ECLI:NL:RBLIM:2022:904

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
8 februari 2022
Publicatiedatum
8 februari 2022
Zaaknummer
ROE 20/2205
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep inzake vermelding tarief zorgaanbieder in natura onder Wmo 2015

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 27 januari 2022 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van verweerder, waarin aan haar individuele begeleiding in natura werd toegekend onder de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). Het primaire besluit, dat op 30 april 2020 was genomen, kende eiseres begeleiding toe in profiel 3, ondersteuningsniveau categorie 1, voor de periode van 20 april 2020 tot en met 24 april 2024. Na bezwaar werd dit besluit herroepen en werd profiel 6, ondersteuningscategorie 2, toegekend.

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit, maar de rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank oordeelde dat de vermelding van het tarief dat aan de zorgaanbieder in natura wordt betaald, geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeerde dat er geen sprake was van een publiekrechtelijke rechtshandeling, omdat de vermelding van het tarief slechts een weergave was van contractuele afspraken en geen rechtsgevolgen met zich meebracht.

De rechtbank overwoog verder dat, zelfs als de vermelding van het tarief als een besluit zou worden beschouwd, het beroep niet-ontvankelijk zou zijn wegens gebrek aan procesbelang. Eiseres had geen belang bij een verhoging van het tarief, aangezien dit geen invloed had op de aan haar toegekende voorziening. De rechtbank besloot dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling en sprak de uitspraak openbaar uit op 27 januari 2022.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 20/2205

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van

27 januari 2022 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: H.C.L. Kiggen),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Weert, verweerder

(gemachtigde: mr. P Hecker).

Procesverloop

Bij besluit van 30 april 2020 (het primaire besluit) heeft verweerder aan eiseres in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) individuele begeleiding in natura toegekend in profiel 3, ondersteuningsniveau categorie 1, intensiteit intens voor de periode van 20 april 2020 tot en met 24 april 2024.
Bij besluit van 31 juli 2020 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres gegrond verklaard. Verweerder heeft daarbij het primaire besluit herroepen en beslist dat aan eiseres profiel 6, ondersteuningscategorie 2, intensiteit intens in natura wordt toegekend voor de periode van 20 april 2020 tot en met 24 april 2024.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 27 januari 2022. Eiseres heeft zich laten vertegenwoordigen door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. De rechtbank is van oordeel dat de vermelding in het primaire besluit van het tarief dat verweerder aan de zorgaanbieder in natura (de gemachtigde van eiseres) betaalt geen besluit is in de zin van artikel 1:3, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Er is sprake van een besluit wanneer voldaan wordt aan de volgende elementen: een schriftelijke rechtshandeling, van publiekrechtelijke aard door een bestuursorgaan. Hoewel de vermelding van het tarief wel schriftelijk is gebeurd, is er geen sprake van een publiekrechtelijke rechtshandeling van een bestuursorgaan. Het vermelden van het aan de zorgaanbieder in natura te betalen bedrag betreft een weergave van contractuele afspraken. Uit die weergave vloeien geen rechtsgevolgen voort. De rechtsgevolgen vloeien voort uit de overeenkomst, die is gesloten met de gemeente als rechtspersoon en niet met verweerder (het bestuursorgaan).
3. Het voorgaande betekent dat eiseres bezwaar heeft gemaakt tegen iets dat geen besluit is. Het bezwaar is door verweerder ten onrechte ontvankelijk geacht. Dat betekent dat het beroep niet-ontvankelijk is. Het betreft een civiel geschil over de uitleg van een contract. De rechtbank komt daarom niet toe aan een beoordeling van de twee beroepsgronden van eiseres.
4. Ten overvloede overweegt de rechtbank dat als de vermelding van het tarief wel een besluit zou zijn, het beroep dan niet-ontvankelijk zou zijn geweest wegens gebrek aan procesbelang van eiseres. Verweerder is met het bestreden besluit tegemoetgekomen aan de bezwaargronden van eiseres over het profiel, de categorie en de intensiteit voor individuele begeleiding en heeft eiseres daarom in bezwaar niet gehoord. Uit vaste rechtspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) [1] vloeit voort dat eerst sprake is van (voldoende) procesbelang bij een inhoudelijke beoordeling indien het resultaat, dat de indiener van een bezwaar- of beroepschrift met het maken van bezwaar of het indienen van (hoger) beroep nastreeft, ook daadwerkelijk kan worden bereikt en het realiseren van dat resultaat voor deze indiener feitelijk betekenis kan hebben. De aan eiseres toegekende individuele begeleiding wordt verstrekt in natura. De rechtbank is van oordeel dat eiseres geen belang heeft bij verhoging van het tarief dat aan de zorgaanbieder in natura wordt betaald, nu dit geen invloed heeft op (de aard en omvang van) de aan haar toegekende voorziening.
5. Gelet op het voorgaande verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk
.Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van
mr. S.K.M. Bohnen, griffier
.De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 27 januari 2022.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op: 8 februari 2022

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening of om het opheffen of wijzigen van een bij deze uitspraak getroffen voorlopige voorziening.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 24 juli 2018, ECLI:NL:CRVB:2018:2249.