ECLI:NL:RBLIM:2022:5451

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 juli 2022
Publicatiedatum
15 juli 2022
Zaaknummer
ROE 21/2527
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing WIA-aanvraag en beoordeling arbeidsongeschiktheid door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 15 juli 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het UWV over de afwijzing van een WIA-aanvraag. Eiser, die als warehouse operator werkte, had zich op 29 maart 2019 ziekgemeld vanwege lichamelijke gezondheidsklachten. Het UWV heeft zijn aanvraag voor een WIA-uitkering op 16 maart 2021 afgewezen, waarna eiser bezwaar maakte. Het UWV verklaarde het bezwaar ongegrond, wat leidde tot het beroep bij de rechtbank.

De rechtbank heeft de medische situatie van eiser beoordeeld, waarbij de verzekeringsarts van het UWV de beperkingen van eiser op 25 april 2021 vaststelde. Eiser werd als 10,38% arbeidsongeschikt beoordeeld, wat betekent dat hij geen recht had op een WIA-uitkering. Eiser was het niet eens met deze beoordeling en voerde aan dat zijn medische situatie slechter was dan door het UWV werd aangenomen. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende onderbouwd had dat eiser voor 34,21% arbeidsongeschikt was, en dat de door het UWV geselecteerde functies passend waren voor eiser.

De rechtbank concludeerde dat het UWV terecht geen WIA-uitkering aan eiser had toegekend, omdat de mate van arbeidsongeschiktheid onder de 35% lag. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en de rechtbank besloot dat eiser geen recht had op vergoeding van proceskosten of griffierecht. De uitspraak werd op dezelfde dag verzonden en zou binnen een week openbaar worden gemaakt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2527

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: S.M.A. Sium-Moerman),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. L.J.G.G. Reijnen).

Procesverloop

Met het besluit van 16 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de aanvraag van eiser om een uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) afgewezen.
Met het besluit van 23 augustus 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
Met instemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiser werkte als warehouse operator. Hij heeft zich op 29 maart 2019 wegens lichamelijke gezondheidsklachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Vervolgens heeft het UWV de aanvraag voor een WIA-uitkering beoordeeld.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiser onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiser zijn per 25 april 2021 (de datum in geding). Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vijf functies zijn die eiser, met zijn beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren. De arbeidsdeskundige heeft drie hiervan gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid. Met de middelste van deze drie functies kan eiser 89,62% verdienen van het loon dat hij verdiende voordat hij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 10,38%. Omdat dit betekent dat eiser minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiser volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen.
4. Eiser heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiser gekeken. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft aanvullende beperkingen opgenomen in de FML. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op basis van de aangepaste FML de geduide functies niet passend geacht en heeft nieuwe functies geselecteerd. Hij heeft de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 34,21%. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiser vindt

5. Eiser is het niet met het UWV eens. Volgens eiser is zijn medische situatie slechter en heeft hij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Eiser heeft verzocht om de gronden van bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder stelt eiser dat hij met zijn beperkingen de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiser voor 34,21% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiser daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiser op 25 april 2021 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

7.Over het verzoek van eiser om de gronden in bezwaar als herhaald en ingelast te beschouwen, oordeelt de rechtbank dat een dergelijk verzoek, zonder daarbij aan te geven in hoeverre de reactie van het UWV daarop tekortschiet, onvoldoende is om te spreken van een beroepsgrond waarover de rechtbank zich moet uitlaten. Een beoordeling van de bezwaargronden blijft om die reden in beroep achterwege.
De medische beoordeling
8. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiser bestudeerd. Hij heeft eiser op het spreekuur gezien. De verzekeringsarts is uitgegaan van de diagnoses pijnklachten voeten/benen, drukulnaropathie, bursitis trochanterica rechts en diabetes mellitus, type twee. Eiser voldoet niet aan de criteria om uit te gaan van een situatie van geen benutbare mogelijkheden. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiser verminderd belastbaar is. Eiser is aangewezen op fysiek lichter werk. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor sociaal functioneren, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
9
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 3 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en de in bezwaar ontvangen informatie van de behandelaars bestudeerd. Ook heeft zij eiser gesproken op de hoorzitting. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft uiteengezet dat zij eiser minder belastbaar acht dan door de verzekeringsarts is aangenomen. Ze bevestigt dat eiser benutbare mogelijkheden heeft. Over de elleboogklachten en hielspoor stelt ze dat de aangenomen beperkingen voldoende tegemoet komen aan de klachten. De verzekeringsarts bezwaar en beroep neemt aanvullende beperkingen aan voor de neuropatische pijnklachten, de slijmbeursontsteking en longklachten. Ze vult de FML aan in de rubrieken fysieke omgevingseisen en statische houdingen. Over de psychische klachten geeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep aan dat er gesproken wordt over stemmingsklachten, maar dat dit niet automatisch betekent dat het functioneren van eiser verminderd is. Ze stelt dat er onvoldoende aanwijzingen zijn om voor de situatie rond de datum in geding beperkingen op psychisch of cognitief vlak aan te nemen. Ook is er geen reden voor een urenbeperking, nu eiser geen energetische beperking heeft, niet verminderd beschikbaar is door een medische behandeling of uit preventief oogpunt.
10. Eiser voert aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep ten onrechte geen beperkingen heeft aangenomen voor zijn psychische klachten. Hij heeft dat onderbouwd met een brief van de psychiater en een huisartsenjournaal. Eiser stelt dat, hoewel hij na de datum in geding is verwezen naar de psychiater, zijn klachten ook al aanwezig waren ten tijde van de datum in geding. Verder stelt eiser verdergaande lichamelijke klachten, onder andere aan zijn ellebogen, te hebben. Ook acht eiser een urenbeperking noodzakelijk.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gereageerd dat uit het dossier een geleidelijke toename van psychische klachten sinds juni 2021 blijkt. Op basis van de ontwikkelingen in de tijd en de beschrijving van het functioneren rond de datum in geding kan niet zonder meer worden gesteld dat de situatie na juni 2021 ook van toepassing zou zijn rond de datum in geding, 25 april 2021. Daarnaast leidt het stellen van een diagnose niet per definitie tot het aannemen van beperkingen in de FML. Over de elleboogklachten stelt de verzekeringsarts bezwaar en beroep dat er in de belastbaarheid rekening is gehouden met het advies van de behandelend specialist. In beroep is er geen nieuwe medische informatie overgelegd.
12. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd hoe zij tot de beperkingen in arbeid is gekomen en waarom de in beroep overgelegde stukken geen reden vormen om meer of andere beperkingen aan te nemen. Zij heeft uiteengezet op welke gronden eiser niet in aanmerking komt voor een urenbeperking. Verder heeft zij toegelicht dat de klachten, zoals beschreven door de psychiater ook al bekend waren en meegewogen zijn bij de beoordeling in bezwaar. Het enkele feit dat de psychiater nadien een diagnose heeft gesteld, betekent niet per definitie dat de belastbaarheid onjuist is ingeschat. Ook in wat eiser verder heeft aangevoerd ziet de rechtbank geen reden om te twijfelen aan de medische beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. De rechtbank ziet geen grond om aan te nemen dat eisers klachten op onjuiste wijze zijn betrokken bij de beoordeling. De omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft verwezen naar een rapport van Ergatis van 10 juni 2020, dat volgens eiser niet meer actueel geldend is, maakt dat niet anders. Dit rapport ligt immers niet ten grondslag aan de beoordeling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep per datum in geding, zij verwijst enkel naar dit rapport voor het verloop van de psychische klachten van eiser.
De arbeidskundige beoordeling
13. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiser met zijn medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- (111220) Lader, losser;
- (111180) Productiemedewerker industrie.
Daarnaast heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ook nog een reservefunctie geselecteerd, namelijk ‘(271093) Machinebediende inpak-, verpakkingsmachine’.
14. Eiser heeft aangevoerd dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep is uitgegaan van een te hoog opleidingsniveau. Ook stelt eiser dat het maatmanloon onjuist is vastgesteld. Volgens hem moet er namelijk gerekend worden met een hoger bedrag aan vakantietoeslag en had het maatmanloon geïndexeerd moeten worden naar april 2021 in plaats van februari 2021. Eiser stelt verder dat de geduide functies niet passend zijn. Hij geeft aan dat alle functies fysiek te zwaar zijn, gelet op zijn elleboogklachten. Verder wordt in de functies administratief ondersteunend medewerker en machinebediende inpak- en verpakkingsmachine het opleidingsniveau van eiser overschreden. De functie lader, losser acht eiser niet geschikt, nu dit overeenkomt met zijn maatgevende arbeid, waarvoor hij niet meer geschikt is geacht.
15. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 11 februari 2022 toegelicht hoe het opleidingsniveau en het maatmanloon zijn vastgesteld. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk.
16. Verder heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep in zijn rapport van 11 februari 2022 voldoende uitgelegd waarom de geduide functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiser. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. Uitgaande van de juistheid van de medische beoordeling zijn de door eiser gestelde overschrijdingen ongefundeerd. De rechtbank vindt dan ook dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd dat de geduide functies passend zijn bij de belastbaarheid van eiser.
17. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiser op 25 april 2021 met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 65,79% kan verdienen van het loon dat hij voorheen verdiende als warehouse operator, zodat eiser voor de overige 34,21% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

18. Het UWV heeft terecht geen WIA-uitkering aan eiser toegekend per 25 april 2021, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
19. Het beroep van eiser is ongegrond. Dit betekent dat hij geen gelijk krijgt. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 15 juli 2022 door mr. W.R.H. Lutjes, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 15 juli 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.