Overwegingen
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres, bekend met onder meer EDS (Ehlers-Danlos-syndroom oftewel hypermobiliteit van de gewrichten) en diverse andere aandoeningen (waaronder PTSS en psoriasis) had al een indicatie van verweerder voor hulp bij het huishouden in het kader van de Wmo 2015 voor 3,5 uur per week voor het overnemen van de zware huishoudelijke taken en de lichte hoge en lage huishoudelijke taken. Eiseres heeft op 6 augustus 2020 een melding gemaakt bij verweerder voor uitbreiding van de hulp bij het huishouden, omdat ze ook niet in staat is om de overige huishoudelijke taken uit te voeren. Naar aanleiding van de melding van eiseres is er door verweerder een heronderzoek verricht. Eiseres heeft vervolgens op
10 november 2020 bij verweerder een aanvraag ingediend voor een uitbreiding van de hulp bij het huishouden.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen en de lopende indicatie van 3,5 uur, met ingang van 1 januari 2021, verminderd met een half uur tot 3 uur per week. Hieraan heeft verweerder ten grondslag gelegd dat eiseres in staat kan worden geacht de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte zelfstandig en verdeeld over de week uit te voeren. De indicatie voor lichte huishoudelijke taken en wasverzorging werd daarom met 30 respectievelijk 15 minuten verminderd. Vanwege de extra bevuiling door de aanwezigheid van de assistentiehond werd wel 15 minuten extra geïndiceerd voor de zware huishoudelijke taken. Daarnaast wijst verweerder eiseres op de mogelijkheden van een maaltijd- en boodschappendienst als voorliggende voorzieningen.
4. In bezwaar heeft eiseres aangevoerd dat ten onrechte geen medisch onderzoek heeft plaatsgevonden voordat de uren werden verminderd en dat ze niet in staat is de taken op werkhoogte en de rest van de wasverzorging uit te voeren. Eiseres betwist verder dat een maaltijd- en boodschappendienst voor haar als voorliggende voorzieningen kunnen worden aangemerkt.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard. Naar aanleiding van het bezwaarschrift heeft verweerder de GGD om advies gevraagd. In het medisch advies van 5 mei 2021 heeft de GGD geconcludeerd dat de zware huishoudelijke taken, de lichte hoog/ laag taken en de volledige wasverzorging overgenomen moeten worden. Daarnaast is het volgens de arts aangewezen meerwerk te indiceren voor de was en meerwerk vanwege de hoge vervuilingsgraad. De GGD-arts acht eiseres in staat om zelfstandig, zo nodig verdeeld over de dag, de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte uit te voeren, haar maaltijden te bereiden en gebruik te maken van een boodschappendienst.
Verweerder stelt zich op het standpunt dat ze het medisch advies van de GGD aan het bestreden besluit ten grondslag mogen leggen. Op basis van dit medisch advies wordt de totale indicatie verhoogd van 3 uur naar 4 uur per week; 30 minuten voor lichte hoog/laag taken, 90 + 30 minuten voor zware huishoudelijke taken en 60 + 30 minuten voor wasverzorging. Verweerder ziet namelijk aanleiding om (in het kader van zware huishoudelijke taken) nog eens 15 minuten meerwerk te indiceren vanwege de aanwezigheid van de assistentiehond en het verhoogd risico op knoeien/ dingen laten vallen en om de hele wasverzorging over te laten nemen en daarvoor nog 30 minuten meerwerk te indiceren.
6. Eiseres voert in beroep aan dat het GGD-rapport niet zorgvuldig is. Eiseres is niet in staat tot het uitvoeren van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte gelet op haar beperkingen. Ter onderbouwing heeft eiseres stukken van een revalidatiearts, ergotherapeut en een fysiotherapeut overgelegd. De toegekende indicatie van 4 uur per week moet volgens eiseres met terugwerkende kracht worden toegekend, zodat deze uren in de toekomst alsnog kunnen worden gebruikt. Verder voert eiseres aan dat ze gelet op haar beperkingen niet zelf haar maaltijden kan bereiden. Ook kan ze geen gebruikmaken van een boodschappendienst, gelet op het FODMAP dieet, vanwege financiële overwegingen en omdat ze niet in staat is om haar boodschappen zelf in te ruimen. Daarnaast voert eiseres aan dat haar revalidatiearts [naam revalidatiearts] een expert is op het gebied van EDS en dat hij door zijn ervaring en deskundigheid bepaalde observaties in het juiste perspectief kan plaatsen. In de aanvullende beroepsgronden heeft eiseres een brief van [naam revalidatiearts] van 24 juni 2021 overgelegd waarin hij aangeeft dat het voor de GGD bekend moet zijn dat patiënten die lijden aan EDS slechts voor enkele momenten in staat zijn om activiteiten uit te voeren, maar dat zij dit doorgaans niet volhouden en daar forse naweeën van ondervinden in de vorm van pijn en van beperkende vermoeidheid, provocatie van vegetatieve ontregeling
.Tot slot heeft eiseres een Wet langdurige zorg (Wlz) rapport overgelegd waaruit volgt dat ze niet in aanmerking komt voor een Wlz-indicatie, maar waarin door het CIZ wordt aangegeven dat meer ondersteuning wenselijk is voor eiseres. Het CIZ biedt in het rapport aan om in gesprek te gaan met andere domeinen.
7. Verweerder heeft in het verweerschrift, naast het reeds in het bestreden besluit ingenomen standpunt, nog aangegeven dat voor het verlenen van een indicatie met terugwerkende kracht geen aanleiding bestaat, nu de uren niet zijn geleverd en het verlenen van extra uren naar de toekomst toe niet is geïndiceerd aangezien er gebruik kan worden gemaakt van de uitgebreide indicatie. Voor het daarbovenop nog toekennen van in het verleden gemiste uren bestaat geen noodzaak. Tot slot wijst verweerder nog op de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 30 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:397. Verweerder stelt zich op het standpunt dat door eiseres onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat een boodschappenservice in haar geval geen adequate oplossing biedt, nu iedereen wel eens geconfronteerd wordt met de door haar genoemde beperkingen bij het gebruikmaken van een boodschappendienst. 8. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Ingevolge artikel 3:9 van de Awb dient, indien een besluit berust op een onderzoek naar feiten en gedragingen dat door een adviseur is verricht, het bestuursorgaan zich ervan te vergewissen dat dit onderzoek op zorgvuldige wijze heeft plaatsgevonden.
9. Tussen partijen is in geschil of verweerder terecht eiseres in staat acht om de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte uit te voeren, haar maaltijden zelf te bereiden en gebruik te maken van een boodschappendienst.
10. Verweerder heeft voorafgaand aan de zitting van 14 oktober 2021 de GGD-arts gevraagd om te reageren op de beroepsgronden van eiseres, de brieven van de revalidatiearts, ergotherapeut en fysiotherapeut en op een aantal vragen van de rechtbank
.De GGD-arts stelt zich in haar reactie op het standpunt dat de aangeleverde informatie geen reden geeft om het oorspronkelijke advies te wijzigen. Daarnaast stelt de GGD-arts dat eiseres in staat is de lichte huishoudelijk taken op werkhoogte te verrichten, omdat ze ook haar hond kan verzorgen en auto kan rijden en dit qua zwaarte vergelijkbare taken zijn. Het bereiden van maaltijden is qua zwaarte eveneens te vergelijken met het doen van lichte huishoudelijke taken op werkhoogte. Tot slot stelt de GGD-arts dat eiseres in staat wordt geacht zelf kleine boodschappen te halen en voor de grote boodschappen gebruik te maken van een boodschappendienst. De boodschappen kunnen tot in de keuken worden bezorgd en op werkhoogte worden gezet. Vervolgens kan eiseres deze beetje bij beetje verplaatsen en opruimen. Wanneer de boodschappen niet tot in de keuken kunnen worden bezorgd kan eiseres deze op een tafeltje bij de deur in de hal/gang laten zetten waardoor zij minder hoeft te bukken. Inruimen van boodschappen valt onder de lichte huishoudelijke taken.
11. Eiseres heeft zich ter zitting van 14 oktober 2021 laten bijstaan door haar ergotherapeut die nauw samenwerkt met de revalidatiearts [naam revalidatiearts] . De ergotherapeut onderschrijft het standpunt van de revalidatiearts en heeft verder tijdens de zitting naar voren gebracht dat er bij eiseres sprake is van hypermobiliteit in de gewrichten die leidt tot overstrekking van de gewrichten. Er is bij eiseres tijdens het lopen sprake van subluxatie. De ergotherapeut licht toe dat de gewrichten dan uit de kom gaan, dat levert gewrichtsschade op. Ten aanzien van de belastbaarheid merkt de ergotherapeut op dat het eiseres veel energie kost om te herstellen en dat ze continu over haar grenzen heengaat.
12. De rechtbank stelt vast dat beide partijen onder verwijzing naar medische adviezen van mening verschillen met betrekking tot de vastgestelde beperkingen en de belastbaarheid van eiseres. Gelet hierop heeft de rechtbank besloten om een onafhankelijke externe deskundige aan te wijzen.
13. De deskundige heeft eiseres gezien in het kader van een fysiek onderzoek en aanvullend is het dossier van eiseres bestudeerd. De deskundige heeft 31 mei 2022 zijn rapportage uitgebracht waarin hij aangeeft dat eiseres aangeeft dat eiseres onder meer een chronische aandoening aan het bewegingsapparaat heeft (EDS), die tot een beperkte duurbelastbaarheid en een beperkte inspanningstolerantie leidt. Eiseres kan handelingen uitvoeren, maar niet lang achtereen. Want alle activiteiten zijn (gewrichts)belastend en hoe zwaarder een activiteit, hoe meer hersteltijd eiseres nodig heeft. De deskundige stelt vast dat de beperkingen van de aandoening niet door beeldvormend onderzoek kunnen worden vastgesteld of met bloedonderzoek kunnen worden gemeten. Dat het niet op die wijze meetbaar is, kan echter niet tot de conclusie leiden dat er dus geen beperkingen zijn. Dat gaat voorbij aan de aard van deze aandoening. Het overbelasten leidt volgens de deskundige tot klachten en kan leiden tot uit de kom schieten van gewrichten. Herhaalde luxaties maken het gewricht zwakker, waardoor de beperkingen en belemmeringen neigen tot een toename. Bewegen is belangrijk om te voorkomen dat de problematiek door onderbelasting toeneemt, maar dient gedoseerd te gebeuren. Er is een smalle grens tussen onder- en overbelasting. Het is volgens de deskundige in de situatie van eiseres medisch niet passend om naar afzonderlijke taken te kijken. Het functioneren van eiseres in lichter belastende taken wordt overwegend bepaald door de totale belasting en daarom is het van belang het gehele huishouden te bezien. De deskundige merkt daarbij op dat het enerzijds een medisch probleem betreft dat beperkingen bij het verrichten van huishoudelijke handelingen veroorzaakt en anderzijds het taken betreffen die te zwaar belastend zijn, omdat ze het verder functioneren de dag door te veel beperken. Eiseres moet om de dag door adequaat te kunnen functioneren keuzes maken in de taken en activiteiten die zij op een dag in haar dagplanning opneemt. De deskundige onderschrijft dat eiseres niet in staat is om de zware huishoudelijke taken te verrichten. Opruimen van zaken boven de 1-1,5 kg kan eiseres niet. Het opmaken van het bed, dat behoort tot de lichte huishoudelijke taken, kan eiseres niet volgens de deskundige. Eiseres kan wel het beddengoed rechttrekken, maar niet de kussens en dekens opschudden, bovendien is door de ligorthese sprake van een bijzondere situatie. Het plaatsen en fixeren van de ligorthese is overigens een handeling die door de wijkverpleegkundige in het kader van de Zorgverzekeringswet moet worden verricht. Incidentele zaken afwassen is bij de problematiek van eiseres mogelijk, mits de duurbelasting niet meer dan enkele minuten is. Het uitvoeren van het afstoffen, ook op werkhoogte, acht de deskundige voor eiseres in redelijkheid niet mogelijk. Deze handeling is voor eiseres te belastend, omdat het relatief veel van haar beschikbare energie vraagt en zij haar mogelijkheden moet behouden voor (meer) essentiële dagelijkse handelingen. Het vullen en leeghalen van de vaatwasser, het afnemen van een tafel na het eten, het vullen en aanzetten van de wasmachine en taken voor de maaltijdbereiding zijn voorbeelden van essentiële taken. Als de belasting voor eiseres ten aanzien van de makkelijker door een derde over te nemen huishoudelijke taken adequaat wordt verminderd, acht de deskundige het uitvoeren van de essentiële dagelijkse taken door eiseres, ondanks de aanwezige problematiek, adequaat mogelijk. Daar behoort volgens de deskundige ook de maaltijdbereiding toe. Met de ergotherapeut kan daarbij gekeken worden naar de keuze van kookmateriaal en de inrichting van de keuken. Tot slot onderschrijft de deskundige ook dat er sprake is van meertijd in het voeren van een huishouden door extra vervuiling door knoeien vanwege de sterk beperkte handfunctie en de aanwezigheid van de assistentiehond, onderschrijft hij de beperkte tilbelasting en acht hij eiseres in staat om de lichte boodschappen zelf te halen.
14. Verweerder heeft de rechtbank bericht en ter zitting van 24 november 2022 naar voren gebracht dat het deskundigenrapport geen reden geeft tot wijziging van zijn standpunt.
Verweerder is van mening dat de deskundige zijn oordeel op onjuiste uitgangspunten baseert en dat hij nalaat zijn conclusies te baseren op objectieve medische onderzoeksbevindingen. Volgens verweerder is het van belang vast te stellen of er een medische noodzaak bestaat voor overname van lichte taken op werkhoogte en die is er, ook volgens de deskundige, kennelijk niet. Voor volledige overname van de lichte taken op werkhoogte staat een tijdsnormering van 30 minuten per week, waarvan voor het onderdeel afstoffen een normering van maximaal 10 minuten op weekbasis staat. Niet valt in te zien dat eiseres de uitvoering van de lichte taken op werkhoogte, gedoeld wordt dan op het afstoffen, dan niet in redelijkheid kan worden opgedragen. Juist het afstoffen kan bij uitstek in delen, bijvoorbeeld per ruimte, en verdeeld over de week worden uitgevoerd. Voor zowel zware als lichte boodschappen kan eiseres een boodschappenservice inschakelen. De huishoudelijke hulp kan de (zware) boodschappen (hoog/laag) opruimen. Het bed opmaken (rechttrekken van het beddengoed) kan eiseres zelf.
15. Eiseres heeft naar aanleiding van het deskundigenrapport – kort gezegd – naar voren gebracht dat zich kan vinden in de bevindingen ten aanzien van het lichte huishoudelijke werk op werkhoogte, maar niet ten aanzien van de andere aspecten. Gelet op haar beperkingen kan ze niet zelf haar maaltijden bereiden en haar keuken is niet voldoende aangepast. Ook kan ze geen gebruikmaken van een boodschappendienst, gelet op het FODMAP dieet, vanwege financiële overwegingen en omdat ze niet in staat is om haar boodschappen zelf in te ruimen. Door corona komen de bezorgers niet naar binnen en vanwege haar PTSS laat eiseres ook niet zomaar iedereen binnen. Tot slot is eiseres van mening dat het vullen en leeghalen van de vaatwasser te belastend is voor haar rug, ze houdt het niet vol om deze volledig in of uit te ruimen.
Lichte huishoudelijke taken op werkhoogte
16. De rechtbank stelt vast dat onder de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte stoffen, afwassen, opruimen en het bed opmaken (opschudden kussens, rechttrekken lakens) wordt verstaan. De rechtbank is van oordeel dat het in de situatie van eiseres, gelet op haar aandoeningen, niet passend is om naar afzonderlijke taken te kijken, maar dat het gehele huishouden moet worden bezien. Uit het deskundigenrapport volgt namelijk dat eiseres gedurende de dag keuzes moet maken in de taken en activiteiten die zij op een dag doet om adequaat te kunnen functioneren. Dat eiseres in staat is om bepaalde, op zichzelf staande, lichte huishoudelijke taken op werkhoogte uit te voeren (zoals stoffen, afwassen en het opruimen van spullen onder 1-1,5 kg), betekent daarom niet dat overname van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte niet nodig is. Overname van deze taken stelt eiseres in staat andere taken, zoals maaltijdbereiding, het vullen en leeghalen van de vaatwasser en het afnemen van de tafel zelf te blijven doen en draagt daarmee bij aan haar zelfredzaamheid. Door overname van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte nemen in het geval van eiseres ook de mogelijkheden voor deelname aan het leven van alledag (maatschappelijke participatie) toe. Dat andere huishoudelijke taken (de zware, de wasverzorging en de lichte hoog/laag) reeds worden overgenomen, betekent niet dat daarmee het uitvoeren van de lichte huishoudelijke werkzaamheden op werkhoogte niet nog steeds ten koste gaat van andere activiteiten die ook moeten gebeuren of van maatschappelijke participatie in bredere zin. In het geval van eiseres is er sprake van een smalle grens tussen over en onder belasten en wanneer die grens wordt overschreden leidt dat volgens de deskundige tot toename van klachten. Bovendien kan eiseres een deel van de handelingen die vallen onder de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte volgens de deskundige ook op zichzelf bezien niet volledig zelfstandig uitvoeren, namelijk afwassen (slechts incidenteel en kortdurend), het opmaken van het bed (niet opschudden van kussen, bovendien ligorthese die complicerend werkt) en het opruimen van spullen op werkhoogte die zwaarder zijn dan 1-1,5 kg. De rechtbank is daarom van oordeel dat eiseres ook in aanmerking komt voor overname van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte. De rechtbank ziet geen aanleiding, zoals eiseres betoogt, om deze uitbreiding van de indicatie met terugwerkende kracht toe te kennen, aangezien eiseres niet heeft aangetoond dat deze werkzaamheden in het verleden door derden zijn verricht en ze hiervoor kosten heeft gemaakt.
17. Ten aanzien van het boodschappen doen, overweegt de rechtbank dat eiseres volgens de deskundige de lichte boodschappen zelf kan halen, mits ze daarbij gebruik kan maken van een gehandicaptenparkeerkaart (GPK) zodat ze dichtbij kan parkeren en het een kleine, goed toegankelijke winkel betreft. Ook de GGD stelt dat eiseres in staat is om de lichte boodschappen zelf te doen, waarbij ze hulp kan vragen van het personeel bij de boodschappen die laag of hoog staan. Nu aan eiseres in de uitspraak van deze rechtbank van (heden met zaaknummer AWB 21/1765) een GPK is toegekend, is de rechtbank gelet op het voorgaande van oordeel dat eiseres in staat is om de lichte boodschappen zelf te doen.
18. Eiseres wordt zowel door de deskundige als de GGD gelet op haar beperkingen niet in staat geacht zware boodschappen te doen. De rechtbank is met verweerder van oordeel dat eiseres voor de zware boodschappen gebruik kan maken van een boodschappendienst. Gelet op de vaste jurisprudentie van de CRvB (zie onder meer de uitspraak van 30 januari 2019, ECLI:NL:CRVB:2018:3093, ECLI:NL:CRVB:2019:397) kan een boodschappendienst onder de Wmo 2015 worden aangemerkt als een algemeen gebruikelijke dienst die aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de weg staat, indien deze dienst daadwerkelijk beschikbaar is, een passende bijdrage levert aan het realiseren van een situatie waarin de aanvrager tot zelfredzaamheid of participatie in staat is en door de aanvrager financieel kan worden gedragen. In het geval van eiseres is aan deze voorwaarden voldaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich terecht op het standpunt heeft kunnen stellen dat door eiseres onvoldoende aannemelijk is gemaakt dat een boodschappendienst in haar geval niet financieel gedragen kan worden en niet passend is. Uit de uitspraak van de CRvB volgt dat het uitgangspunt is dat een boodschappenservice betaalbaar is voor een cliënt met een inkomen op het sociaal minimum niveau. Eiseres heeft niet onderbouwd en aannemelijk gemaakt dat zij de boodschappenservice financieel niet kan dragen. De rechtbank volgt eiseres niet in haar betoog dat een boodschappendienst niet passend is gelet op haar dieet en allergieën. Eiseres kan de verse boodschappen die haar dieet vereist immers zelf halen. Eiseres heeft niet aannemelijk gemaakt dat ze boodschappen nodig heeft in verband met haar dieet of allergieën die ze niet zelf kan halen (dus zwaarder dan 1-1,5 kilogram) en die ze ook niet kan laten bezorgen. Het betoog van eiseres dat een boodschappendienst niet passend is, omdat eiseres vanwege PTSS niet zomaar iedereen binnen laat, slaagt evenmin. De rechtbank is met de GGD van oordeel dat wanneer de boodschappen niet tot in de keuken kunnen worden bezorgd deze op een tafeltje op werkhoogte bij de deur in de hal/gang kunnen worden gezet. De huishoudelijke hulp kan vervolgens de boodschappen boven de 1-1,5 kg en/of die laag of hoog moeten worden opgeborgen inruimen. Het inruimen van boodschappen valt onder de lichte huishoudelijke taken. Dit gaat dus niet, zoals eiseres stelt, ten kosten van de indicatie hulp bij het huishouden, maar is een onderdeel van die indicatie. 19. De rechtbank is van oordeel dat de huishoudelijk taak maaltijdbereiding niet hoeft te worden overgenomen, nu zowel de deskundige als de GGD van mening zijn dat eiseres in staat is om zelf haar maaltijden te bereiden. Zoals de rechtbank reeds heeft toegelicht in rechtsoverweging 16 biedt de overname van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte juist ruimte voor eiseres om zelf haar maaltijden te bereiden.
20. De rechtbank is van oordeel dat het besluit, voor zover dat ziet op de overname van de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte, onder verwijzing naar het GGD-advies onzorgvuldig is voorbereid en ontoereikend is gemotiveerd nu er onvoldoende rekening is gehouden met de aard van de aandoening van eiseres. Verweerder heeft het advies van de GGD aan zijn besluitvorming ten grondslag gelegd zonder zich er in voldoende mate van te vergewissen of dit onderzoek zorgvuldig is geweest als bedoeld in artikel 3:9 van de Awb. De rechtbank verklaart het beroep daarom gegrond en vernietigt het bestreden besluit. De rechtbank zal zelf in de zaak voorzien in het kader van het beginsel van finale geschillenbeslechting als bedoeld in artikel 8:41a van de Awb. De rechtbank herroept het primaire besluit en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit (artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb). De rechtbank bepaalt dat aan eiseres 30 minuten per week voor de lichte huishoudelijke taken op werkhoogte worden toegekend. Daarnaast bepaalt de rechtbank dat – zoals bij het vernietigde bestreden besluit reeds was toegekend – worden toegekend: 30 minuten per week voor lichte huishoudelijke werkzaamheden hoog en laag, 120 minuten per week voor zware huishoudelijke taken (inclusief meerwerk) en 90 minuten voor de wasverzorging (inclusief meerwerk). Dit betekent dat eiseres in totaal 4,5 uur hulp bij het huishouden per week ontvangt voor alle lichte huishoudelijke taken, de zware huishoudelijke taken, de volledige wasverzorging en het daarbij geïndiceerde meerwerk.
21. Omdat de rechtbank het beroep gegrond verklaart, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht ter hoogte van € 49,- vergoedt.
22. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 3.923,77 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting, met een waarde per punt van € 597,- en een wegingsfactor 1 en 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1,5 punt voor het verschijnen op beide zittingen, 0,5 punt voor het indienen van een schriftelijke zienswijze op het deskundigenrapport met een waarde per punt van
€ 837,- en een wegingsfactor 1). Eiseres heeft voorts verzocht de kosten van € 459,38,- en
€ 371,69,- van de door haar ingeschakelde deskundige, ergotherapeut [naam] , te vergoeden. Het betreft de kosten van het voorbereiden en het bijwonen van beide zittingen. Op grond van artikel 1, aanhef en onder b, van het Bpb, komen kosten van een deskundige die door een partij is meegebracht of opgeroepen, dan wel van een deskundige die aan een partij verslag heeft uitgebracht, voor vergoeding in aanmerking. Dat geldt niet voor de kosten van de voorbereiding van de zitting.Volgens vaste jurisprudentie komen de kosten van inschakeling van een deskundige voor vergoeding in aanmerking als deze inschakeling redelijk was en de kosten zelf redelijk zijn. Naar het oordeel van de rechtbank is aan die dubbele redelijkheidstoets voldaan. Daarbij neemt de rechtbank wel in aanmerking dat ten eerste een deel van de factuur van de ingeschakelde deskundige ziet op de voorbereiding van de zitting en ten tweede dat op de zitting van 24 november 2022 zowel het onderhavige beroep als het beroep met zaaknummer AWB 21/1765 (over de gehandicaptenparkeerkaart) zijn behandeld, zodat de helft van die kosten in verband met het onderhavige beroep zijn gemaakt. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen aan eiseres de kosten van het inschakelen ergotherapeut [naam] , ten bedrage van € 218,77 (€ 131,25 + ½ x € 175,04) te vergoeden.