ECLI:NL:RBLIM:2022:6204

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 augustus 2022
Publicatiedatum
11 augustus 2022
Zaaknummer
9595250 \ CV EXPL 21-6446
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van overnamekosten huurwoning

In deze zaak vordert de eiser, die eerder huurder was van een woning, betaling van overnamekosten door de gedaagde, die de woning van de eiser heeft overgenomen. De gedaagde heeft een aantal zaken van de eiser overgenomen voor een bedrag van € 525,00, maar heeft dit bedrag niet betaald. De eiser heeft de gedaagde gedagvaard en vordert in totaal € 624,86, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten. De gedaagde voert verweer en stelt dat de overgenomen zaken niet in orde zijn en dat er spullen zijn weggehaald die in de woning zouden blijven. De kantonrechter oordeelt dat de gedaagde onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar verweer en dat de vordering van de eiser toewijsbaar is. De kantonrechter wijst de vordering toe en veroordeelt de gedaagde tot betaling van het gevorderde bedrag, vermeerderd met rente en kosten. Tevens wordt de gedaagde veroordeeld in de proceskosten van de eiser. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9595250 \ CV EXPL 21-6446
Vonnis van de kantonrechter van 17 augustus 2022
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde Armaere Incassospecialisten & Gerechtsdeurwaarders,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[woonplaats] ,
gedaagde partij,
procederende in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord
  • de conclusie van repliek
  • de conclusie van dupliek
  • de beslissing waarbij een mondelinge behandeling is bepaald
  • de mondelinge behandeling op 19 juli 2022.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[gedaagde] huurt een woning van Stichting Woonwenz. Hieraan voorafgaande woonde [eiser] als huurder in de woning.
2.2.
[gedaagde] heeft een aantal zaken in de woning overgenomen van [eiser] voor een bedrag van € 525,00. De zaken staan vermeld op het overnameformulier. Voor niet alle zaken op die lijst is een prijs afgesproken. Deze zaken staan op de lijst vermeld omdat deze anders door [eiser] op last van Woonwenz verwijderd moeten worden.
2.3.
[gedaagde] heeft het overeengekomen bedrag van € 525,00 niet betaald.
2.4.
Partijen hebben, voornamelijk per e-mail, contact gehad over de overnamegoederen en ook over de staat van de woning.
2.5.
Aan het einde van de huurovereenkomst met [eiser] heeft Woonwenz een eindopnamerapport opgesteld. [partner van eiser] heeft voor akkoord ondertekend.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van € 624,86 (€ 5252,00 aan hoofdsom, € 4,57 aan rente, € 78,75 aan buitengerechtelijk incassokosten en de btw daarover ad € 16,54), vermeerderd met rente en kosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Deze procedure gaat over de vraag of [gedaagde] de overnamekosten moet betalen. [gedaagde] is van mening dat dit niet het geval is, althans niet de volledige kosten, en voert daarvoor een aantal verweren. Deze verweren kunnen als volgt samengevat worden:
  • de overgenomen zaken zijn niet in orde: ze zijn kapot of niet volledig;
  • er zijn spullen weggehaald die in de woning zouden blijven, waarbij het met name op badkamerspullen gaat zoals de wastafel, spiegel en planchet;
  • de staat van de woning is niet in orde zoals bijvoorbeeld het bakstenen tuinmuurtje.
4.2.
Het verweer van [gedaagde] kwalificeert als een tekortkoming in de nakoming van de verplichtingen uit de overeenkomst. Het is aan [gedaagde] om voldoende feitelijk te stellen en te onderbouwen, en indien aan de orde ook te bewijzen, waaruit de tekortkoming blijkt. De kantonrechter is van oordeel dat [gedaagde] dit niet althans onvoldoende heeft gedaan. Daarvoor is het volgende van belang.
4.3.
In de eerste plaats gaat het enkel en alleen over de goederen zoals opgenomen in het overnameformulier. Hierover gaat de vordering. Enkel het verweer van [gedaagde] dat hierover gaat zal bij de beoordeling betrokken worden. Het overige verweer, zoals bijvoorbeeld de staat van het stenen tuinmuurtje en de boorgaatjes, spijkers, haakjes en schroeven, is niet relevant voor dit geschil en wordt daarom buiten beschouwing gelaten. Mocht een en ander al gebrekkig zijn dan ligt het op de weg van [gedaagde] om dit met de verhuurder op te nemen.
4.4.
De kantonrechter stelt verder het volgende voorop. Bij de bezichtiging van de woning heeft [gedaagde] alle over te nemen zaken kunnen controleren en uitproberen. Dat [gedaagde] dit niet althans onvoldoende heeft gedaan in verband met de privacy van [eiser] en dat de staat van de overgenomen zaken achteraf anders was dan [gedaagde] kennelijk verwachtte, kan niet aan [eiser] worden tegengeworpen. [gedaagde] had zich van te voren moeten en kunnen vergewissen van de staat van de zaken. [eiser] kan eventueel wèl verantwoordelijk te houden zijn indien hij onjuiste mededelingen heeft gedaan, maar hiervan is niet gebleken.
4.5.
Op het overnameformulier staan onder meer twee afstandsbedieningen vermeld. Uit de stellingen van partijen en de op de mondelinge behandeling gegeven toelichting blijkt dat de afstandsbedieningen inmiddels terecht zijn en in het bezit van [gedaagde] .
[gedaagde] klaagt verder over de laminaatvloer. Zij heeft deze echter om niet verkregen, zodat dit geen deel uitmaakt van de vordering. Voor zover [gedaagde] schade leidt omdat zij het laminaat, anders dan verwacht, zelf moet verwijderen en daarvoor kosten moet maken, dan had [gedaagde] een tegeneis kunnen indienen. Dit heeft zij niet gedaan.
4.6.
Met betrekking tot de (werking) van de rolluiken is de kantonrechter van oordeel dat [gedaagde] niet heeft aangetoond dat de staat daarvan bij de totstandkoming van de overeenkomst anders was dan de staat toen zij de woning betrok. Dat [gedaagde] de rolluiken heeft laten herstellen of verbeteren doet hieraan niet af. [gedaagde] kocht immers geen rolluiken in nieuwstaat. Dit geldt ook voor het zonnescherm. [gedaagde] heeft niet aangetoond dat de staat bij levering anders was dan de staat bij de totstandkoming van de overeenkomst. Het op dit punt gevoerde verweer wordt daarom bij gebrek aan onderbouwing verworpen.
4.7.
In de conclusie van antwoord doet [gedaagde] verder een beroep op de wettelijke bedenktijd. Ook dit verweer gaat niet op. De wettelijke bedenktijd is immers voor overeenkomsten die op afstand (via internet of telefoon) zijn gesloten. Dit is niet aan de orde. Ook het verweer dat op de betaling diende te worden bijgeschreven op de rekening van [partner van eiser] is niet relevant. Het staat [eiser] vrij om te bepalen op welke bankrekening [gedaagde] er betaald dient te worden.
4.8.
Gelet op het voorgaande kan de vordering van [eiser] worden toegewezen. Dit geldt ook voor de gevorderde rente. Partijen hebben immers afgesproken dat er bij ondertekening van de huurovereenkomst betaald zou worden en dit heeft [gedaagde] niet gedaan. Er is daarom verzuim ingetreden.
4.9.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke kosten worden toegewezen. Aan de vereisten voor toewijzing is voldaan door het sturen van de zogenoemde veertiendagenbrief (brief van 2 juni 2021). Ook de hoogte van het gevorderde bedrag is overeenkomstig de daarvoor geldende tarieven.
4.10.
[gedaagde] heeft geen bewijs van haar stellingen aangeboden en de kantonrechter ziet ook ambtshalve geen aanleiding [gedaagde] toe te laten tot nadere bewijslevering.
4.11.
[gedaagde] wordt tot slot als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de kosten van deze procedure. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
  • dagvaarding € 123,60
  • griffierecht 240,00
  • salaris gemachtigde
totaal € 735,60
4.12.
De kantonrechter zal dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaren.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] te betalen een bedrag van € 624,86, vermeerderd met de wettelijke rente over € 525,00 vanaf 14 december 2022 tot de dag van volledige betaling,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten aan de zijde van [eiser] gevallen en tot op heden begroot op € 735,60,
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: