Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- dagvaarding € 123,60
- griffierecht 365,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 29 juni 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap VGZ ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Arnhem, en een gedaagde partij die verzekerd is tegen ziektekosten. De eisende partij vorderde betaling van een achterstand in de premie van € 1.597,03, bestaande uit een hoofdsom van € 1.341,98, rente en incassokosten. De gedaagde partij erkende de achterstand in de premie, maar voerde verweer tegen de gevorderde incassokosten en rente, stellende dat de procedure niet nodig was geweest als de eisende partij eerder contact had opgenomen.
De kantonrechter oordeelde dat de eisende partij voldoende bewijs had geleverd van de achterstand en dat de gedaagde partij in gebreke was gebleven met de betalingsregeling die eerder was getroffen. De kantonrechter wees de hoofdsom van de vordering toe, evenals de rente, maar wees de gevorderde incassokosten af omdat de eisende partij niet had aangetoond dat de 14-dagenbrief was ontvangen door de gedaagde partij. De gedaagde partij werd veroordeeld in de proceskosten, die op € 862,60 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
De beslissing van de kantonrechter benadrukt de verantwoordelijkheid van de gedaagde partij om betalingsregelingen na te komen en de noodzaak voor de eisende partij om bewijs te leveren van verzonden correspondentie in het geval van betwisting.