In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, wordt een verzoek om een voorlopige voorziening behandeld van een verzoekster tegen een besluit van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Het CBR had op 20 maart 2022 aan verzoekster de verplichting opgelegd om mee te werken aan een onderzoek naar haar rijgeschiktheid en had de geldigheid van haar rijbewijs geschorst. Dit besluit volgde op een incident waarbij verzoekster onder invloed van drugs was aangetroffen. De voorzieningenrechter oordeelt dat er voldoende feitelijke grondslag is voor het vermoeden van rijongeschiktheid, gebaseerd op de vaststelling van 4,4 microgram THC per liter bloed en observaties van de politie, waaronder bloeddoorlopen ogen en een verklaring van verzoekster dat zij recentelijk had geblowd. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat de oude regeling van toepassing is en er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om hiervan af te wijken. De uitspraak benadrukt dat de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011, die per 1 april 2023 is aangepast, niet onevenredig wordt toegepast in dit geval. Verzoekster blijft verplicht om deel te nemen aan het rijgeschiktheidsonderzoek en haar rijbewijs blijft geschorst tot er op het bezwaar is beslist.