In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 26 oktober 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. D.M. Gijzen, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door E.H.J.A. Olthof. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering te beëindigen, omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. De rechtbank heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de medische situatie van eiseres op 28 oktober 2020, waarbij de artsen van het UWV de beperkingen van eiseres hebben vastgesteld.
Eiseres, die als taxichauffeur werkte, had zich op 2 november 2016 ziekgemeld. In 2018 was haar een WIA-uitkering toegekend op basis van 80 tot 100% arbeidsongeschiktheid. Echter, na een herbeoordeling in 2020 concludeerde het UWV dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was, wat leidde tot de stopzetting van haar uitkering. Eiseres was het niet eens met deze conclusie en voerde aan dat de eerder vastgestelde urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week opnieuw van toepassing moest zijn.
De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende had gemotiveerd waarom de urenbeperking van 4 uur per dag en 20 uur per week gerechtvaardigd was, en dat er geen indicatie was voor een volledige arbeidsongeschiktheid. De rechtbank concludeerde dat eiseres geen nieuwe medische stukken had overgelegd om haar standpunt te onderbouwen. Daarom werd het beroep van eiseres ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de WIA-uitkering te herstellen.