ECLI:NL:RBLIM:2022:8942

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
14 november 2022
Publicatiedatum
14 november 2022
Zaaknummer
ROE 21/790
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van procesbelang in bestuursrechtelijke procedure omtrent terrasvergunning

Op 14 november 2022 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak met zaaknummer ROE 21/790. Eiser, vertegenwoordigd door zijn adviseur, heeft beroep ingesteld tegen het besluit van de Burgemeester van de gemeente Venlo, die op 1 februari 2021 het bezwaar van eiser tegen een eerder verleende terrasvergunning ongegrond heeft verklaard. De vergunninghouder had op 23 juli 2020 een vergunning verkregen voor de exploitatie van een horecabedrijf en het plaatsen van een terras. Tijdens de zitting op 31 oktober 2022 heeft de rechtbank de vraag behandeld of eiser voldoende procesbelang heeft bij de beoordeling van het bestreden besluit.

De rechtbank overweegt dat het primaire besluit inmiddels is komen te vervallen en vervangen door een gewijzigde vergunning op 8 juni 2021. Dit betekent dat eiser niet langer kan bereiken dat het primaire besluit wordt ingetrokken of gewijzigd. De rechtbank concludeert dat eiser geen procesbelang meer heeft bij deze procedure. Eiser heeft ter zitting aangegeven dat hij schade heeft geleden door een vermeende waardedaling van zijn woning, maar de rechtbank oordeelt dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat deze schade het gevolg is van het primaire besluit. De rechtbank verklaart het beroep van eiser niet-ontvankelijk wegens het ontbreken van voldoende procesbelang en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de beslissing. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK limburg

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 21/790

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 14 november 2022 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser,

en

de Burgemeester van de gemeente Venlo, verweerder

(gemachtigde: J.M.G. Vincken).
Als derde-partij (vergunninghouder) heeft aan het geding deelgenomen:
[vergunninghouder], te [vestigingsplaats]
(gemachtigde: mr. R. de Hair).

Procesverloop

Bij besluit van 23 juli 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder vergunninghouder een vergunning verleend voor de exploitatie van een horecabedrijf in het pand [adres 1] te [vestigingsplaats] en voor het plaatsen en hebben van een terras op of aan de weg bij hetzelfde horecabedrijf.
Bij besluit van 1 februari 2021 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 31 oktober 2022. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn adviseur [naam adviseur] . Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Beoordeling door de rechtbank

Inleiding.
1. Bij het primaire besluit heeft verweerder vergunninghouder (met leidinggevende [naam leidinggevende 1] ) een vergunning verleend voor de exploitatie van een horecabedrijf (exploitatievergunning) in het pand [adres 1] te [vestigingsplaats] en voor het plaatsen en hebben van een terras op of aan de weg bij hetzelfde horecabedrijf (terrasvergunning). Het betreft het pand van het horecabedrijf ‘ [naam bedrijf] ’. De plaatsing van het terras is beoogd op de [adres 2] in [vestigingsplaats] . Bij besluit van 8 juni 2021 heeft verweerder vergunninghouder (met leidinggevenden: [naam leidinggevende 1] en [naam leidinggevende 2] ) een gewijzigde exploitatie- en terrasvergunning verleend voor hetzelfde horecabedrijf in het pand [adres 1] in [vestigingsplaats] . Deze vergunningverlening is gepubliceerd in het Gemeenteblad en hiertegen is, zo is ter zitting gebleken, door eiser geen bezwaar gemaakt.
Heeft eiser (voldoende) procesbelang bij deze procedure bij de rechtbank ?
2. Voordat de rechtbank het geschil inhoudelijk kan beoordelen dient zij na te gaan of eiser voldoende procesbelang heeft bij een beoordeling door de rechtbank van het bestreden besluit.
3. Op grond van vaste jurisprudentie is procesbelang het belang dat bestaat bij de uitkomst van de procedure, dus wat eiser concreet met het beroep wil of kan bereiken. Dit betreft niet de vraag of eiser (inhoudelijk) gelijk heeft. Het gaat erom dat hij een reëel en actueel belang heeft bij het gelijk, als hij dat in de beroepsprocedure zou krijgen. De vraag of er procesbelang is, wordt daarom beantwoord naar de stand van zaken op het moment van het beoordelen van het beroep. [1] Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State eerder heeft overwogen kan ook belang bij een inhoudelijke beoordeling bestaan indien de betrokkene stelt dat hij schade heeft geleden ten gevolge van bestuurlijke besluitvorming. Daarvoor is wel vereist dat betrokkene tot op zekere hoogte aannemelijk heeft gemaakt dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. Indien de beweerdelijk geleden schade niet het gevolg kan zijn van het in geding zijnde besluit, kan aan het stellen van de schade geen procesbelang worden ontleend. [2]
4. De rechtbank stelt vast dat het primaire besluit (exploitatie- en terrasvergunning) is komen te vervallen en is vervangen door de gewijzigde exploitatie- en terrasvergunning van 8 juni 2021. Dit betekent dat eiser met deze procedure niet meer kan bereiken dat het primaire besluit wordt ingetrokken of gewijzigd door verweerder. In zoverre heeft eiser dus geen procesbelang meer bij deze procedure.
5. Met betrekking tot mogelijk door eiser geleden schade als gevolg van het primaire besluit heeft eiser ter zitting verklaard dat een makelaar hem heeft gezegd dat hij rekening moest houden met een waardedaling van zijn woning. De rechtbank is van oordeel dat daarmee niet is gebleken dat eisers woning daadwerkelijk minder waard is geworden en dat ook niet is gebleken dat deze (mogelijke) waardedaling is veroorzaakt door het primaire besluit. Eiser heeft ter zitting ook nog verklaard dat hij dubbele beglazing heeft aangebracht in zijn woning, maar dat dit is gebeurd vóór de vergunningverlening (het primaire besluit). De rechtbank is dan ook van oordeel dat eiser niet (tot op zekere hoogte) aannemelijk heeft gemaakt dat hij als gevolg van het primaire besluit schade heeft geleden.
Conclusie.
6. Het beroep van eiser moet niet-ontvankelijk worden verklaard wegens het ontbreken van (voldoende) procesbelang bij deze procedure. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van
mr. E.W. Seylhouwer, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 14 november 2022
De griffier is niet in staat de uitspraak mee te ondertekenen.
rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 14 november 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Voetnoten

2.Zie bijvoorbeeld: ECLI:NL:RVS:2017:2862.