In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 5 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen de naamloze vennootschap IZA ZORGVERZEKERAAR N.V., gevestigd te Alkmaar, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eisende partij, IZA, vorderde betaling van twee zorgkostenfacturen ter hoogte van € 831,70, die door de gedaagde niet waren betaald. De gedaagde had een zorgverzekering bij IZA en voerde verweer tegen de vordering, stellende dat IZA spookfacturen zou sturen en dat er onduidelijkheden waren in de administratie van IZA. De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde de verschuldigdheid van de facturen niet expliciet betwistte en dat zijn verweren onvoldoende onderbouwd waren. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van IZA toewijsbaar was, met uitzondering van een deel van de rentevordering die door IZA was ingetrokken. De gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van IZA op € 699,74 werden begroot. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.