ECLI:NL:RBLIM:2023:2041

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
15 maart 2023
Publicatiedatum
21 maart 2023
Zaaknummer
ROE 22/ 1145
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verhuisindicatie op basis van Wmo 2015 wegens onvoldoende medische noodzaak en gebrekkig onderzoek naar psychische klachten

In deze tussenuitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 15 maart 2023, wordt de afwijzing van een verhuisindicatie door het college van burgemeester en wethouders van Maastricht beoordeeld. Eiseres, die lijdt aan diverse fysieke en psychische klachten, had een aanvraag ingediend voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuisindicatie op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015). De rechtbank constateert dat het college de aanvraag heeft afgewezen op grond van het ontbreken van een medische noodzaak om te verhuizen, omdat de huidige woning volledig is aangepast aan haar beperkingen. Eiseres heeft echter aangevoerd dat zij zich opgesloten voelt in haar woning op de vijfde verdieping, mede door haar hoogtevrees en de onbetrouwbaarheid van de lift. De rechtbank oordeelt dat het college onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de psychische klachten van eiseres en de gevolgen daarvan voor haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie. De rechtbank geeft het college de gelegenheid om het gebrek in het besluit te herstellen, hetzij door aanvullende motivering, hetzij door een nieuw besluit te nemen. De rechtbank houdt verdere beslissingen aan tot de einduitspraak in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1145 T

tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 15 maart 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L. Meys),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht, verweerder
(gemachtigde: I. Aydogan).

Procesverloop

Bij besluit van 24 november 2021, verzonden op 20 december 2021 (het primaire besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiseres voor een maatwerkvoorziening in de vorm van een verhuisindicatie in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo 2015) afgewezen.
In het besluit van 12 april 2022 (bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Op 9 december 2022 heef de rechtbank het verzoek van eiseres om versnelde behandeling op grond van artikel 8:52 van de Algemene wet bestuursrecht toegewezen.
De rechtbank heeft het beroep op 17 januari 2023 op zitting behandeld. Eiseres is verschenen, bijgestaan door mr. J. van Helden, als waarnemer van haar gemachtigde. Verweerder is niet verschenen.

Overwegingen

Feiten en omstandigheden
1. De rechtbank gaat uit van de volgende feiten en omstandigheden.
2. Eiseres, bekend met dystrofie in de benen, artrose en psychische problemen (PTSS en zwakbegaafd), woont sinds januari 2018 in een Fokuswoning met 24-uurs algemeen dagelijkse levensverrichtingen-zorg (ADL-zorg). Het betreft een gelijkvloers appartement op de vijfde verdieping, dat bereikbaar is met een lift. Dit appartement is door verweerder op grond van de Wmo 2015 geschikt gemaakt voor eiseres, gelet op haar fysieke beperkingen. Op 5 mei 2021 heeft eiseres zorg op grond van de Wet langdurige zorg (Wlz) aangevraagd, omdat ze niet tevreden was over de geleverde ADL-zorg via Fokus. Sinds 10 juni 2021 heeft eiseres een Wlz-indicatie in de vorm van een persoonsgebonden budget (pgb) voor de soort zorg “LG: Wonen met begeleiding en verzorging” en de omvang “24-uurszorg”.
Eiseres heeft zich op 8 september 2021 bij verweerder gemeld met de vraag of zij een verhuisindicatie kan krijgen, omdat ze zich niet prettig voelt in de woning. Ze voelt zich opgesloten, omdat ze geen vrij uitzicht meer heeft en ze heeft last van hoogtevrees waardoor ze graag wil verhuizen naar een woning op de begane grond. Naar aanleiding van deze melding heeft er een keukentafelgesprek plaatsgevonden en heeft eiseres een verslag ontvangen waarin is aangegeven dat de woning volledig is aangepast aan haar beperkingen, waardoor er geen problemen bij het normale gebruik van de woning worden ervaren. Wanneer eiseres toch wenst te verhuizen, kan ze via Thuis in Limburg reageren op een geschikte woning. Naar aanleiding van dit verslag heeft eiseres op 5 oktober 2021 verzocht om een second opinion. Op 13 oktober 2021 heeft er nog een huisbezoek plaatsgevonden door een andere medewerker van verweerder. Ook in dat verslag is aan eiseres medegedeeld dat de huidige woning medisch gezien volledig aan haar beperkingen is aangepast, waardoor er geen problemen bij het normale gebruik van de woning worden ervaren. Eiseres heeft op 18 november 2021 een aanvraag ingediend bij verweerder voor een verhuisindicatie op grond van de Wmo 2015.
3. Bij het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiseres afgewezen, omdat er geen medische noodzaak is om te verhuizen. De woning van eiseres is op grond van de Wmo 2015 volledig aangepast aan haar beperkingen. De door eiseres aangedragen redenen om te verhuizen leveren geen belemmeringen op in het normale gebruik van de woning als bedoeld in de Wmo 2015.
4. In de bezwaarfase heeft eiseres onder meer aangegeven dat zij min of meer werd gedwongen om de huidige woning te accepteren. Destijds is vanuit de afdeling Wmo aan eiseres medegedeeld dat ze anders acht jaar op een andere woning diende te wachten. Eiseres ervaart een gevoel van opsluiting binnen in de woning, omdat ze niet met de lift naar beneden durft. Deze lift functioneert vaak niet en eiseres heeft ook als eens uren vastgezeten in de lift. Eiseres voert daarnaast aan een zorgprobleem te hebben, nu ze in de Fokuswoning geen gebruik kan maken van haar Wlz-pgb. Daarnaast bestaat er geen aanspraak meer op Wmo-voorzieningen, omdat de Wlz-indicatie als voorliggend wordt beschouwd. Eiseres ontvang dan ook geen hulp in het huishouden of individuele begeleiding meer via de Wmo 2015.
5. Bij het bestreden besluit heeft verweerder de bezwaren van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard. Verweerder stelt zich daarbij op het standpunt dat er geen belemmeringen zijn bij het normale gebruik van de woning. Verweerder is, na navraag te hebben gedaan, van mening dat de uitval van de lift niet zodanig is dat eiseres geen normaal gebruik kan maken van de woning en verwijst daarbij naar een uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) van 25 mei 2016, ECLI:NL:CRVB:2016:1929). Nergens is uit gebleken dat eiseres gedwongen is om de huidige woning te accepteren en dat haar is verteld dat ze anders acht jaar zou moeten wachten op een woning. Eiseres heeft destijds ondanks haar hoogtevrees bewust gekozen voor de huidige woning. Ten aanzien van het door eiseres aangevoerde zorgprobleem merkt verweerder op dat dat niet onder de Wmo valt en dat eiseres deze kwestie met haar zorgaanbieder en/of Fokus dient te regelen. Verweerder heeft contact opgenomen met Fokus en daaruit volgt dat het nog tot de mogelijkheden behoort voor eiseres om haar ADL-indicatie terug te krijgen en om gebruik te maken van de overige voorzieningen die ze via de Wlz-indicatie kan inzetten.
6. Eiseres voert in beroep aan dat ze beperkingen ervaart in de woning, omdat ze ernstige hoogtevrees heeft (het appartement ligt op de vijfde verdieping met een open galerij) en een gevoel van opsluiting ervaart in de woning, omdat de woning geen uitzicht meer heeft en ze bang is om de lift te gebruiken. Bij eiseres is PTSS ontstaan door eerdere opsluitingen tijdens haar opname in een zorginstelling. Eiseres legt ter onderbouwing een brief van haar psychiater over van 17 augustus 2022 waarin onder meer het volgende staat:
“[eiseres]
lijdt vanwege Post traumatische stressstoornis zodra zij op de galerij moet om naar de lift te gaan. Ze heeft klachten van claustrofobische aard, waardoor het moeilijk is om in de lift te gaan, maar ook om thuis opgesloten te zitten, bv als de lift kapot is.”

De herbelevingen zijn zeer stresserend en leiden tot lichamelijke klachten, waarbij ze bv niet meer kan eten en drinken.

Er is sprake van een ernstige PTSS, onbehandelbaar, de huidige woning reactiveert de PTSS klachten ieder keer als patiënte naar buiten gaat, en het gevolg is chronische stress met lichamelijk lijden.”

Behandeling van de chronische klachten is niet mogelijk zolang de klachten gereactiveerd blijven worden door de omstandigheden.”
Ook heeft eiseres een brief overgelegd van haar ergotherapeut van 2 november 2022 die onderschrijft dat de woonsituatie van eiseres leidt tot fysieke klachten. Daarnaast voert eiseres aan dat ze een Wlz-pgb heeft en daarmee niet de benodigde zorg kan inkopen, omdat het een Fokuswoning betreft waarin ze verplicht is hulp af te nemen van Fokus. Deze hulp vindt ze niet voldoende, mede doordat er sprake is van personeelstekort. Het zorgkantoor kan niets doen. Ter onderbouwing hiervan heeft eiseres e-mails van het zorgkantoor overgelegd van 16 mei 2022 en 25 mei 2022 waarin staat dat samenloop tussen wonen in een Fokuswoning/Fokus-zorg en zorg op basis van een Wlz-pgb niet mogelijk is, er voor eiseres geen uitzondering wordt gemaakt en wordt geadviseerd na te denken of de woonvorm nog wel passend is. Verder heeft eiseres nog een brief van Fokus van
8 november 2022 overgelegd waarin staat dat het recht van eiseres om een ADL-clusterwoning te huren is vervallen, omdat de indicatie voor ADL-assistentie van Fokus is ingetrokken ten gevolge van het aanvragen van de Wlz-indicatie, en er binnen een redelijke termijn een andere oplossing gezocht moet worden.
Juridisch kader
7. Bij de beoordeling door de rechtbank is het navolgende wettelijk kader van belang.
In artikel 2.3.1 van de Wmo 2015 is bepaald dat het college er zorg voor draagt dat aan personen die daarvoor in aanmerking komen, een maatvoorziening wordt verstrekt.
Artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bepaalt dat een bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 geeft voorschriften voor het onderzoek dat door het college dient te worden verricht naar aanleiding van een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning. In het vierde lid is opgesomd waarop dit onderzoek moet zijn gericht, zoals o.a. de behoeften, persoonskenmerken en de voorkeuren van de cliënt en zijn mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp zijn zelfredzaamheid te verbeteren.
Ingevolge artikel 2.3.5, derde lid, van de Wmo 2015 beslist het college tot verstrekking van een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3.2 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.
Artikel 2.3.5, vijfde lid, aanhef en onder a, van de Wmo 2015 bepaalt dat de maatwerkvoorziening, voor zover daartoe aanleiding bestaat, is afgestemd op de omstandigheden en mogelijkheden van de cliënt.
Artikel 2.3.5, zes lid, van de Wmo 2015 bepaalt dat het college een maatwerkvoorziening kan weigeren indien de cliënt aanspraak heeft op verblijf en daarmee samenhangende zorg in een instelling op grond van de Wet langdurige zorg , dan wel er redenen zijn om aan te nemen dat de cliënt daarop aanspraak kan doen gelden en weigert mee te werken aan het verkrijgen van een besluit dienaangaande.
De beoordeling
8. Tussen partijen is in geschil of verweerder op goede gronden de aanvraag voor een verhuisindicatie heeft afgewezen.
9. De rechtbank neemt, nu partijen het hierover met elkaar eens zijn, als uitgangspunt dat het verlenen van een verhuisindicatie een maatwerkvoorziening op grond van de Wmo 2015 betreft.
Geen Wlz-zorg in Fokuswoning
10. De rechtbank stelt vast dat tussen partijen niet ter discussie staat dat eiseres beperkingen heeft en daarom een Wlz-indicatie heeft. Uit de door eiseres overgelegde stukken (de e-mails van het zorgkantoor en de brief van Fokus) volgt dat zij deze Wlz-zorg niet kan krijgen in de Fokuswoning. Eiseres woont daardoor in een woning waar de hulp die zij nodig heeft gelet op haar beperkingen en waarvoor zij een Wlz-indicatie heeft gekregen niet kan worden ingezet. Ook kan eiseres geen aanspraak maken op zorg vanuit de Wmo 2015, voor zover op deze zorg reeds recht bestaat vanuit de Wlz, ook wanneer de Wlz-indicatie zou worden ingetrokken. [1]
10.1.
Het criterium voor een verhuisindicatie is volgens verweerder of er sprake is van een medische noodzaak om te verhuizen. De rechtbank overweegt dat verweerder niet heeft gemotiveerd waarom het feit dat eiseres in de Fokuswoning niet de noodzakelijke en geïndiceerde Wlz-zorg kan krijgen en eiseres deze zorg evenmin vanuit de Wmo 2015 kan krijgen, niet leidt tot een medische noodzaak om te verhuizen. Het standpunt van het college dat eiseres haar ADL-indicatie terug kan krijgen en daarnaast gebruik kan maken van de overige voorzieningen op basis van de Wlz-indicatie acht de rechtbank onvoldoende gemotiveerd. Het zorgkantoor heeft bij e-mails van 16 en 25 mei 2022 immers bericht dat zorg op basis van de Wlz-indicatie is uitgesloten in de Fokuswoning. Het standpunt dat dit een zorgprobleem betreft, zodat – zo begrijpt de rechtbank – een oplossing niet vanuit de Wmo 2015 hoeft te worden verstrekt, acht de rechtbank ook onvoldoende gemotiveerd. Als eiseres ten gevolge van haar woonsituatie verstoken blijft van de noodzakelijk (Wlz-)zorg dan heeft dat immers ook gevolgen voor haar zelfredzaamheid en maatschappelijke participatie.
De rechtbank is van oordeel dat het bestreden besluit reeds daarom een motiveringsgebrek bevat.
Hoogtevrees/ opgesloten gevoel
11. Uit artikel 3:2 van de Awb in samenhang met de artikelen 2.3.2 en 2.3.5 van de Wmo 2015 vloeit voort dat het college voldoende kennis dient te vergaren over de voor het nemen van een besluit over maatschappelijke ondersteuning van belang zijnde feiten en omstandigheden en af te wegen belangen. Ten aanzien van de beroepsgrond van eiseres dat haar huidige woning niet geschikt is, omdat ze daar ernstige hoogtevrees en een opgesloten gevoel ervaart, overweegt de rechtbank het volgende. De rechtbank stelt vast dat verweerder in het bestreden besluit aan de psychische klachten van eiseres ten gevolge van het wonen in de huidige woning volledig voorbij is gegaan. Naar deze psychische klachten heeft verweerder geen onderzoek gedaan. De rechtbank stelt op basis van de door eiseres in beroep overgelegde brief van haar psychiater vast dat de huidige woning de PTSS-klachten van eiseres reactiveert met als gevolg chronische stress met lichamelijk lijden. Door verweerder is ook niet gemotiveerd waarom de psychische klachten van eiseres een verhuizing niet noodzakelijk maken
.Als gevolg daarvan is naar het oordeel van de rechtbank het bestreden besluit onvoldoende zorgvuldig voorbereid en ondeugdelijk gemotiveerd..
Zelf gekozen voor woning op hoogte
12. Als verweerder van oordeel is dat het feit dat eiseres zelf heeft gekozen voor de huidige woning, ondanks haar toen al bestaande hoogtevrees, en dat eiseres (reeds) daarom niet in aanmerking komt voor een verhuisindicatie, dan moet verweerder dat standpunt expliciet innemen en dit ook motiveren. Die motivering moet ook zien op de (voorzienbaarheid van de) aard en ernst van de door de psychiater beschreven psychische klachten en de gevolgen daarvan.
Conclusie
13. Zoals hiervoor is overwogen is het bestreden besluit in strijd met artikel 3:2 en artikel 7:12, eerste lid, van de Awb. Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op bezwaar, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op zes weken na verzending van deze tussenuitspraak.
14. Verweerder moet op grond van artikel 8:51b, eerste lid, van de Awb èn om nodeloze vertraging te voorkomen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken, meedelen aan de rechtbank of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen. Als verweerder gebruik maakt van die gelegenheid, zal de rechtbank eiseres in de gelegenheid stellen binnen vier weken te reageren op de herstelpoging van verweerder.
15. De rechtbank houdt iedere verdere beslissing aan tot de einduitspraak op het beroep. Dat laatste betekent ook dat zij over de proceskosten en het griffierecht nu nog geen beslissing neemt.

Beslissing

De rechtbank:
- draagt verweerder op binnen twee weken de rechtbank mee te delen of hij gebruik maakt van de gelegenheid het gebrek te herstellen;
- stelt verweerder in de gelegenheid om binnen zes weken na verzending van deze tussenuitspraak het gebrek te herstellen met inachtneming van de overwegingen en aanwijzingen in deze tussenuitspraak;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.M.L. Goofers, rechter, in aanwezigheid van mr. S.K.M. Bohnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 15 maart 2023
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 15 maart 2023

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Tegen deze tussenuitspraak staat nog geen hoger beroep open. Tegen deze tussenuitspraak kan hoger beroep worden ingesteld tegelijkertijd met hoger beroep tegen de (eventuele) einduitspraak in deze zaak.

Voetnoten

1.Zie artikel 2.3.5, zesde lid, van de Wmo 2015.