Wat vindt de rechtbank
7. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
8. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
9. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres telefonisch gesproken. Hij beschrijft (onder andere) de klachten van eiseres, het dagverhaal, de diagnose en de prognose.
10. De arts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in zijn rapport van 6 juli 2021 heroverwogen. Hij heeft het dossier bestudeerd en informatie van de behandelaars opgevraagd en betrokken in zijn onderzoek. Ook heeft hij eiseres gesproken op de hoorzitting. De arts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd waarom hij in hoofdlijnen (met uitzondering van een kleine aanpassing van de FML) geen aanleiding ziet anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts.
11. Eiseres vindt het onderzoek onzorgvuldig. Met een beroep op de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep(de Raad) meent zij dat louter een dossieronderzoek door de arts bezwaar en beroep in haar geval niet volstaat. Hiertoe voert eiseres aan dat zij zowel tijdens het primaire onderzoek als tijdens de bezwaarfase niet fysiek onderzocht is door een verzekeringsarts. Omdat de medische grondslag van het primaire besluit in bezwaar is betwist en er niet gemotiveerd is afgezien van het houden van een spreekuurcontact in bezwaar, vindt eiseres dat het onderzoek onzorgvuldig is.
12. Het UWV erkent in haar verweerschrift van 27 augustus 2021 dat er ten onrechte niet gemotiveerd is waarom in bezwaar is afgezien van een fysiek spreekuurcontact, zoals het beoordelingskader van de genoemde uitspraak van de Raad van 23 juni 2021 voorschrijft. In het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroepvan 17 augustus 2021 is daarom alsnog deze motivering gegeven. De verzekeringsarts bezwaar en beroep geeft aan dat een fysiek contact niet meer informatie zou hebben opgeleverd. Er was voldoende informatie vanuit de behandelaars aanwezig. Uit die informatie is niet gebleken dat de verzekeringsarts in het primaire onderzoek iets over het hoofd heeft gezien.
13. De rechtbank vindt dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep onvoldoende heeft gemotiveerd dat in het licht van de aard van de klachten en de beschikbare medische informatie, een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde zou hebben gehad. De motivering bestaat uit een algemene onderbouwing van de beslissing om te volstaan met dossierstudie. Een specifiek op dit geval toegesneden motivering waarom een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft, ontbreekt. Op welke medische informatie de verzekeringsarts bezwaar en beroep precies doelt wordt niet beschreven. Evenmin wordt beschreven waarom deze aanwezige medische informatie met zich brengt dat een spreekuurcontact geen toegevoegde waarde heeft. De rechtbank acht mede van belang dat het hier gaat om lichamelijke klachten die in een fysiek spreekuurcontact door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) te onderzoeken zijn. Daarbij komt dat er verschil van mening lijkt te bestaan over de ernst van de aandoening; een fysiek spreekuurcontact waarbij eiseres onderzocht wordt door de verzekeringsarts (bezwaar en beroep) lijkt dan ook een logische stap te zijn. Onder deze omstandigheden is de gegeven motivering van de beslissing om te volstaan met dossierstudie naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende.
14. Gelet op wat hierover overwogen is, is het medisch onderzoek in bezwaar onvoldoende zorgvuldig geweest zodat het bestreden besluit genomen is in strijd met artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank zal daarom het bestreden besluit vernietigen. Het beroep dient om die reden gegrond verklaard te worden. Vervolgens moet de rechtbank de vraag beantwoorden of aanleiding bestaat om met toepassing van artikel 8:72, derde lid, van de Awb, de rechtsgevolgen van het vernietigde bestreden besluit in stand te laten. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend en overweegt daartoe als volgt.
15. Als eerste ziet de rechtbank geen aanleiding om het UWV op te dragen om het geconstateerde gebrek in de voorbereiding van het bestreden besluit te herstellen. Vast staat dat eiseres in de beroepsfase is gezien en lichamelijk is onderzocht door een onafhankelijke verzekeringsarts van Triage, [naam verzekeringsarts] . Omdat [naam verzekeringsarts] geregistreerd verzekeringsarts is, eiseres lichamelijk heeft onderzocht en zijn onderzoek heeft gedaan en zijn bevindingen en conclusies in het rapport van 7 juni 2022 heeft opgesteld met inachtneming van de relevante regelgeving inzake arbeidsongeschiktheidsbeoordelingen in WIA-zaken en de van toepassing zijnde verzekeringsgeneeskundige standaarden van het UWV, heeft een nieuw onderzoek door een verzekeringsarts van het UWV, voor zover het gaat om het vaststellen van de medische feiten, volgens de rechtbank geen toegevoegde waarde.
16. Verder stelt de rechtbank vast dat de bevindingen na onderzoek door [naam verzekeringsarts] op drie punten afwijken van de bevindingen van de (verzekerings)artsen van het UWV. Voor het overige heeft [naam verzekeringsarts] de FML van het UWV bevestigd. Volgens [naam verzekeringsarts] had eiseres (meer) beperkt moeten worden geacht in verband met haar claustrofobie, haar schouderklachten en haar hooikoortsklachten. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres dit bevestigd.
17. Ten aanzien van de claustrofobie stelt de arts bezwaar en beroep in zijn rapport van 7 juli 2022 dat deze klachten nooit bij eiseres zijn onderzocht en dat deze diagnose niet is vastgesteld en/of behandeld. Dat eiseres niet in een MRI-apparaat durft plaats te nemen, moet niet gegeneraliseerd worden naar alle kleine werkruimten. Bovendien, zo stelt het UWV ter zitting, zou geen van de geduide functies vervallen indien er wel een beperking voor claustrofobie zou worden aangenomen. De rechtbank kan deze uitleg volgen.
18. Ten aanzien van de schouderklachten heeft de arts bezwaar en beroep gemotiveerd gesteld waarom er geen extra beperkingen voor aangenomen hoeven te worden. Volgens de informatie van de behandelaar was naast impingement geen andere afwijking aan de schouder waargenomen. Het functioneel bewegingsbereik en de kracht was in tact. De al gegeven beperkingen ten aanzien van trillingsbelasting, frequent reiken, tillen en dragen en boven schouderhoogte actief zijn voldoende om de belasting te verlagen en verergering van de klachten te voorkomen. Ook deze motivering vindt de rechtbank afdoende.
19. De hooikoorts is door [naam verzekeringsarts] vastgesteld en de rechtbank vindt het aannemelijk gemaakt dat eiseres met deze klachten kampt en hierdoor in arbeid beperkt zou moeten worden geacht. Dat deze problematiek niet eerder door eiseres ter sprake is gebracht bij medische onderzoeken door het UWV, zoals door het UWV naar voren is gebracht, is onvoldoende van belang, te meer omdat eiseres in de onderhavige beoordeling ook niet door een verzekeringsarts van het UWV is onderzocht. Het spreekuur met de verzekeringsarts in de primaire fase vond immers telefonisch plaats en de arts bezwaar en beroep heeft dossieronderzoek verricht. Na raadpleging van het CBBS stelt het UWV ter zitting – onweersproken – dat alleen de functie van Medewerker tuinbouw (SBC-code 111010) komt te vervallen indien er een beperking voor hooikoortsklachten wordt aangenomen. Uit het rapport van de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep blijkt dat deze functie een reservefunctie is, die niet gebruikt is om de mate van arbeidsongeschiktheid vast te stellen. Dat betekent dat het laten vervallen van deze functie geen invloed zal hebben op de hoogte van het arbeidsongeschiktheidspercentage.
20. Gelet op het voorgaande ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding te twijfelen aan de juistheid van de medische grondslag van het bestreden besluit. De rechtbank komt tot de slotsom dat eiseres op de datum in geding in staat moet worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 12 juli 2021.
De arbeidskundige beoordeling
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft op grond van de FML van 12 juli 2021 gesteld dat het standpunt van de arbeidsdeskundige, dat eiseres haar eigen werk als productiemedewerker niet meer kan verrichten, juist is, maar dat eiseres met haar medische beperkingen in theorie nog de volgende functies kan uitvoeren:
- ( sbc-code 315133) Administratief medewerker (document scannen);
- ( sbc-code 261011) Parking host;
- ( sbc-code 267051) Monteur printplaten.
22. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft in zijn rapport van 13 juli 2021 voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De stelling van eiseres, dat de geduide functies gezien haar beperkingen haar belastbaarheid overschrijden, is in feite gericht tegen de door het UWV vastgestelde medische belastbaarheid van eiseres in de FML van 12 juli 2021, waarvan de rechtbank hiervoor in punt 20 al heeft geoordeeld dat er geen reden is om aan die FML te twijfelen. Bovendien heeft het UWV in het verweerschrift van 23 september 2021 voldoende uitgelegd waarom eiseres wel aan de gestelde opleidingseisen voldoet. Eiseres heeft de basisschool doorlopen en een aantal jaren vervolgonderwijs gevolgd. Hiermee voldoet zij aan de gestelde opleidingseisen (niveau 2). De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
23. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 1 februari 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 75,83% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als productiemedewerkster, zodat eiseres voor de overige 24,17% arbeidsongeschikt is.