ECLI:NL:RBLIM:2022:7631

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
5 oktober 2022
Publicatiedatum
5 oktober 2022
Zaaknummer
9788679 CV EXPL 22-1536
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Koop op afstand van een duikhorloge met geschil over levering en schadevergoeding

In deze zaak heeft eiser op 8 augustus 2021 een duikhorloge gekocht van gedaagde via een website voor € 413,95. Eiser heeft op dezelfde dag betaald, maar het horloge is niet geleverd. Op 26 oktober 2021 ontbindt eiser de koopovereenkomst en vordert schadevergoeding van € 413,94 voor de betaalde koopsom en € 90,00 voor kosten ter vaststelling van de schade. Gedaagde stelt dat het horloge op 10 augustus 2021 is verzonden en heeft het bedrag op 27 oktober 2021 terugbetaald. Eiser vordert in conventie betaling van € 185,12, terwijl gedaagde in reconventie betaling van € 1.963,95 vordert voor gemaakte kosten.

De kantonrechter oordeelt dat gedaagde niet heeft aangetoond dat het horloge is geleverd. De bewijslast ligt bij gedaagde, maar de overgelegde kassabon biedt onvoldoende bewijs van verzending en ontvangst. De klachtplicht van eiser wordt niet relevant geacht, omdat er in dit geval geen prestatie is geleverd. De vordering van gedaagde wordt afgewezen, en de kantonrechter wijst ook de vorderingen van eiser af, omdat hij niet heeft aangetoond dat hij de gevorderde kosten heeft gemaakt. De proceskosten worden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer: 9788679 \ CV EXPL 22-1536
Vonnis van de kantonrechter van 5 oktober 2022
in de zaak van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie.
gemachtigde LAVG Groningen,
tegen:
[gedaagde],
wonend [adres] ,
[postcode] ,
gedaagde partij in conventie, eisende partij in reconventie.
procederende in persoon.
Partijen zullen hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
  • de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie
  • de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
  • de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] heeft op 8 augustus 2021 van [gedaagde] via de website [webadres] een duikhorloge gekocht voor een bedrag van € 413,95. [eiser] heeft op diezelfde dag betaald.
2.2.
Bij brief van 26 oktober 2021 ontbindt [eiser] de koopovereenkomst omdat het horloge niet geleverd is en maakt hij aanspraak op de hierdoor ontstane schade ad € 413,94 ter zake de betaalde koopsom en € 90,00 aan kosten ter vaststelling van de schade en aansprakelijkheid.
2.3.
Bij brief van 2 november 2021 schrijft [gedaagde] dat het horloge op 10 augustus 2021 is verstuurd als pakketpost. Verder schrijft [gedaagde] dat hij, om problemen te voorkomen, het door [eiser] betaalde bedrag van € 413,95 heeft terugbetaald.
2.4.
Op 27 oktober 2021 heeft [gedaagde] het bedrag terugbetaald.

3.Het geschil in conventie en in reconventie

3.1.
[eiser] vordert - samengevat - [gedaagde] te veroordelen tot betaling van € 185,12, te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [gedaagde] in de proceskosten.
3.2.
Ter onderbouwing van zijn vordering stelt [eiser] dat [gedaagde] de verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen door het horloge niet te leveren. Er was afgesproken dat het horloge op 8 augustus 2021 zou worden verzonden en dit is een fatale termijn. Vanwege de overschrijding van deze termijn is [gedaagde] van rechtswege in verzuim. Nakoming is niet meer aan de orde omdat de koopovereenkomst bij brief van 26 oktober 2021 is ontbonden. Naast de directe schade als gevolg van het niet geleverde horloge, heeft [eiser] ook indirecte schade. Deze indirecte schade bestaat uit kosten die [eiser] heeft moeten maken om met [gedaagde] in contact te komen en het proberen tot levering van het horloge over te gaan of een andere oplossing te bereiken. Verder zijn er kosten ter vaststelling van de schade gemaakt, dossiervorming en het verstrekken van gegevens aan de politie. De indirecte schade beloopt een bedrag van € 90,00. Daarnaast vordert [eiser] nog wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten ad € 75,59 en de daarover verschuldigde btw ad € 15,87.
3.3.
[gedaagde] voert aan het horloge wel degelijk te hebben verstuurd. Ter onderbouwing legt [gedaagde] een kassabon over. Hij betwist als particulier te hebben gehandeld. [eiser] heeft nooit geklaagd het horloge niet te hebben ontvangen. Eerst op 27 oktober 2021 ontvangt [gedaagde] bericht en dat is in strijd met de klachtplicht van artikel 6:89 BW. Verder betwist [gedaagde] de verschuldigdheid van de extra kosten.
In reconventie vordert [gedaagde] betaling van de door hem gemaakte kosten ad in totaal € 1.963,95. Dit bedrag is opgebouwd uit € 413,95 terzake het geleverde horloge, € 750,00 aan geleden schade, € 400,00 aan kosten onderzoek en juridisch advies en € 400,00 aan opstellen brieven en processtukken. Ook vordert [gedaagde] veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
3.5.
[eiser] voert verweer tegen de vorderingen van [gedaagde] .
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling in conventie en in reconventie

4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen zullen deze hierna gezamenlijk besproken en beoordeeld worden.
4.2.
Of [gedaagde] handelt in de uitoefening van een beroep of bedrijf of als particulier kan in het midden blijven nu dat in dit geval niet relevant is voor de beantwoording van de voorliggende feitelijke- en rechtsvragen.
Is het horloge wel of niet geleverd?
4.3.
Partijen hebben een koopovereenkomst gesloten en hebben daardoor wederzijds verplichtingen. De verplichting van [eiser] bestaat uit het betalen van de koopprijs en [gedaagde] is verplicht het horloge te leveren. [eiser] stelt dat het horloge niet geleverd is, terwijl [gedaagde] stelt dat het horloge wel geleverd en bezorgd is. De bewijslast van de levering rust op [gedaagde] . Ter onderbouwing van de levering overlegt [gedaagde] een kassabon van 10 augustus 2021 betreffende een verzending peer post met daarop onder meer de vermelding “servicepunt POSTNL 7,25”. Dit kan echter niet als een bewijs van verzending en ontvangst worden gezien omdat uit deze kassabon al niet blijkt dat het om de verzending aan [eiser] van het door hem bestelde horloge gaat. Dat het horloge is afgeleverd bij [eiser] blijkt hieruit evenmin.
4.4.
Ook het verweer van [gedaagde] dat [eiser] te laat heeft geklaagd als bedoeld in artikel 6:89 BW gaat niet op. De regels van de tijdige klachtplicht hebben betrekking op een prestatie die niet (geheel) beantwoord aan hetgeen overeengekomen is. Die regels zijn echter niet van toepassing in een situatie als de onderhavige, waarin in het geheel niet zou zijn gepresteerd.
Los daarvan, [gedaagde] is door de brief van 26 oktober 2021 op de hoogte gesteld van de klacht van [eiser] . Dit is binnen de door [gedaagde] gestelde termijn waarin hij via de track & trace van Post.nl had kunnen achterhalen of het horloge daadwerkelijk bij [eiser] was afgeleverd. Dit heeft [gedaagde] kennelijk niet gedaan, althans hiervan is niet gebleken.
4.5.
Kortom, nu niet vast staat dat [gedaagde] aan zijn verplichting om het horloge aan [eiser] te leveren heeft voldaan, heeft [gedaagde] terecht de koopovereenkomst ontbonden. [gedaagde] heeft daarom geen recht op betaling van de koopsom. De vordering van [gedaagde] die hierop ziet wordt daarom afgewezen.
De kosten van [eiser]
4.6.
[eiser] vordert in de eerste plaats vergoeding van de schade ex artikel 6:96, lid 2 BW ad € 90,00. Volgens dit wetsartikel gaat het om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid. In de dagvaarding specificeert [eiser] deze kosten en hieruit blijkt dat het om kosten van de gemachtigde gaat. De kantonrechter is van oordeel dat deze kosten moeten worden afgewezen. Daarvoor is het volgende van belang.
4.7.
De omschreven werkzaamheden kwalificeren naar het oordeel van de kantonrechter als werkzaamheden ter instructie van de zaak en ter voorbereiding van de procedure. Deze worden geacht te zijn begrepen in het salaris van de gemachtigde (waarover hierna meer) en komen daarom niet voor afzonderlijke vergoeding in aanmerking.
4.8.
Bovendien heeft [eiser] niet aangetoond of aannemelijk gemaakt dat hij deze kosten aan LAVG heeft moeten betalen. Dat [eiser] schade heeft geleden staat daarom niet vast.
Buitengerechtelijke kosten
4.9.
[eiser] vordert € 75,59 en de daarover verschuldigde btw ad € 15,87. De kantonrechter is van oordeel dat ook deze kosten moeten worden afgewezen. Immers, uit de brief van 26 oktober 2021 volgt dat [gedaagde] deze kosten verschuldigd is indien hij niet binnen 14 dagen na ontvangst van de brief een bedrag van € 503,95 betaalt. Zoals hiervoor al is aangegeven heeft [eiser] geen recht op het gevorderde bedrag van € 90,00. Het bedrag van € 413,95 is op 27 oktober 2021 op de rekening van [eiser] bijgeschreven, derhalve binnen de in voornoemde brief gestelde termijn.
De kosten van [gedaagde]
4.10.
[gedaagde] vordert een totaalbedrag van € 1.550,00 aan kosten. Over deze vordering kan de kantonrechter kort zijn. Een onderbouwing daarvan is niet gegeven. Bovendien blijkt niet welke schade is geleden en welk tarief en tijdsbesteding is gehanteerd.
Proceskosten
4.11.
Omdat partijen over en weer in het (on)gelijk zijn gesteld, zal de kantonrechter de proceskosten compenseren in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De beslissing in conventie en in reconventie

De kantonrechter
in conventie en in reconventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
compenseert de proceskosten in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken.
type: PLG
coll: