In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin aan haar individuele begeleiding in natura werd toegekend onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het primaire besluit, dat op 30 april 2020 was genomen, kende eiseres begeleiding toe in profiel 3, ondersteuningsniveau categorie 1, voor de periode van 20 april 2020 tot en met 24 april 2024. Na bezwaar werd dit besluit herroepen en werd profiel 6, ondersteuningscategorie 2, toegekend.
Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van het tarief dat aan de zorgaanbieder in natura wordt betaald, geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een publiekrechtelijke rechtshandeling, omdat de vermelding van het tarief slechts een weergave was van contractuele afspraken en geen rechtsgevolgen met zich meebracht.
De rechtbank overwoog verder dat, zelfs als de vermelding van het tarief als een besluit zou worden beschouwd, het beroep niet-ontvankelijk zou zijn wegens gebrek aan procesbelang. Eiseres had geen belang bij een verhoging van het tarief, aangezien dit geen invloed had op de aan haar toegekende voorziening. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en sprak de uitspraak openbaar uit op 27 januari 2022.