In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, gedateerd 8 juli 2022, wordt het verzoek om een voorlopige voorziening afgewezen. Verzoekers, eigenaren en verhuurders van een woning in Maastricht, hebben bezwaar gemaakt tegen een besluit van de burgemeester dat hen opdraagt de woning te sluiten voor de duur van drie maanden op basis van artikel 13b van de Opiumwet. Dit besluit volgde op de ontdekking van verdovende middelen in de woning, waarbij de politie op 12 januari 2022 een verdachte aanhield die in de woning was aangetroffen. Verzoekers betogen dat de sluiting hen onomkeerbare financiële problemen zal opleveren, maar de voorzieningenrechter oordeelt dat zij niet aannemelijk hebben gemaakt dat er sprake is van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter stelt vast dat het ontbreken van spoedeisend belang een afwijzing van het verzoek rechtvaardigt. Bovendien is er geen evident onrechtmatig besluit vastgesteld, waardoor de sluiting van de woning kan doorgaan. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening af, wat betekent dat de sluiting van de woning niet wordt geschorst en de burgemeester niet hoeft te wachten op de beslissing op het bezwaar van verzoekers.