ECLI:NL:RBLIM:2023:3037

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 mei 2023
Publicatiedatum
11 mei 2023
Zaaknummer
ROE 21/975, ROE 21/3177, ROE 21/3439, ROE 22/149, ROE 22/1894 en ROE 22/2897
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Einduitspraak bestuursrecht inzake bijzondere bijstand voor reiskosten en omgangsregeling

Op 11 mei 2023 heeft de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak betreffende de toekenning van bijzondere bijstand voor reiskosten in het kader van een omgangsregeling. Eiser had zes aanvragen ingediend voor bijzondere bijstand, waarvan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht slechts gedeeltelijk tegemoetkwam. De rechtbank had eerder op 21 maart 2023 een tussenuitspraak gedaan waarin het college werd opgedragen om gebreken in de besluitvorming te herstellen. Het college heeft echter besloten om geen gebruik te maken van deze mogelijkheid en verzocht om uitspraak.

In de einduitspraak heeft de rechtbank vastgesteld dat het college de gebreken niet heeft hersteld en dat de besluiten niet deugdelijk zijn gemotiveerd. De rechtbank oordeelt dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven en verklaart de beroepen gegrond. De rechtbank vernietigt de besluiten van het college en draagt het college op om binnen zes weken nieuwe besluiten te nemen, rekening houdend met de overwegingen in zowel de einduitspraak als de eerdere tussenuitspraak.

Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat het college het door eiser betaalde griffierecht van € 297,- moet vergoeden en veroordeelt het college in de proceskosten van eiser, die in totaal € 2.511,- bedragen. De uitspraak is gedaan door rechter P.H. Broier en is openbaar uitgesproken op 11 mei 2023. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummers: ROE 21/975, ROE 21/3177, ROE 21/3439, ROE 22/149, ROE 22/1894 en ROE 22/2897

einduitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 mei 2023 in de zaken tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. F.Y. Gans),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maastricht

(gemachtigde: P. Kalmar).

Inleiding en procesverloop

Deze uitspraak is de einduitspraak na de tussenuitspraak van 21 maart 2023 (ECLI:NL:RBLIM:2023:2035, de tussenuitspraak) en de reactie daarop van het college. Deze einduitspraak bouwt voort op die tussenuitspraak. De rechtbank geeft eerst nog een samenvatting van de feiten en het procesverloop, voordat zij tot een beoordeling komt.
Eiser heeft zes verschillende aanvragen (over zes verschillende perioden) ingediend om bijzondere bijstand voor de reiskosten ter uitvoering van de omgangsregeling en andere daarmee verband houdende kosten.
Het college heeft, voor zover nog van belang, de aanvragen gedeeltelijk afgewezen. Het heeft steeds de helft van de gevraagde bijzondere bijstand voor vergoeding van reiskosten in het kader van een omgangsregeling toegekend. Bijstand voor andere kosten in verband met omgang met de kinderen is steeds afgewezen. Met de bestreden besluiten op de bezwaren van eiser is het college daarbij gebleven.
De rechtbank heeft de beroepen op 16 februari 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het college.
In de tussenuitspraak heeft de rechtbank het college in de gelegenheid gesteld om binnen zes weken de geconstateerde gebreken te herstellen.
Het college heeft op 31 maart 2023 medegedeeld hiervan geen gebruik te willen maken en verzocht om uitspraak te doen.
De rechtbank bepaalt – zoals al in de tussenuitspraak is overwogen – dat een nadere zitting achterwege blijft, sluit het onderzoek en doet heden uitspraak.

De overwegingen van de rechtbank

1. In deze procedure is tussen partijen in geschil of het college juiste bedragen aan bijzonder bijstand heeft toegekend. Hierover heeft de rechtbank in de tussenuitspraak (kort samengevat) overwogen dat de besluiten van het college wat betreft de weigering van bijzondere bijstand voor (alle) reiskosten niet deugdelijk zijn gemotiveerd en in strijd zijn met het bepaalde in de artikelen 7:11 en 7:12 van de Algemene wet bestuursrecht.
2. Deze uitspraak bouwt voort op die tussenuitspraak. De rechtbank blijft bij al wat zij in de tussenuitspraak heeft overwogen en beslist. Het college herhaalt in zijn reactie van 31 maart 2023 weliswaar (kort samengevat) zijn standpunt, maar dat kan er niet toe leiden dat de rechtbank tot een ander oordeel komt dan in de tussenuitspraak.
3. De rechtbank stelt vast dat het college de gebreken niet heeft hersteld. Dit betekent dat de bestreden besluiten niet in stand kunnen blijven. De beroepen zijn daarom gegrond en de rechtbank vernietigt de bestreden besluiten.
4. Gelet op de aard van de zaken en van het gebrek ziet de rechtbank geen aanleiding zelf in de zaken te voorzien. Het college moet daarom nieuwe besluiten op bezwaar nemen en rekening houden met wat in de einduitspraak en in de tussenuitspraak is overwogen. De rechtbank stelt hiervoor een termijn van zes weken.
5. Omdat de beroepen gegrond zijn, bepaalt de rechtbank dat verweerder aan eiser het door hem betaalde griffierecht in de beroepen van totaal € 297,- (3 x € 49,- en 3 x € 50,-) vergoedt.
6. De rechtbank veroordeelt verweerder tot slot in de proceskosten die eiser in beroep heeft gemaakt. De vergoeding wordt (met toepassing van het Besluit proceskosten) als volgt berekend. De bijstand van de gemachtigde levert 2 punten op (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en één punt voor het verschijnen op de zitting, met een waarde per punt van € 837,- en wegingsfactor 1,5 wegens meer dan vier samenhangende zaken. Toegekend wordt in totaal € 2.511,-.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart de beroepen gegrond en vernietigt de bestreden besluiten;
- draagt het college op om binnen zes weken na de verzending van deze uitspraak nieuwe besluiten te nemen op de bezwaren van eiser met inachtneming van deze einduitspraak en de tussenuitspraak;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van in totaal € 297,- aan eiser te vergoeden;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser in beroep van € 2.511,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van
mr. C. Schrammen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 11 mei 2023
de griffier is verhinderd
om de uitspraak te ondertekenenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 11 mei 2023

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak en de tussenuitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van deze uitspraak hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.