In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een WIA-zaak waarbij eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. E.H.J.M. Dohmen, in beroep ging tegen een besluit van het UWV. Het UWV had op 11 december 2020 de WIA-uitkering van eiseres beëindigd, omdat zij volgens hen minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres was het niet eens met deze beslissing en voerde aan dat het medisch onderzoek dat aan de beëindiging ten grondslag lag, niet zorgvuldig was uitgevoerd. De rechtbank heeft vastgesteld dat het UWV de arbeidsongeschiktheid van eiseres had beoordeeld op basis van rapporten van verzekeringsartsen, maar dat deze rapporten niet voldeden aan de vereisten van zorgvuldigheid en begrijpelijkheid. De rechtbank concludeerde dat er geen adequaat lichamelijk onderzoek had plaatsgevonden en dat de medische situatie van eiseres onvoldoende was onderzocht. Hierdoor was de conclusie van het UWV over de arbeidsongeschiktheid van eiseres niet houdbaar. De rechtbank heeft het bestreden besluit vernietigd en het UWV opgedragen om binnen tien weken een nieuw besluit te nemen, waarbij eiseres opnieuw lichamelijk onderzocht dient te worden door een geregistreerde verzekeringsarts. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat het UWV het griffierecht en de proceskosten van eiseres dient te vergoeden.