ECLI:NL:RBLIM:2022:8364

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
26 oktober 2022
Publicatiedatum
27 oktober 2022
Zaaknummer
21/1985
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van de arbeidsongeschiktheid van eiseres in het kader van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA) na beëindiging van de uitkering door het UWV

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een WIA-zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H.J.M. Dohmen, in beroep ging tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 11 december 2020 de WIA-uitkering van eiseres beëindigd, omdat zij volgens hen minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek dat aan de beëindiging ten grondslag lag, niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres had beoordeeld op basis van rapporten van verzekeringsartsen, maar dat deze rapporten niet voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er geen adequaat lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden en dat de medische situatie van eiseres onvoldoende was onderzocht. Hierdoor was de conclusie van het UWV over de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet houdbaar. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres opnieuw lichamelijk onderzocht dient te worden door een geregistreerde verzekeringsarts. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres dient te vergoeden.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Inloopteam Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/1985

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. E.H.J.M. Dohmen),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (het UWV), verweerder
(gemachtigde: K.P.A. Canters).

Procesverloop

Met het besluit van 11 december 2020 (het primaire besluit) heeft het UWV de uitkering van eiseres op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) beëindigd.
Met het besluit van 14 juni 2021 (het bestreden besluit) heeft het UWV het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het UWV heeft een verweerschrift ingediend.
De zaak is bij de rechtbank behandeld op de online zitting van 12 oktober 2022. Eiseres was aanwezig samen met haar gemachtigde. Het UWV heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Wat er aan deze procedure voorafging

1. Eiseres werkte als administratief medewerker. Zij heeft zich op 7 februari 2014 wegens psychische klachten ziekgemeld voor dit werk.
2. Op 10 mei 2016 heeft het UWV eiseres een zwangerschaps- en bevallingsuitkering op grond van de Wet arbeid en zorg (WAZO) toegekend. Met het besluit van 19 mei 2016 is aan eiseres medegedeeld dat de zwangerschaps- en bevallingsuitkering tijdelijk in de plaats komt van haar loongerelateerde WGA-uitkering.
3. Met het besluit van 22 augustus 2017 heeft het UWV de loongerelateerde WGA-uitkering van eiseres beëindigd. De mate van arbeidsongeschiktheid is bepaald op 13,69%.
4. Op 29 mei 2018 heeft eiseres zich opnieuw ziekgemeld bij het UWV vanwege gezondheidsklachten als gevolg van een auto-ongeval en fybromyalgie. Eiseres heeft hierbij aangegeven op 21 juni 2018 te beginnen aan een multidisciplinair traject om haar gezondheid te verbeteren. Met het besluit van 13 augustus 2018 is eiseres door het UWV volledig arbeidsongeschikt bevonden en heeft zij opnieuw een loongerelateerde WGA-uitkering gekregen.
5. Het UWV heeft een herbeoordeling gedaan van de arbeidsongeschiktheid van eiseres. Een verzekeringsarts van het UWV heeft eiseres onderzocht en beoordeeld wat de arbeidsbeperkingen van eiseres zijn per 9 december 2020. Deze beperkingen heeft de verzekeringsarts opgenomen in een functionele mogelijkhedenlijst (FML). Vervolgens heeft een arbeidsdeskundige van het UWV vastgesteld dat er drie functies zijn die eiseres, met haar beperkingen, nog zou kunnen doen. De arbeidsdeskundige heeft berekend dat eiseres met de middelste van deze functies 76,11% kan verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij zich ziekmeldde. De mate van arbeidsongeschiktheid is gelet hierop bepaald op 23,89%. Omdat dit betekent dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, kan eiseres volgens het UWV geen WIA-uitkering krijgen. Met het besluit van 11 december 2020 heeft het UWV de WIA-uitkering van eisers per 12 februari 2021 stopgezet.
6. Eiseres heeft bezwaar gemaakt. Een verzekeringsarts bezwaar en beroep en een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep hebben opnieuw naar de zaak van eiseres gekeken. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep zijn de beperkingen juist vastgesteld. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep kon zich ook vinden in de beoordeling van de arbeidsdeskundige. Hierop heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat eiseres vindt

7. Eiseres is het niet met het UWV eens. Eiseres voert aan dat zij ten onrechte niet als volledig arbeidsongeschikt is aangemerkt. Daarnaast vindt eiseres dat zij ten aanzien van staan en zitten meer beperkt is dan in de FML is opgenomen. Ook stelt zij dat er ten onrechte geen beperkingen in duurbelastbaarheid zijn aangenomen. Eiseres voert verder aan dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is, onder meer omdat er geen spreekuurcontact heeft plaatsgevonden in de bezwaarfase. Daar voegt eiseres aan toe dat er in de primaire fase ook geen sprake is geweest van een volledig lichamelijk onderzoek. Eiseres stelt zich verder op het standpunt dat het arbeidsdeskundig rapport ten aanzien van haar competenties een aantal onjuistheden bevat. Eiseres is van mening dat er sprake moet zijn van een proceskostenvergoeding in de bezwaarfase omdat een van haar bezwaren gegrond is verklaard.

Waarover het gaat in deze zaak

8. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres voor 23,89% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op
9 december 2020 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.

Wat de rechtbank vindt

9. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
10. De rechtbank vindt dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is verricht. Zij zal dat hierna uitleggen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Ook heeft er contact tussen de verzekeringsarts en eiseres plaatsgevonden. Hij heeft beschreven dat eiseres verminderde functionele mogelijkheden heeft als gevolg van fibromyalgie en psychische klachten.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 2 juni 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier met daarin de informatie van de behandelaar bestudeerd. Ook heeft er een hoorzitting via beeldbellen plaatsgevonden. Zij reageert ook op de in bezwaar naar voren gebrachte stelling van eiseres dat het onduidelijk is of de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek heeft verricht. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat het inderdaad niet uit het rapport valt op te maken of er een lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Volgens haar was een volledig lichamelijk onderzoek ook niet echt noodzakelijk geweest, aangezien er geen sprake is van een gewijzigd klachtenbeeld of een gewijzigde medische situatie.
13. Eiseres heeft in beroep aangevoerd dat er, zowel in de primaire fase als in de bezwaarfase, ten onrechte geen lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Zij vindt dan ook dat het medisch onderzoek niet zorgvuldig is geweest en dat hierdoor haar beperkingen niet goed zijn vastgesteld.
14. Voor de beantwoording van de vraag of het medisch onderzoek zorgvuldig is, is allereerst van belang om vast te stellen in hoeverre er sprake is geweest van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts of een verzekeringsarts bezwaar en beroep. Duidelijk is dat er geen spreekuurcontact met de verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft plaatsgevonden.
15. Naar aanleiding van het beroepschrift heeft de rechtbank het UWV gevraagd waaruit het contact tussen de verzekeringsarts en eiseres heeft bestaan, welk onderzoek heeft plaatsgevonden en in hoeverre dit contact valt aan te merken als een spreekuurcontact en medisch onderzoek. Het UWV heeft vervolgens verwezen naar de sociaal-medische beoordeling onder punt 4.4. Daarin staat beschreven waaruit het lichamelijk onderzoek heeft bestaan. Namelijk een algemene indruk, psychisch onderzoek en lichamelijk onderzoek. Eiseres heeft hierop gereageerd. Zij stelt dat ze bij het gesprek met de verzekeringsarts na tien minuten weer buiten stond. Daarnaast stelt zij dat het UWV nog steeds geen expliciet antwoord heeft gegeven op de vraag van de rechtbank in hoeverre het contact als een spreekuurcontact met medisch onderzoek kan worden aangemerkt. De rechtbank heeft het UWV nogmaals gevraagd waaruit het lichamelijk onderzoek van de verzekeringsarts heeft bestaan en welke onderzoekshandelingen zijn verricht. De verzekeringsarts heeft op deze vraag gereageerd. Hij stelt dat hij heeft afgezien van een uitgebreid lichamelijk onderzoek, omdat van de diagnose fibromyalgie bekend is dat de klachten hiervan (pijn en stijfheid) nogal wisselend kunnen zijn, ook van locatie. Volgens hem is onderzoek dan vooral een momentopname. Zijn onderzoek is dan ook beperkt gebleven tot observatie van eiseres, waarbij vooral is gelet op mogelijke afwijkingen of verschillen (in vergelijking met de bevindingen uit 2017) in de beweeglijkheid in onder andere nek en schouder, armen en handen en de beweeglijkheid van de wervelkolom bij zitten en lopen. De verzekeringsarts geeft daarnaast aan dat hij de medische informatie van het Rughuis van 19 november 2020 bij zijn beoordeling heeft betrokken. Volgens de verzekeringsarts had een aanvullend lichamelijk onderzoek ten tijde van de beoordeling in de bezwaarfase geen toegevoegde waarde aangezien de verzekeringsarts bezwaar en beroep is uitgegaan van de diagnose fibromyalgie. Hij wijst erop dat fibromyalgie zich kenmerkt door klachten aan het bewegingsapparaat zonder dat er lichamelijk concrete afwijkingen kunnen worden vastgesteld.
16. Op de zitting bevestigt het UWV het standpunt dat er in de primaire fase naar zijn mening wel een spreekuurcontact heeft plaatsgevonden, maar dat in dat spreekuurcontact geen uitgebreid lichamelijk onderzoek heeft plaatsgevonden. Het lichamelijk onderzoek heeft zich beperkt tot observatie van de beweeglijkheid van eiseres. Volgens het UWV zijn de klachten van eiseres sinds 2017 niet wezenlijk veranderd. Eiseres wijst er ter zitting nogmaals op dat zij bij het spreekuurcontact na tien minuten buiten stond. Ook stelt eiseres dat de diagnose fybromyalgie niet juist is en dat deze diagnose ook niet genoemd wordt in de medische stukken vanuit de behandelaars. Eiseres geeft ter zitting aan dat er artrose in haar rug is vastgesteld. Daarnaast betwist eiseres de stelling van het UWV dat haar klachten sinds 2017 niet veranderd zijn.
17. De rechtbank stelt vast dat er geen verschil van mening meer lijkt te bestaan over de vraag of het contact met de verzekeringsarts valt aan te merken als een spreekuurcontact en dat de discussie zich toespitst op de vraag of het medisch onderzoek dat is verricht in dat spreekuurcontact voldoende is. De rechtbank is van oordeel dat die vraag ontkennend moet worden beantwoord. Daarbij neemt de rechtbank het volgende in aanmerking. Pas in de fase van beroep en na herhaaldelijk vragen van de rechtbank ontstaat er duidelijkheid over de inhoud van het onderzoek en de onderzoekshandelingen die hebben plaatsgevonden in de primaire fase. Anders dan uit de rapportage van de verzekeringsarts zou kunnen worden afgeleid heeft het onderzoek voor zover dat ziet op mogelijke lichamelijke beperkingen slechts bestaan uit observaties van de verzekeringsarts en heeft een onderzoek aan het lichaam niet plaatsgevonden. In bezwaar is ook afgezien van een lichamelijk onderzoek bij eiseres. Volgens de verzekeringsarts bezwaar en beroep was dat ook niet nodig omdat er geen sprake zou zijn van gewijzigd klachtenbeeld of een gewijzigde medische situatie. Naar het oordeel van de rechtbank is dat geen voldoende motivering. Het klachtenbeeld, de medische situatie en een eventuele wijziging sinds 2017 staan immers ter discussie. Om de klachten van eiseres goed te kunnen vaststellen, had er een onderzoek aan het lichaam moeten plaatsvinden en kon niet worden volstaan met het enkel observeren van de beweeglijkheid van eiseres. Juist een lichamelijk onderzoek had duidelijkheid kunnen geven over de klachten van eiseres ten tijde van de datum in geding ten opzichte van de beoordeling in 2017. De rechtbank is daarom van oordeel dat het medisch onderzoek onzorgvuldig is geweest.
Proceskostenvergoeding in de bezwaarfase
18. Eiseres heeft aangevoerd dat er in bezwaar ten onrechte geen proceskosten zijn vergoed. Vergoeden van deze kosten in bezwaar volgt alleen als het primaire besluit wordt herroepen. Dat is hier niet gebeurd, dus was er geen aanleiding om de proceskosten te vergoeden.

De conclusie van de rechtbank

19. Het beroep is gegrond, omdat het medisch onderzoek niet zorgvuldig heeft plaatsgevonden. Dit betekent dat het bestreden besluit niet in stand kan blijven. De rechtbank zal het bestreden besluit daarom vernietigen.
20. Omdat het medisch onderzoek in bezwaar (en mogelijk daarna ook het arbeidskundig onderzoek in bezwaar) opnieuw zal moeten worden gedaan, zal de rechtbank hier geen zogeheten bestuurlijke lus toepassen. Dat betekent dat de rechtbank het UWV zal opdragen om binnen tien weken na de datum van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen, waarbij eiseres in beginsel op het spreekuur door een geregistreerde verzekeringsarts bezwaar en beroep lichamelijk dient te worden onderzocht. Aan de bespreking van de overige beroepsgronden komt de rechtbank niet toe.
21. Omdat het beroep gegrond is, moet het UWV het griffierecht dat eiseres heeft betaald aan haar vergoeden. Eiseres krijgt ook een vergoeding voor de proceskosten die zij in beroep heeft gemaakt. Het UWV moet deze kosten betalen. De vergoeding wordt als volgt berekend. Voor de bijstand door een gemachtigde krijgt eiseres een vast bedrag per proceshandeling. De gemachtigde heeft een beroepschrift ingediend en is op de zitting verschenen. Hij krijgt daarvoor twee procespunten. De proceskosten worden daarom vergoed tot een bedrag van € 1518‬,-.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt het UWV op binnen tien weken na de dag van verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op bezwaar te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • draagt het UWV op het betaalde griffierecht van € 49,- aan eiseres te vergoeden;
  • veroordeelt het UWV in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 1518,-.
Deze uitspraak is gedaan op 26 oktober 2022 door mr. M. Munsterman, rechter, in aanwezigheid van mr. C.J. Kroon, griffier
.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 26 oktober 2022
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Als u het niet eens bent met deze uitspraak

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.