In deze zaak heeft de kantonrechter op 14 juni 2022 uitspraak gedaan in een huurgeschil tussen de stichting STICHTING WOONWENZ, gevestigd te Venlo, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. Tijdens de mondelinge behandeling zijn partijen tot afspraken gekomen over de betaling van de huurachterstand, die op dat moment € 2.795,75 bedroeg, en de buitengerechtelijke incassokosten van € 233,83. De huurder is verplicht om de proceskosten van in totaal € 1.050,43 te betalen, wat het totaalbedrag op € 4.080,01 brengt. De huurder heeft ermee ingestemd om het verschuldigde bedrag in maandelijkse termijnen van ten minste € 150,00 te betalen en dient ook de lopende huurverplichtingen stipt na te komen. Indien de huurder in gebreke blijft, wordt het gehele bedrag direct opeisbaar en is de huurder ook wettelijke rente verschuldigd.
De verhuurder heeft haar geldvordering gewijzigd en verzocht om voorwaardelijke ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. De kantonrechter heeft de gewijzigde vordering toegewezen, waarbij de huurder als de overwegend in het ongelijk gestelde partij is veroordeeld tot betaling van de proceskosten. De kantonrechter heeft de huurovereenkomst ontbonden en de huurder veroordeeld om de woning binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen, indien de huurder in gebreke blijft met de afbetalingsverplichting of de maandelijkse huur. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het meer of anders gevorderde is afgewezen.