13.2.Uit artikel 1.6 van het facetbestemmingsplan 'Woningsplitsing en woningomzetting' volgt dat onder kamergewijze verhuur wordt verstaan: ‘het verschaffen van woonverblijf in één (gedeelte van een) gebouw middels één of meer wooneenheden (voor kamergewijze verhuur). De bewoners hebben gezamenlijk één voordeur. Daarnaast delen de bewoners van de wooneenheden minimaal één van de volgende voorzieningen: badkamer, keuken of toilet’.
14. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder niet, zoals eiser stelt, in strijd met dit facetbestemmingsplan gehandeld nu het verbod op woningomzetting, waarop eiser een beroep doet, niet van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank is er namelijk geen sprake van ‘het verschaffen van woonverblijf’, en daarmee geen sprake van kamergewijze verhuur. Daartoe acht de rechtbank van belang dat de vergunninghouder ter zitting onweersproken heeft toegelicht dat er geen sprake is van een huurovereenkomst met de ex-gedetineerden, maar van een zorgovereenkomst. De ex-gedetineerden kunnen zich niet permanent vestigen in de woningen, maar kunnen daar gedurende een traject van een jaar verblijven. Gedurende dat traject worden de ex-gedetineerden begeleid bij werk, inkomen en wonen. Elke dag is er daartoe en paar uur een begeleider op locatie aanwezig. Verder is er 24 uur per dag telefonisch begeleiding bereikbaar. De ex-gedetineerden betalen geen huur en genieten geen huurbescherming. Wel betalen zij een onkostenvergoeding. Gelet op al deze omstandigheden oordeelt de rechtbank dat er sprake is van wonen met een overwegend verzorgend c.q. maatschappelijk karakter, en niet van ‘kamergewijze verhuur’ zoals bedoeld in het facetbestemmingsplan. Verweerder heeft dus niet in strijd met het facetbestemmingsplan gehandeld.
Voorschrift omgevingsvergunning 2018 en vertrouwensbeginsel
15. Bij besluit van 21 augustus 2018 heeft verweerder aan de vergunninghouder een tijdelijke omgevingsvergunning verleend voor een tijdelijke opvanglocatie ten behoeve van (uitgeprocedeerde) asielzoekers in de panden gelegen aan de [adres] . Deze tijdelijke omgevingsvergunning was verleend tot 22 augustus 2028. In deze vergunning is het volgende voorschrift opgenomen:
“Na beëindiging van het thans aangevraagde gebruik, mogen de woningen enkel in gebruik worden genomen, als zijnde de planologisch toegestane ‘Woonfunctie’ (eengezinshuis). Het afwijkend gebruik dient uiterlijk 22 augustus 2028 te zijn gestaakt.”
16. Eiser voert aan dat uit het voorschrift bij de omgevingsvergunning van 2018 volgt dat er na het afwijkend gebruik ten behoeve van de opvang van asielzoekers niet opnieuw door verweerder een vergunning zal worden verleend voor (ander) afwijkend gebruik en dat de panden gelegen aan de Korvetweg alleen nog conform het bestemmingsplan als woning mogen worden gebruikt. Nu het gebruik door uitgeprocedeerde asielzoekers ten aanzien van de panden aan de [adres] is beëindigd, aangezien dit gebruik niet hetzelfde is als het gebruik door (ex-)gedetineerden, heeft verweerder in strijd met het voorschrift uit de omgevingsvergunning van 2018 gehandeld en had verweerder de omgevingsvergunning niet mogen verlenen.