen van zijn werkgever, die met een burn-out thuis zat, en dat dit ernstige vermogensfeiten betrof. De rechtbank hield rekening met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure, wat ten voordele van de verdachte werd verdisconteerd.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Strafrecht
Parketnummer : 03/220643-20
Tegenspraak
Vonnis van de meervoudige kamer d.d. 01 juni 2022
in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
wonende te [adresgegevens verdachte]
De verdachte wordt bijgestaan door mr. K.J.F. Roelofs, advocaat kantoorhoudende te Tilburg.

1.Onderzoek van de zaak

De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 18 mei 2022. De verdachte en zijn raadsvrouw zijn verschenen. De officier van justitie en de verdediging hebben hun standpunten kenbaar gemaakt.

2.De tenlastelegging

De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat de verdachte:
feit 1:samen met een ander een geldbedrag van 26.696,36 euro in dienstbetrekking heeft verduisterd dan wel dat hij daarbij opzettelijk behulpzaam is geweest;
feit 2:zich samen met een ander schuldig heeft gemaakt aan witwassen van een geldbedrag van 4.710 euro;

3.De beoordeling van het bewijs

3.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van alle ten laste gelegde feiten.
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte samen met medeverdachte [medeverdachte] overboekingen en privébetalingen van de zakelijke rekening van [naam bedrijf] heeft gedaan, zonder dat zij daartoe toestemming hadden. Dit betreft een totaalbedrag van 26.696,37 euro, bestaande uit de volgende afschrijvingen:
  • Holland Casino 11 juni 2018: 9,50 euro;
  • Holland Casino 11 juni 2018: 250 euro;
  • Holland Casino 11 juni 2018: 10 euro;
  • Holland Casino 11 juni 2018: 9,50 euro;
  • Holland Casino 26 juni 2018: 20 euro;
  • Holland Casino 26 juni 2018: 200 euro;
  • Holland Casino 26 juni 2018: 42,50 euro;
  • Holland Casino 26 juni 2018: 9,50 euro;
  • Holland Casino 26 juni 2018: 6,40 euro;
  • Holland Casino 30 augustus 2018: 47,60 euro;
  • Holland Casino 30 augustus 2018: 300 euro;
  • Roompot 19 juli 2017: 340 euro;
  • Roompot 2 mei 2018: 202,25 euro;
  • Roompot 29 mei 2018: 446,15 euro;
  • Roompot 5 december 2018: 417,60 euro;
  • Overboeking privérekening 5 september 2017: 1.500 euro;
  • Overboeking privérekening 1 juni 2018: 500 euro;
  • Prijsvrij 28 mei 2018: 2.216,80 euro;
  • Overboeking privérekening 14 december 2017: 14.994,76 euro;
  • Overboeking privérekening 31 mei 2018: 500 euro;
  • Travix Nederland 24 mei 2018: 671,25 euro;
  • Expedia 24 mei 2018: 347,01 euro;
  • Ikea 15 juli 2018: 276,36 euro;
  • Corendon 14 juni 2018: 800 euro;
  • [naam] Juweliers 15 september 2018: 267 euro;
  • Media Markt Zaandam 330 oktober 2018: 1.554,83 euro;
  • Ticketswap 11 januari 2019: 202,77 euro;
  • Ryan Air 30 januari 2018: 136,90
  • Booking.com 29 december 2018: 355,59 euro;
  • KWEB 30 mei 2018: 62 euro.
Daartoe heeft de officier van justitie verwezen naar de aangifte van [aangever] , de aanvullende verklaring van aangever en de getuigenverklaringen van [getuige 1] en [getuige 2] in combinatie met de erkenning van de verdachte en dat hij een deel van de overboekingen en privé-uitgaven heeft gedaan en hij wist dat dit verkeerd was. Dat de verdachte voor een aantal van de niet-zakelijke uitgaven, zoals de vakanties, toestemming had van aangever, acht de officier van justitie niet aannemelijk.
Nu beiden een deel van het verduisterde bedrag hebben gebruikt voor uitgaven, heeft de verdachte zich samen met de medeverdachte ook schuldig gemaakt aan witwassen. Voor de verdachte komt dit neer op een totaalbedrag van 4.709,88 euro, bestaande uit de volgende uitgaven:
  • Prijsvrij 28 mei 2018: 2.216,80 euro;
  • Travix Nederland 24 mei 2018: 671,25 euro;
  • [naam] Juweliers 15 september 2018: 267 euro;
  • MM Zaandam 330 oktober 2018: 1.554,83 euro.
3.2
Het standpunt van de verdediging
De verdachte heeft ter terechtzitting met betrekking tot een deel van de tenlastegelegde feiten een bekennende verklaring afgelegd. Bij pleidooi heeft de raadsvrouw op grond van de verklaringen van de verdachte zich op het standpunt gesteld dat:
  • voor beide feiten de ten laste gelegde periode dient te worden beperkt tot het moment dat aangever thuis kwam te zitten, te weten november 2017 tot en met 11 januari 2019;
  • voor de door verdachte geboekte vakanties toestemming was verleend door aangever, waardoor de wederrechtelijkheid ontbreekt;
  • de overboekingen voor de vakanties en de betaling aan de juwelier door de verdachte alleen zijn gedaan (feit 1);
  • de uitgaven bij de Mediamarkt en de Ikea zakelijke aankopen betrof die onder het mandaat vielen;
  • slechts met betrekking tot de uitgaven bij Holland Casino sprake is van medeplegen;
  • voor de overige uitgaven geldt dat deze niet door de verdachte zijn gedaan dan wel dat deze door de medeverdachte zijn gedaan, waarvan de verdachte geen wetenschap had;
  • de verdachte alleen het geldbedrag van de aankoop van de juwelen 267 euro heeft witgewassen, waarbij geen sprake is van medeplegen (feit 2).
3.3
Het oordeel van de rechtbank [1]
Bewijsmiddelen:
[aangever] heeft als directeur en enig aandeelhouder van [naam bedrijf] , gevestigd in Sint Odiliënberg (gemeente Roerdalen), aangifte [2] gedaan waarin hij – zakelijk weergegeven – heeft verklaard dat het bedrijf bestaat uit zeven medewerkers, waaronder de medeverdachte [medeverdachte] en verdachte . Aangever is vanaf oktober 2017 met een burn out thuis komen te zitten en heeft toen besloten om [medeverdachte] en [verdachte] de complete financiële administratie van [naam bedrijf] te laten doen. Daarbij zouden zij aangever en zijn vrienden [getuige 1] en [getuige 2] vooraf om toestemming vragen als zij financiële uitgaven zouden doen vanuit onder andere de bankrekeningnummers [rekeningnummer 1] en [rekeningnummer 2] alle op naam van [naam bedrijf] Vanaf 8 januari 2019 was aangever weer fulltime aanwezig op kantoor en in de periode daarna ontdekte hij dubieuze transacties op de bankafschriften van de rekeningen van het bedrijf.
[medeverdachte] is binnen [naam bedrijf] werkzaam als relatie manager binnendienst en vanaf in oktober 2015 was zij tevens belast met de financiële administratie binnen het bedrijf. [verdachte] was bij [naam bedrijf] werkzaam als financieel adviseur buitendienst. [3]
De getuigen [getuige 1] [4] en [getuige 2] [5] hebben verklaard dat er sprake was van een afspraak met de verdachte dat hij uitgaven mocht doen voor een bedrag tot2.500 euro, zodat hij niet telkens toestemming aan hen hoefde te vragen voor uitgaven onder dat bedrag. Dit mandaat had uitsluitend betrekking op zakelijke uitgaven.
Er is onderzoek gedaan naar de bankgegevens van zowel [naam bedrijf] . Daarbij is het volgende gebleken:
Boekingen betreffende vakanties
Op 24 mei 2018 werd een bedrag van 671,25 euro vanaf de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] van [naam bedrijf] overgeschreven naar een rekening op naam van Travix Nederland B.V. Tevens werd diezelfde dag nog een bedrag van 347,01 euro overgeschreven naar Expedia. [6] Blijkens de onderliggende boekingsbescheiden van Travix was voor 29 juni 2018 een vlucht geboekt van Eindhoven naar Valencia en voor 2 juli 2018 een terugvlucht, telkens voor drie personen. De boeking is gedaan op naam van de verdachte en de deelnemers betroffen de verdachte en zijn twee broers. [7]
Op 28 mei 2018 werd een bedrag van 2.216,80 euro vanaf de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] van [naam bedrijf] overgeschreven naar een rekening op naam van Prijsvrij.nl B.V. [8] Blijkens de bij Prijsvrij opgevraagde informatie heeft deze boeking betrekking op een all-inclusive pakketreis op naam van de verdachte en medeverdachte [medeverdachte] in de periode van 29 juli 2018 tot en met 5 augustus 2018 bij het Sheraton Road hotel in Hurghada, Egypte. Tevens werd er voor bedoelde periode een parkeerplaats geboekt bij de luchthaven in Düsseldorf voor een auto die (zakelijk) in gebruik is bij verdachte. [9]
Op 29 mei 2018 werd een bedrag van 446,15 euro vanaf de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 1] van [naam bedrijf] overgeschreven naar een rekening op naam van Roompot Recreatie Beheer B.V. [10] Blijkens de reserveringsinformatie heeft deze boeking betrekking op een verblijf van 3 personen in de periode van 6 juli 2018 tot en met 13 juli 2018 bij Vakantiepark Hunzedal in Borger. De boeking is gedaan op naam van de verdachte. [11]
Aankoop juwelier
Op 15 september 2018 werd van de zakelijke bankrekening [rekeningnummer 2] van [naam bedrijf] BV een bedrag van 267 euro overgemaakt naar een bankrekening van [naam] Juweliers te Beek, die is betaald via de betaalautomaat met bankpas 054. [12] Uit de door de juwelier verstrekte gegevens bleek dat er op 15 september 2018 door/ op naam van de verdachte een ring, een hanger en oorstekers zijn gekocht bij [naam] Juweliers. [13]
Holland Casino
Tevens blijkt uit de bankafschriften dat er van de [rekeningnummer 2] van [naam bedrijf] een aantal betalingen en contante opnames met pasnummer 54 heeft plaatsgevonden bij Holland Casino in Valkenburg (NSC Valkenburg) [14] , te weten:
Op 11 juni 2018: [15]
  • 20.45 uur een bedrag van 9,50 euro;
  • 21.52 uur een bedrag van 10 euro;
  • 22.21 uur een bedrag van 250 euro;
  • 22.24 uur een bedrag van 9,50 euro.
Op 26 juni 2018: [16]
  • 20.13 uur een bedrag van 20 euro;
  • 20.16 uur een bedrag van 200 euro;
  • 21.32 uur een bedrag van 42,50 euro;
  • 21.44 uur een bedrag van 9,50 euro;
  • 23.42 uur een bedrag van 6,40 euro.
Op 30 augustus 2018: [17]
  • 19.09 uur een bedrag van 47,60 euro;
  • 19.09 uur een bedrag van 300 euro.
In een aanvullend verhoor [18] heeft aangever verklaard dat hij op geen enkel moment enige toezegging heeft gedaan aan de verdachte met betrekking tot vakanties. Geen enkel personeelslid heeft van aangever een vakantie gekregen, een toezegging daarvoor gehad of een budget daarvoor gekregen. Aangever heeft ook geen wetenschap van personeelsuitjes naar Holland Casino en zou daar nooit toestemming voor geven.
Verklaring verdachte
De verdachte heeft ter terechtzitting van 18 mei 2022 erkend dat hij de aankoop bij [naam] Juweliers heeft betaald met de bankpas van het [naam bedrijf] . Het betrof een cadeau voor medeverdachte [medeverdachte] . Hij heeft deze uitgave niet terugbetaald. Voorts heeft hij verklaard dat hij de boekingen voor de vakanties bij Roompot, naar Egypte en Valencia heeft gedaan en betaald van de zakelijke rekeningen van [naam bedrijf] . Met betrekking tot de uitgaven bij Holland Casino kan de verdachte zich herinneren dat hij daar enkele keren met de medeverdachte is geweest en dat zij samen geld uit hebben gegeven van de zakelijke rekening van [naam bedrijf] . De verdachte heeft zelf ook gepind met de bankpas van het bedrijf.
Overwegingen van de rechtbank
Verduistering (feit 1)
Op basis van bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte in zijn functie van financieel adviseur buitendienst een bedrag van in totaal 3.948,21 euro heeft verduisterd, betreffende de betaling bij [naam] Juweliers en de vakanties naar Valencia (Tavix en Expedia), Egypte (Prijsvrij) en Borger (Roompot) die op zijn naam zijn geboekt.
De verdachte heeft erkend dat de betaling bij de juwelier een privéaankoop betrof en hij deze niet heeft terugbetaald. Voor de betalingen betreffende de boekingen voor de vakanties verklaart hij wel toestemming te hebben gekregen van aangever als tegemoetkoming voor de extra werkzaamheden. De rechtbank acht deze verklaring echter niet aannemelijk, nu het dossier daarvoor op geen enkele ondersteuning biedt. Integendeel, aangever uitdrukkelijk verklaard dat hij nooit toestemming heeft gegeven voor vakanties op kosten van het bedrijf en ook de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben verklaard dat dergelijke uitgaven niet onder het aan de verdachte gegeven mandaat vielen.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat met betrekking tot het bedrag van 3.948,21 euro niet is komen vast te staan dat de verdachte deze overboekingen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte heeft gedaan. Er is, gelet op de verklaringen van de verdachte en de medeverdachte, geen sprake van een gezamenlijke uitvoering dan wel van een bijdragen van de medeverdachte welke van voldoende gewicht is om te komen tot medeplegen. De rechtbank acht voor het verduisteren van voornoemd bedrag het medeplegen dan ook niet bewezen.
Dat is anders voor de uitgaven die de verdachte en de medeverdachte bij Holland Casino hebben gedaan voor een totaalbedrag van 905 euro. De verdachte heeft immers verklaard dat hij de betreffende avonden samen met de medeverachte bij Holland Casino heeft doorgebracht waarbij beiden gepind hebben met de pinpas van de zakelijke rekening van [naam bedrijf] . Met betrekking tot dit bedrag is er dan ook sprake van een nauwe en bewuste samenwerking tussen de verdachte en de medeverdachte die in de kern bestaat uit een gezamenlijke uitvoering. Daarmee acht de rechtbank het medeplegen van het medeplegen van de verduistering van een geldbedrag van 903 euro bewezen.
Voor de overige door de officier van justitie aan het tenlastegelegde bedrag ten grondslag gelegde overboekingen is naar oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat deze door de verdachte al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zijn uitgevoerd. Niet blijkt dat de verdachte wetenschap had van de door de medeverdachte uitgevoerde overboekingen vanaf de zakelijke rekening van [naam bedrijf] . Voorts betreft de aankoop bij de Mediamarkt naar oordeel van de rechtbank een zakelijke uitgave (aankoop van twee mobiele telefoons), die onder het gegeven mandaat vallen en tot de reguliere bedrijfsvoering worden gerekend. Bij uitdiensttreding heeft verdachte deze telefoon ingeleverd.
Witwassen (feit 2)
De verdachte wordt tevens verweten dat hij een deel van het verduisterde geldbedrag van in totaal 4.709,88 euro samen met de medeverdachte heeft witgewassen. De officier van justitie heeft hieraan een aantal specifieke overboekingen ten grondslag gelegd, zoals weergegeven onder 3.1. De rechtbank heeft slechts een deel van deze posten bewezenverklaard als verduisterd geld. De verdachte heeft erkend dat hij een aantal van deze overboekingen heeft gedaan, te weten:
  • overboekingen voor de vakanties naar Valencia (Travix) van 671,25 euro en Egypte (Prijsvrij) van 2.216,80 euro, die hij rechtstreeks vanaf de zakelijke rekening van [naam bedrijf] heeft betaald;
  • de aankoop van sieraden bij [naam] Juweliers, welke sieraden hij cadeau heeft gedaan aan medeverdachte [verdachte] .
Gelet op vorenstaande acht de rechtbank bewezen dat de verdachte een totaalbedrag van 3.155,05 euro heeft verworven, gebruik gemaakt, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat dit geldbedrag onmiddellijk afkomstig van een misdrijf. Daarbij is de rechtbank van oordeel dat niet is komen vast te staan dat de verdachte deze bedragen in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte heeft witgewassen. De rechtbank acht het medeplegen dan ook niet bewezen.
Voor de overige door de officier van justitie aan het tenlastegelegde bedrag ten grondslag gelegde bedragen is naar oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat deze door de verdachte al dan niet in nauwe en bewuste samenwerking met de medeverdachte zijn witgewassen.
Uit eigen misdrijf
Met betrekking tot het als feit 2 tenlastegelegde witwassen overweegt de rechtbank met betrekking tot de bewezenverklaarde geboekte vakanties het volgende.
Verdachte heeft de desbetreffende bedragen verduisterd door deze rechtstreeks over te maken van de rekening van [naam bedrijf] naar de vakantieaanbieder.
Wil er sprake zijn van witwassen moet blijken dat er naast het bewezenverklaarde verwerven of voorhanden hebben ook sprake is geweest van een gedraging van de verdachte die gericht is geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp. (HR 21 april 2015, ECLI:NL:HR:2015:1090). Dit geldt in beginsel niet indien bewezen is verklaard dat het voorwerp is overgedragen, omgezet of van het voorwerp gebruik is gemaakt. (vgl. HR 7 oktober 2014, ECLI:NL:HR:2014:2913 en HR 2 maart 2021, ECLI:NL:HR:2021:321). Dit is anders indien dat overdragen, omzetten of gebruikmaken van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen plaatsvindt onder omstandigheden die niet wezenlijk verschillen van gevallen waarin een verdachte die een bepaald misdrijf heeft begaan en die daarmee de door dat misdrijf verkregen voorwerpen verwerft of voorhanden heeft, zich automatisch ook schuldig zou maken aan het witwassen van die voorwerpen (bijvoorbeeld indien het omzetten van door eigen misdrijf verkregen voorwerpen bestaat uit het storten van contante geldbedragen op een eigen bankrekening).
Naar het oordeel van de rechtbank doet deze situatie zich ook voor met betrekking tot de bedragen betaald aan Prijsvrij en Travix (met een totaalbedrag 2.888,05 euro). Van verhullingshandelingen is geen sprake. Voorts zou verdachte zich door de wijze van verduistering ook automatisch schuldig maken aan witwassen, hetgeen volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad niet de bedoeling is. Gelet hierop kan dit deel van de overboekingen niet bewezen worden verklaard. De verdachte dient van dit deel van de tenlastelegging onder 2. te worden vrij gesproken.
Voortgezette handeling
Anders dan de officier van justitie oordeelt de rechtbank dat het handelen van verdachte ten aanzien van feit 1 en 2, daar waar het betreft de aankoop bij [naam] juweliers, niet moet worden beschouwd als een voortgezette handeling. Het gaat volgens de rechtbank bij genoemde feiten weliswaar om gedragingen waarbij sprake is van opeenvolging in de tijd, maar bij beide bewezen verklaarde gedragingen is geen sprake van (in wezen) één verwijt, noch van elkaar in de tijd opvolgende gedragingen (ook met betrekking tot het 'wilsbesluit') die zo nauw met elkaar samenhangen dat de verdachte daarvan (in wezen) één verwijt wordt gemaakt. Verdachte heeft er niet alleen voor gekozen om het geldbedrag voor de aankoop van de sieraden uit de beschikkingsmacht van de rechthebbende te onttrekken door er over te gaan beschikken. Hij heeft er vervolgens voor gekozen om deze over te dragen aan de medeverdachte. Daarbij komt dat de beide strafbepalingen verduistering en witwassen niet dezelfde strekking hebben en een ander rechtsbelang beschermen De rechtbank is van oordeel dat deze gedragingen dienen te worden aangemerkt als twee verschillende verwijten en dat in casu dus sprake is van meerdaadse samenloop.
3.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat de verdachte
feit 1 primair:
in de periode van 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in de gemeente Roerdalen en/of Heerlen en/of Valkenburg opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, te weten in totaal 3.948,21 euro toebehorende aan [naam bedrijf] , welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als adviseur buitendienst, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
en
in de periode van 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in de gemeente Roerdalen en/of Heerlen en/of Valkenburg, tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk een hoeveelheid geld, te weten 903 euro toebehorende aan [naam bedrijf] , welk goed verdachte uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking, te weten als adviseur buitendienst onder zich had, wederrechtelijk zich hebben toegeëigend;
feit 2:
in de periode van 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in Nederland, voorwerpen, te weten geldbedrag (van in totaal ongeveer 267 euro) verworven, gebruik gemaakt, overgedragen en/of omgezet, terwijl hij wist dat bovenomschreven voorwerpen – onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit enig misdrijf.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. De verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.

4.De strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert de volgende strafbare feiten op:
feit 1:verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
en
medeplegen van verduistering gepleegd door hem die het goed uit hoofde van zijn persoonlijke dienstbetrekking onder zich heeft, meermalen gepleegd;
feit 2: witwassen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

5.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is voor strafbaar, omdat geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

6.De straf en/of de maatregel

6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft op grond van hetgeen zij bewezen heeft geacht, gevorderd aan de verdachte op te leggen een taakstraf voor de duur van 180 uur, subsidiair 90 dagen hechtenis. Daarbij heeft de officier van justitie rekening gehouden met de grove wijze waarop misbruik is gemaakt van het vertrouwen van aangever, de inhoud van de reclasseringsrapportage en de overschrijding van de redelijke termijn alsmede het feit dat de verdachte eerder een voorwaardelijk sepot heeft gekregen voor soortgelijke feiten.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft verzocht, gelet op het gevoerde verweren in verband met de in de ogen van de verdediging lagere bedragen die verduisterd en witgewassen zijn en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, de door de officier van justitie gevorderde taakstraf te matigen dan wel een deel daarvan voorwaardelijk op te leggen.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Bij de bepaling van de op te leggen straf is gelet op de aard en ernst van hetgeen bewezen is verklaard, op de omstandigheden waaronder het bewezenverklaarde is begaan en op de persoon van de verdachte, zoals een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting naar voren is gekomen.
De verdachte heeft in zijn functie adviseur buitendienst – deels samen met de medeverdachte – twee geldbedragen van 3.948,21 euro en 903 euro van zijn toenmalige werkgever, [naam bedrijf] , verduisterd. Tevens heeft hij zich schuldig gemaakt aan het witwassen van een deel van dit bedrag. De verdachte heeft de verduisterde bedragen gebruikt om sieraden aan te kopen en om vakanties en uitstapjes op kosten van het bedrijf te bekostigen. Dit betreft ernstige vermogensfeiten.
De rechtbank rekent het de verdachte aan dat hij misbruik heeft gemaakt van de mogelijkheden die hij uit hoofde van zijn functie binnen het bedrijf had en dat hij het daarbij behorende vertrouwen dat zijn werkgever in hem had, ernstig heeft geschaad. Dit alles terwijl zijn werkgever met een burn out thuis zat en zelf zijn bedrijf niet kon leiden.
Uit de reclasseringsrapportage van 3 mei 2022 blijkt dat de verdachte niet meer in dienst is bij [naam bedrijf] en dat hij daarna tot voor kort niet in staat was om te werken vanwege de impact die deze zaak op hem heeft gehad. De verdachte ziet geen toekomst meer voor hem in de financiële branche en is een nieuwe richting ingeslagen. Er is geen sprake van financiële problemen of problemen op andere leefgebieden. Het recidiverisico wordt dan ook als laag ingeschat en verdere interventies of toezicht zijn niet meer geïndiceerd.
Tot slot is de rechtbank van oordeel dat door het tijdverloop in deze zaak van de aanhouding van de verdachte op 3 juli 2019 tot en met de uiteindelijke berechting van verdachte, de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6 EVRM is overschreden. Er is niet gebleken van bijzondere omstandigheden die deze overschrijding van negen maanden rechtvaardigen. De rechtbank zal deze overschrijding dan ook ten voordele van verdachte verdisconteren in de op te leggen straf.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde strafmodaliteit, te weten een onvoorwaardelijke taakstraf, passend is. Nu de rechtbank lagere bedragen bewezen heeft geacht dan die aan de eis van de officier van justitie ten grondslag liggen, zal de strafoplegging lager zijn. In dat licht zal de rechtbank volstaan met een taakstraf voor de duur van 100 uur, subsidiair 50 dagen hechtenis.

7.De benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel

7.1
De vordering van de benadeelde partij
De benadeelde partij [naam bedrijf] heeft zich in het strafproces gevoegd ter verkrijging van schadevergoeding voor een bedrag van 26.270,03 euro aan materiele schade en 2.500 euro aan immateriële schade. Voorts verzoekt de benadeelde partij de rechtbank de gevorderde schadevergoeding te vermeerderen met de wettelijke rente en over te gaan tot oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Ter zitting heeft de benadeelde partij gesteld met de medeverdachte [medeverdachte] in een civiele procedure een schikking te hebben getroffen.
7.2
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering kan worden toegewezen tot een bedrag van 713,15 euro bestaande uit de posten ‘Sieraden Juwelier [naam] ’ ad 267 euro en ‘Diverse betalingen Roompot vakantieparken’ voor zover het de boeking bij Vakantiepark Hunzedal in Borger ad 446,15 euro betreft. Tevens, heeft de officier van justitie verzocht de wettelijke rente toe te kennen en heeft zij oplegging van de schadevergoedingsmaatregel gevorderd.
Voor het overige acht de officier van justitie de vordering onvoldoende onderbouwd en niet eenvoudig van aard. Verdere behandeling en nadere onderbouwing van de vordering levert een onevenredige belasting van het strafgeding op, zodat de benadeelde voor dit deel niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
7.3
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gestel dat slechts de post ‘Sieraden Juwelier [naam] ’ ad 267 euro voor toewijzing in aanmerking komt. Voor het overige acht zij de vordering eveneens onvoldoende onderbouwd. Voor dit deel dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard, omdat nadere onderbouwing een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
7.4
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank overweegt dat de vordering niet voldoende is onderbouwd met (bewijs)stukken. De rechtbank kan daarom met betrekking tot materiële kosten niet vaststellen welke rechtstreeks door het handelen van de verdachte zijn veroorzaakt noch in hoeverre de gevorderde posten reeds zijn meegenomen in de schikking die is overeen-gekomen in de civiele procedure die de benadeelde partij tegen de medeverdachte heeft gevoerd. Nader onderzoek zou noodzakelijk zijn voor een goede beoordeling en dat zou naar het oordeel van de rechtbank een onevenredige belasting van het strafgeding vergen. Dat leidt tot niet-ontvankelijkverklaring. De benadeelde partij kan de vordering daarom slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Dezelfde overweging geldt met betrekking tot de gevorderde immateriële schadevergoeding.
Dit brengt mee dat de benadeelde partij dient te worden veroordeeld in de kosten die de verdachte tot aan deze uitspraak in verband met de verdediging tegen die vordering heeft moeten maken, welke kosten de rechtbank begroot op nihil.

8.De wettelijke voorschriften

De beslissing berust op de artikelen 9, 22c, 22d, 47, 57, 321, 322, 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.De beslissing

De rechtbank:
Bewezenverklaring
  • verklaart het tenlastegelegde bewezen zoals hierboven onder 3.4 is omschreven;
  • spreekt de verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
  • verklaart dat het bewezenverklaarde de strafbare feiten oplevert zoals hierboven onder 4 is omschreven;
  • verklaart de verdachte voor het overige strafbaar;
Straf
  • veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van
  • beveelt dat indien de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast van
Benadeelde partij
  • bepaalt dat de vordering van de benadeelde partij
  • veroordeelt de benadeelde partij in de kosten, door de verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakt, begroot tot heden op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.J.A.G. van Baal, voorzitter, mr. P.W.E.C. Pulles en
mr. drs. J.M.A. van Atteveld, rechters, in tegenwoordigheid van mr. H.M.E. de Beukelaer, griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van 1 juni 2022.
Mr. M.J.A.G. van Baal is buiten staat dit vonnis mede te onderteken.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
feit 1:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in de gemeente Roerdalen en/of Heerlen en/of Valkenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, te weten (in totaal ongeveer) 26.696,36 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders, uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten als verzekerings-en hypotheekadviseur buitendienst, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
[medeverdachte] op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in de gemeente Roerdalen en/of Heerlen en/of Valkenburg tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk (telkens) een hoeveelheid geld, te weten (in totaal ongeveer) 26.696,36 euro, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele toebehoorde aan [naam bedrijf] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, en welk goed verdachte en/of zijn mededaders, uit hoofde van zijn/hun persoonlijke dienstbetrekking, te weten als verzekerings en hypotheekadviseur buitendienst, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich hadden, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend, bij het plegen van welk misdrijf verdachte toen daar opzettelijk behulpzaam is geweest en/of opzettelijk gelegenheid, middelen en/of inlichtingen heeft verschaft, immers heeft verdachte als waarnemer van [medeverdachte] , althans van de financiële administratieve medewerker, deze [medeverdachte] toegestaan om over de/het genoemde geldbedrag(en) te beschikken en dit/die geldbedrag(en) te verduisteren en/of daaraan zijn toestemming te verlenen, althans opzettelijk heeft nagelaten om in te grijpen;
feit 2:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks 19 juli 2017 tot en met 11 januari 2019 in de gemeente Roerdalen en/of Heerlen en/of Valkenburg, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (een) voorwerp(en), te weten een of meer geldbedrag(en) (van in totaal ongeveer 4.710 euro) verworven, gebruik gemaakt, overgedragen en/of omgezet, althans van een voorwerp, te weten genoemd(e) geldbedrag(en), in elk geval voorhanden heeft gehad, terwijl hij wist of redelijkerwijs had moeten vermoeden dat bovenomschreven voorwerp(en) -onmiddellijk of middellijk - afkomstig was/waren uit enig misdrijf;

Voetnoten

1.Waar hierna wordt verwezen naar paginanummers, wordt - tenzij anders vermeld - gedoeld op paginanummers uit het proces-verbaal van politie Eenheid Limburg, Districtsrecherche Noord- en Midden-Limburg proces-verbaalnummer PL2300-2019035737 gesloten d.d. 12 september 2019 doorgenummerd van pagina 1 tot en met pagina 2089.
2.Proces-verbaal van aangifte d.d. 7 maart 2019, pagina 22-25.
3.Relaasproces-verbaal van bevindingen, pagina 4.
4.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1053-1055.
5.Proces-verbaal van verhoor getuige, pagina 1058-1061.
6.Pagina 241.
7.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 927-928, en bijbehorende reisbescheiden, pagina-929-932.
8.Pagina 239.
9.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 943-944, met bijbehorende reisbescheiden, pagina 945-950.
10.Pagina 238.
11.Kostenoverzicht van reservering, pagina 961-962.
12.Pagina 667.
13.Proces-verbaal van bevindingen, pagina 971-972, met bijbehorende kassabon, pagina 973.
14.Relaas proces-verbaal, pagina 16.
15.Pagina 671.
16.Pagina 670-671.
17.Pagina 668.
18.Proces-verbaal van aanvullend verhoor aangever, pagina 1087-1091.