ECLI:NL:RBLIM:2022:5920

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
1 augustus 2022
Publicatiedatum
2 augustus 2022
Zaaknummer
ROE 21/2100
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering en beoordeling arbeidsongeschiktheid na herbeoordeling door UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 1 augustus 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M. Stassen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. E.H.J.A. Olthof. Eiseres had een WIA-uitkering die per 3 mei 2021 was beëindigd door het UWV, omdat haar arbeidsongeschiktheid was vastgesteld op minder dan 35%. Na bezwaar werd de mate van arbeidsongeschiktheid herzien naar 7,98%, maar de uitkering bleef beëindigd per 23 september 2021. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, stellende dat het onderzoek onzorgvuldig was en dat haar medische situatie niet correct was beoordeeld.

De rechtbank heeft de zaak behandeld op een online zitting op 18 juli 2022. Eiseres voerde aan dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet persoonlijk had gezien en dat haar klachten en beperkingen waren onderschat. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres voor 7,98% arbeidsongeschikt was en dat de beëindiging van de WIA-uitkering per 23 september 2021 gerechtvaardigd was. De rechtbank benadrukte dat het aan eiseres was om haar standpunt met medische stukken te onderbouwen, wat zij niet had gedaan.

De rechtbank concludeerde dat de rapporten van de verzekeringsartsen zorgvuldig tot stand waren gekomen en dat de medische beoordeling voldoende was onderbouwd. De rechtbank verklaarde het beroep van eiseres ongegrond, wat betekent dat de beëindiging van de WIA-uitkering door het UWV standhield. Eiseres kreeg geen proceskosten vergoed, omdat zij in het ongelijk was gesteld.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/2100

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [plaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. M. Stassen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: mr. E.H.J.A. Olthof).

Procesverloop

Met het besluit van 2 maart 2021 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd per 3 mei 2021, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%, namelijk 0%.
Met het besluit van 22 juli 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. De mate van arbeidsongeschiktheid is 7,98%. De WIA-uitkering wordt beëindigd per 23 september 2021.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 18 juli 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als thuishulp. Zij heeft zich op 1 augustus 2016 na een auto-ongeluk ziekgemeld voor dit werk. Per het einde van de wachttijd is aan eiseres een WIA-uitkering toegekend, waarbij de mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 100%.
2. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres.
3. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er vier functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen uitvoeren, waarvan hij drie gebruikt voor de schatting. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze drie functies 100% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, is de WIA-uitkering van eiseres beëindigd.
4. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft het opleidingsniveau aangepast en het maatmanloon geïndexeerd. De door de arbeidskundige geduide functies zijn niet meer passend. Daarom heeft de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep vier nieuwe, geschikte functies geselecteerd. Drie hiervan zijn gebruikt voor de schatting, waaruit een mate van arbeidsongeschiktheid van 7,98% volgt. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

5. Eiseres is het niet met het UWV eens. Zij voert aan dat het onderzoek onzorgvuldig is geweest, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet in persoon heeft gezien. Volgens eiseres is haar medische situatie slechter en heeft zij meer beperkingen dan het UWV heeft aangenomen. Verder stelt eiseres dat zij de functies die het UWV geschikt vindt, niet kan verrichten. Ook verzoekt eiseres om dat wat in bezwaar is aangevoerd als herhaald en ingelast te beschouwen.

Waarover het gaat in deze zaak

6. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 7,98% arbeidsongeschikt is en daarom per 23 september 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht.

Wat de rechtbank vindt

7
.De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres voor 7,98% arbeidsongeschikt is en daarom per 23 september 2021 geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. De rechtbank zal dat uitleggen.
8
.Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
10. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnoses en de prognose.
11. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 15 juli 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier en de door eiseres in bezwaar ingebrachte informatie van de huisarts en de neuroloog bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep ziet geen aanleiding anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Ze stelt dat er geen medisch objectiveerbare gronden zijn om meer beperkingen aan te nemen.
12. Eiseres heeft aangevoerd dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is, omdat de verzekeringsarts bezwaar en beroep haar niet heeft gezien op een spreekuur of op een hoorzitting. Ter zitting heeft eiseres nog aangevoerd dat de stelling van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, dat de handklachten niet medisch objectiveerbaar zijn, tegenstrijdig is met de conclusie van de reumatoloog dat eiseres handartrose heeft.
13. De enkele omstandigheid dat een zelfstandig medisch onderzoek door een verzekeringsarts bezwaar en beroep achterwege is gebleven kan niet leiden tot de conclusie dat daarom sprake is van een onzorgvuldige besluitvorming in bezwaar. [1] De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bij de primaire beoordeling eiseres op het spreekuur heeft gezien en lichamelijk heeft onderzocht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft de resultaten van dit onderzoek betrokken bij haar beoordeling. Ook heeft zij zich gebaseerd op de informatie van de behandelaars van eiseres over haar lichamelijke toestand. In het licht hiervan ziet de rechtbank in het uitblijven van een spreekuur of contact op een hoorzitting geen reden om aan te nemen dat het onderzoek van de verzekeringsarts bezwaar en beroep onzorgvuldig is.
14. De rechtbank volgt eiseres niet in haar standpunt dat de conclusie van de verzekeringsarts bezwaar en beroep tegenstrijdig is met die van de reumatoloog. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar rapport aangegeven dat er artrose van de handen is, maar dat er zowel door de reumatoloog als door de primaire verzekeringsarts geen afwijkingen van de handen zijn geconstateerd. Op basis hiervan concludeert ze dat er geen objectiveerbare medische gronden zijn voor beperkingen aan hand- en vingergebruik. De rechtbank constateert dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep de informatie van de reumatoloog heeft meegewogen in haar oordeel en dat ze gemotiveerd heeft aangegeven waarom dit niet leidt tot aanvullende beperkingen. De rechtbank acht deze motivering voldoende begrijpelijk.
15. De verzekeringsartsen hebben alle klachten van eiseres en de informatie van de behandelaars betrokken in hun beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsartsen hebben bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe hun beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat de rapporten aan de drie voorwaarden voldoen.
De medische beoordeling
16. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat eiseres verminderd belastbaar is. Hij is hierbij uitgegaan van de diagnoses whiplash trauma, adhesieve capsulitis schouder rechts en aspecifieke, chronische rugpijn. In de FML heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor de fysieke omgeving, dynamische handelingen en statische houdingen.
17
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 15 juli 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Ten aanzien van de geclaimde klachten aan de handen licht de verzekeringsarts bezwaar en beroep toe dat zowel de reumatoloog als de verzekeringsarts bij het onderzoek geen afwijkingen hebben geconstateerd. Ook ontbreken medisch objectiveerbare bevindingen voor verdergaande beperkingen in de categorieën dynamische handelingen en statische houdingen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft verder aan dat uit de informatie van de orthopedisch chirurg en reumatoloog blijkt dat het medisch feitencomplex van de nek en rechterschouder ongewijzigd is. Ook ziet ze geen reden om beperkingen aan te nemen voor de luchtwegen, nu er geen ontstekingsverschijnselen zijn en eiseres bovendien een pakje sigaretten per dag rookt. Verder is een urenbeperking niet aan de orde, nu er geen sprake is van energetische beperkingen, verminderde beschikbaarheid vanwege een behandeling of preventieve redenen.
18. Eiseres voert aan dat haar klachten en beperkingen zijn onderschat. Zij stelt nog steeds veel pijn te hebben, verspreid over het hele lichaam ten gevolge van een whiplash en dat veel van deze klachten, onder andere aan haar nek en rug, door de jaren heen ook zijn toegenomen. Verder heeft eiseres chronische neusklachten en artrose in haar vingers.
19
.De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Als iemand het niet eens is met een oordeel van een verzekeringsarts, dan moet hij of zij dat onderbouwen met (andere) medische stukken. Eiseres heeft dit niet gedaan. Gelet hierop ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische onderbouwing van het besluit.
De arbeidskundige beoordeling
20. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML functies (beroepen/werkzaamheden) gezocht die eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog kan uitvoeren. Het gaat om:
- (267051) Monteur printplaten;
- (315100) Administratief ondersteunend medewerker;
- (315174) Telefonist.
Deze drie functies zijn gebruikt voor de schatting. Daarnaast heeft ze nog een reservefunctie geselecteerd, namelijk: (315173) Telefonisch verkoper.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in haar rapport van 20 juli 2021 toegelicht dat eiseres voldoet aan het opleidingsniveau en eventueel vereiste beroepservaringen. De functies hebben geen specifieke eisen met betrekking tot werkervaring. Verder overschrijden de functies de belastbaarheid niet.
22. Eiseres stelt dat ze deze functies niet kan uitvoeren, omdat zij geen ervaring heeft met het werken met computers. Daarnaast is ze niet in staat om met haar handen te werken. Op de zitting heeft eiseres nog gesteld dat volgens haar de functie van archiefmedewerker niet passend werd geacht in bezwaar, door het vereiste werk met computers. Daarom bevreemdt het haar dat de functies administratief ondersteunend medewerker en telefonist wel passend worden geacht, nu in deze functies ook veel wordt gewerkt met computers.
23. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. Uit de FML blijkt niet dat eiseres niet in staat is tot het werken met computers of met haar handen. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt bovendien dat de functie van archiefmedewerker niet passend was, vanwege de opleidingseis.
24. De rechtbank vindt dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende heeft uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor het opleidingsniveau van eiseres en geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
25. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres met de middelste van de voor de schatting gebruikte functies 92,02% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als thuishulp, zodat eiseres voor de overige 7,98% arbeidsongeschikt is.

De conclusie van de rechtbank

26. Het UWV heeft de WIA‑uitkering van eiseres terecht beëindigd per 23 september 2021, vanwege een mate van arbeidsongeschiktheid van minder dan 35%.
27. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 1 augustus 2022 door mr. Y.N.M. Rijlaarsdam, rechter, in aanwezigheid van mr. Y.A.J. van Egmond, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 1 augustus 2022 en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Voetnoten

1.Uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 5 juni 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:1920.