Wat vindt de rechtbank?
8. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres per 8 maart 2021 voor 40,90% arbeidsongeschikt is. De rechtbank zal dat hierna uitleggen.
9. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar dat wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
10. Het UWV mag besluiten over iemands arbeidsongeschiktheid baseren op rapporten van verzekeringsartsen. Deze rapporten moeten dan wel aan een aantal voorwaarden voldoen: zij moeten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, ze mogen geen tegenstrijdigheden bevatten en de rapporten moeten begrijpelijk zijn. Het is aan eiseres om aannemelijk te maken dat de rapporten die over haar zijn opgesteld niet aan deze voorwaarden voldoen.
De voorwaarden waaraan de rapporten moeten voldoen
11. De verzekeringsarts heeft het dossier en de daarin aanwezige medische informatie over eiseres bestudeerd. Hij heeft eiseres op het spreekuur gezien en onderzocht. De verzekeringsarts heeft de klachten van eiseres, haar belemmeringen, de diagnose en de prognose in zijn rapport vermeld. Hij heeft beschreven dat eiseres verminderd belastbaar is ten opzichte van de laatste beoordeling in februari 2019 en hij heeft de belastbaarheid van eiseres beschreven in de FML van 1 februari 2021.
12. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft het standpunt van de verzekeringsarts in haar rapport van 26 augustus 2021 heroverwogen. Zij heeft het dossier bestudeerd. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft gemotiveerd geen aanleiding te zien om anders te denken over de belastbaarheid dan de verzekeringsarts. Ze stelt dat de verzekeringsarts uitgebreid en zorgvuldig onderzoek heeft verricht en dat er voldoende informatie voor handen was voor een weloverwogen beslissing. Wel corrigeert ze de verwoording van de urenbeperking in de FML van 26 augustus 2021 op basis van de nadere toelichting van de verzekeringsarts.
13. Anders dan eiseres stelt, is de rechtbank van oordeel dat de enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep geen spreekuurcontact heeft gehouden niet kan leiden tot de conclusie dat sprake is van een onzorgvuldig onderzoek. De door eiseres aangehaalde jurisprudentie gaat over de afwezigheid van een spreekuurcontact met een verzekeringsarts tijdens de primaire beoordeling en de beoordeling in bezwaar, waarbij eveneens is afgezien van een spreekuurcontact. Deze jurisprudentie acht de rechtbank in het geval van eiseres niet van toepassing. Eiseres is tijdens de primaire verzekeringsgeneeskundige beoordeling op het spreekuur gezien en zowel psychisch als lichamelijk onderzocht door een verzekeringsarts. De bevindingen van dat onderzoek zijn gedocumenteerd door de verzekeringsarts in zijn rapportage. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft die rapportage ook betrokken bij haar medische beoordeling. Dat eiseres het spreekuurcontact bij de verzekeringsarts als onprettig ervaren heeft, is vervelend, maar kan niet leiden tot het oordeel dat dat onderzoek zorgvuldig was. De stelling van eiseres dat het spreekuurcontact maar twee minuten duurde, overigens is die stelling in strijd met wat in het rapport van de verzekeringsarts is weergegeven (‘duurt ongeveer 1 uur’, pag. 3), geeft voor de rechtbank evenmin aanleiding om te twijfelen aan de zorgvuldigheid. Op basis van de rapporten van de verzekeringsartsen ziet de rechtbank namelijk geen aanleiding om aan te nemen dat er aspecten zijn gemist van de medische situatie van eiseres zoals deze op 8 maart 2021 bestond. De door eiseres in haar beroepschrift en ter zitting aangehaalde klachten, namelijk haar psychische klachten en haar rugklachten, waren bij hen bekend en zijn meegewogen in de beoordeling. Verder maakt de rechtbank uit het rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep op dat zij het onderzoek van de primaire verzekeringsarts tijdens het spreekuur als zorgvuldig en uitgebreid heeft beoordeeld en zij stelt dat er voldoende informatie voorhanden was om tot een weloverwogen beslissing te kunnen komen. Ook stelt zij dat er in bezwaar geen nadere, door medische stukken onderbouwde, medische feiten zijn ingebracht. Gelet hierop kan de rechtbank volgen dat de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiseres niet op spreekuur heeft gezien en ziet de rechtbank geen aanleiding om hierdoor aan te nemen dat het onderzoek onzorgvuldig zou zijn. De rechtbank volgt de stelling van eiseres, dat een spreekuurcontact nodig was in het kader van een volledige heroverweging in bezwaar, dan ook niet. Uit de jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroepvolgt dat artikel 7:11 van de Algemene wet bestuursrecht (heroverweging van het primaire besluit in bezwaar) niet betekent dat in bezwaar een verzekeringsgeneeskundig onderzoek volledig opnieuw moet worden gedaan.
14. Ook het feit dat de verzekeringsartsen ervoor hebben gekozen geen nadere medische informatie op te vragen bij de behandelaars van eiseres, leidt niet tot de conclusie dat het onderzoek onzorgvuldig is. De rechtbank maakt uit het rapport van de verzekeringsarts op dat hij inderdaad een machtiging van eiseres heeft gekregen, maar dat later bleek dat het stuk waar het hem om ging al in het dossier aanwezig was. Verder overweegt de rechtbank dat voor een verzekeringsarts aanleiding bestaat om de behandelaars te raadplegen in gevallen waarin er sprake is van een (geplande) behandeling die beduidend effect zal hebben op de arbeidsmogelijkheden van eiseres of indien de behandelend sector een beredeneerd afwijkend standpunt heeft over haar beperkingen. Eiseres stelt dat de verzekeringsartsen zich hebben gebaseerd op een brief van de psycholoog uit 2018 en dat deze informatie is verouderd. De rechtbank volgt dit standpunt niet. Eiseres heeft medische informatie ingebracht van haar psychiater en twee verwijsbrieven van het medisch centrum Zuyderland en basis GGZ Mondriaan. Hierover heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep in het rapport van 22 augustus 2022 gesteld dat de psychotherapeutische behandeling (van 2 februari tot 22 maart 2021) en gebruikte medicatie al bekend was. Over deze behandeling heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep al gesteld dat er geen duidelijke vooruitgang werd geboekt. In het schrijven van de psychiater ontbreekt verder een diagnose, bevindingen bij psychisch onderzoek of een concrete beschrijving van de behandeling. De verwijsbrieven bevatten geen medisch inhoudelijke informatie en zijn van ruim na datum in geding. Eiseres heeft deze motivering niet betwist. De rechtbank kan deze motivering ook volgen. Het is niet gebleken dat er sprake was van een (bij de verzekeringsartsen onbekende) behandeling met beduidend effect of van een beredeneerd afwijkend standpunt van de behandelaar, waardoor de rechtbank geen aanleiding ziet om aan te nemen dat de verzekeringsartsen informatie hadden moeten opvragen. In conclusie ziet de rechtbank geen reden om aan te nemen dat de verzekeringsartsen een onvolledig beeld hebben van de psychische gesteldheid van eiseres rond datum in geding.
15. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft alle klachten en belemmeringen van eiseres, de bevindingen uit het lichamelijk en psychisch onderzoek door de verzekeringsarts en de beschikbare informatie van de behandelaars betrokken in haar beoordeling. Gelet op deze onderzoeksactiviteiten is de rechtbank van oordeel dat de medische rapporten zorgvuldig tot stand zijn gekomen. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft bovendien eenduidig, inzichtelijk en zonder tegenstrijdigheden uitgelegd hoe haar beoordeling tot stand is gekomen. Dat betekent dat haar rapport aan de drie voorwaarden voldoen.
16. De verzekeringsarts heeft aangenomen dat fysiek zwaardere arbeid voor eiseres niet geschikt is en dat de psychische draagkracht van eiseres verminderd is. In de FML van 1 februari 2021 heeft de verzekeringsarts beperkingen opgenomen voor het persoonlijk en sociaal functioneren, de fysieke omgeving, dynamische handelingen, statische houdingen en werktijden.
17
.De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in het rapport van 26 augustus 2021 uiteengezet waarom de conclusie van de verzekeringsarts over de belastbaarheid van eiseres in stand kan blijven. Zij ziet geen reden om aan te nemen dat eiseres over geen benutbare mogelijkheden beschikt omdat zij niet voldoet aan de criteria daarvoor. Verder is er in de bezwaarprocedure geen informatie naar voren gekomen dat heeft geleid tot een ander oordeel over de belastbaarheid van eiseres per de datum in geding. Wel corrigeert de verzekeringsarts bezwaar en beroep de FML voor wat betreft de urenbeperking, omdat de verzekeringsarts de beperking na overleg met de arbeidsdeskundige nader heeft gespecificeerd (FML van 26 augustus 2021). Tot slot is de verzekeringsarts bezwaar en beroep gemotiveerd ingegaan op de (medische) bezwaargronden van eiseres.
18. Eiseres voert aan dat de verzekeringsartsen haar belastbaarheid niet goed hebben ingeschat en verwijst hierbij naar de Belgische arbeidsongeschiktheidsbeoordeling, de informatie van haar huisarts en een pijncentrum en de informatie van [naam] van 13 april 2021. De verzekeringsarts bezwaar en beroep heeft in haar aanvullende rapport van 21 april 2022 hierop gereageerd. Uit dit rapport maakt de rechtbank op dat een deel van de door eiseres ingestuurde informatie ziet op medische feiten en omstandigheden van na 8 maart 2021, zodat hieraan in onderhavige zaak geen gevolgen kunnen worden verbonden. Verder leest de rechtbank hierin dat de overige medische stukken geen relevante, andere informatie bevatten dan reeds bekend was met betrekking tot de datum van 8 maart 2021. De rechtbank maakt hieruit op dat - anders dan eiseres lijkt te veronderstellen - de behandelaar en de verzekeringsartsen van het UWV geen andere conclusie hebben over de rugklachten van eiseres. Tot slot kan aan het rapport van de Belgische arbeidsongeschiktheidsbeoordeling niet de waarde worden toegekend die eiseres daaraan gehecht wenst te zien. Het onderzoek dat in België heeft plaatsgevonden is gedaan aan de hand van de (wettelijke) criteria zoals die in België gelden en niet bij of krachtens de regels in de Wet WIA en het Schattingsbesluit arbeidsongeschiktheidswetten. Ter zitting heeft eiseres gesteld dat dit niet af doet aan de resultaten en conclusie van de Belgische verzekeringsarts, en het verschil daarvan met de resultaten en conclusie van de Nederlandse verzekeringsarts. De rechtbank leest in deze stukken -anders dan eiseres kennelijk vindt- dat er wel de nodige verschillen zijn tussen de Belgische en Nederlandse beoordelingscriteria. Zo verschilt de FML inhoudelijk substantieel en is deze ook opgesteld aan de hand van de in België gehanteerde uitgangspunten. De rechtbank concludeert dan ook dat de conclusies uit het Belgische onderzoek niet één op één overgenomen kunnen worden in het Nederlandse onderzoek. Daar komt nog bij dat dit onderzoek heeft plaatsgevonden in november 2018, enkele maanden voor 8 maart 2021. Nu de verzekeringsarts een lichamelijk onderzoek heeft verricht op 1 februari 2021, dat wil zeggen omstreeks 8 maart 2021, en de verzekeringsarts bezwaar en beroep dit onderzoek heeft beoordeeld en onderschreven, kan de rechtbank eiseres niet volgen in haar standpunt. Aangezien eiseres geen gegevens heeft ingebracht van een eventuele second opinion, komt de rechtbank anderszins niet toe aan het beoordelen van de vraag of de verzekeringsartsen haar belastbaarheid hebben onderschat.
19. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verzekeringsarts bezwaar en beroep voldoende gemotiveerd waarom niet meer of andere beperkingen zijn aangenomen. Eiseres moet op 8 maart 2021 daarom in staat worden geacht arbeid te verrichten die in overeenstemming is met de voor haar vastgestelde medische belastbaarheid, zoals verwoord in de FML van 26 augustus 2021. De rechtbank is zich ervan bewust dat eiseres klachten ervaart, maar in de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, ontbreekt een medisch objectieve onderbouwing van de klachten die eiseres ervaart op 8 maart 2021.
De arbeidskundige beoordeling
20. Uitgaande van de juistheid van de bij eiseres vastgestelde medische beperkingen, zoals weergegeven in de FML van 26 augustus 2021, ziet de rechtbank in wat eiseres heeft aangevoerd geen reden om de geschiktheid van de geduide functies in twijfel te trekken. De arbeidsdeskundigen hebben in hun rapporten en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geen overschrijdingen opleveren van de belastbaarheid van eiseres. Daarbij zijn de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichtingen zijn voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen. Eiseres heeft verder ook geen arbeidskundige gronden ingediend.
21. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep heeft berekend dat eiseres op 8 maart 2021 met de middelste van de drie voor de schatting gebruikte functies 59,10% kan verdienen van het loon dat zij voorheen verdiende als magazijnmedewerkster, zodat eiseres voor de overige 40,90% arbeidsongeschikt is.