5.1.Gelet op de aard van de zaak – woningsluiting – neemt de voorzieningenrechter het spoedeisend belang in deze zaak aan. Verzoekers moeten immers hun woning verlaten en hebben dan drie maanden lang geen toegang meer tot hun woning.
6. Zoals ter zitting is besproken, kan de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak doen op het beroep. Dit staat in artikel 8:86, eerste lid, van de Awb en wordt ‘kortsluiten’ genoemd. Partijen hebben ter zitting verklaard akkoord te gaan met eventueel ‘kortsluiten’. Na afloop van de zitting is de voorzieningenrechter tot de conclusie gekomen dat nader onderzoek niet kan bijdragen aan de beoordeling van de zaak. De voorzieningenrechter doet daarom niet alleen uitspraak op het verzoek om voorlopige voorziening, maar ook op het beroep.
7. Voor de beoordeling geldt artikel 13b, eerste lid, van de Opiumwet als wettelijk kader. Hierin is bepaald dat de burgemeester bevoegd is tot het opleggen van een last onder bestuursdwang indien – voor zover hier van belang – in woningen een middel als bedoeld in lijst I en II van deze wet wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is. Hennep is vermeld op lijst II van de Opiumwet.
8. Ter uitvoering van de bevoegdheid neergelegd in artikel 13b van de Opiumwet heeft de burgemeester het zogenaamde “Damoclesbeleid Sittard-Geleen” (de Beleidsregel) vastgesteld. Volgens deze Beleidsregel wordt de woning zonder waarschuwing gesloten voor de duur van drie maanden als bij een eerste constatering van een overtreding sprake is van het verkopen, afleveren of verstrekken dan wel daartoe aanwezig zijn van softdrugs of indien sprake is van voorbereidingshandelingen softdrugs.
9. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen. Hierbij dient het toetsingskader zoals door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) in haar uitspraak van
28 augustus 2019, hierna de overzichtsuitspraak, uiteengezet, in acht te worden genomen.
Zoals de Afdeling al vaker heeft overwogen moet de burgemeester bij de besluitvorming alle omstandigheden van het geval betrekken, ongeacht of die in de beleidsregel zijn verdisconteerd. Daarbij moet worden bezien of deze op zichzelf dan wel tezamen met andere omstandigheden moeten worden aangemerkt als bijzondere omstandigheden die maken dat het handelen overeenkomstig het beleid gevolgen heeft die onevenredig zijn in verhouding tot de met het beleid te dienen doelen. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding dient allereerst beoordeeld te worden in hoeverre sluiting van een woning noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij de woning en het herstel van de openbare orde. Als sluiting van een woning in beginsel noodzakelijk wordt geacht, dient de sluiting ook evenredig te zijn.
10. De voorzieningenrechter stelt hierover vast dat verzoekers de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet betwisten. De gronden van verzoekers zijn gericht op de noodzaak en evenredigheid van de sluiting.
11. Aan de hand van de ernst en omvang van de overtreding moet worden beoordeeld in hoeverre sluiting van het pand noodzakelijk is ter bescherming van het woon- en leefklimaat bij het pand en het herstel van de openbare orde.
12. Verzoekers vinden dat de noodzaak van een sluiting van hun woning ontbreekt. Zij hebben – samengevat – aangevoerd dat er geen sprake was van handel vanuit de woning: er is alleen een hennepkwekerij aangetroffen. Er zijn geen attributen (verpakkingsmaterialen, weegschalen, grote hoeveelheden contant geld) aangetroffen die erop wijzen dat de drugs in of vanuit de woning werden verhandeld. Er was ook geen ‘loop’ naar de woning en directe verkoop vanuit de woning vastgesteld, en de buurt heeft daarover ook niet geklaagd. Er is wel sprake geweest van een eerdere oogst, maar niet van recidive. De woning lijkt slechts in beperkte mate bekend te zijn geweest als drugspand: het gaat dan om de exploitanten van de hennepplantage, aan wie verzoekers hun garage ter beschikking hebben gesteld. Verder heeft de burgemeester volgens verzoekers niet aangetoond en inzichtelijk gemaakt dat de woning in een kwetsbare wijk ligt. Tot slot heeft verzoeker gesteld dat hij zich nooit meer zal inlaten met hennep.
13. Het betoog van verzoekers slaagt niet. De voorzieningenrechter overweegt dat uit vaste rechtspraakvan de Afdeling volgt dat als uitgangspunt geldt dat als in een woning een handelshoeveelheid drugs wordt aangetroffen, aangenomen mag worden dat die woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel. Dit levert op zichzelf al een belang op bij sluiting, ook als ter plaatse geen overlast of feitelijke drugshandel is geconstateerd. Die noodzaak zal in beginsel ook groter zijn als de betrokken woning in een voor drugscriminaliteit kwetsbare woonwijk ligt, omdat een zichtbare sluiting van een dergelijke woning door de burgemeester voor bij die woningen betrokken drugscriminelen en voor buurtbewoners een signaal is dat de overheid optreedt tegen drugscriminaliteit in die woningen.Daarbij is het een feit van algemene bekendheid dat in een grensstreek mede als gevolg van drugstoerisme veel illegale drugshandel vanuit woningen voorkomt.
14. Vast staat dat in de garage achter in de tuin van verzoekers 461 hennepplanten zijn aangetroffen. Dat is aanzienlijk meer dan het aantal van 5 hennepplanten dat als hoeveelheid voor eigen gebruik wordt aangemerkt. De burgemeester heeft berekend dat dit ongeveer 13 kilo aan henneptoppen oplevert met een straatwaarde van ruim € 50.000,-. Verzoeker heeft ook erkend dat de drugs bestemd waren voor verkoop, wat betekent dat de woning een rol vervulde binnen de keten van drugshandel: verzoekers hebben de garage van hun woning bewust en met het doel om zich te verrijken beschikbaar gesteld aan drugscriminelen. Die hebben er een grote, professionele hennepplantage neergezet die werd gebruikt voor het telen van forse handelshoeveelheden softdrugs. Vast staat dat er al eerder is geoogst. Verzoeker heeft zelf verklaard dat er sprake is geweest van een eerdere oogst van ruim acht kilo. De daarvoor benodigde elektriciteit en het water zijn illegaal afgenomen, waardoor een brandgevaarlijke situatie is ontstaan. De exploitanten hadden vrij toegang tot de hennepplantage, met een eigen sleutel van de poort en van de garage. Daarom moet er sprake zijn geweest van ‘loop’ naar de woning en de garage, gelet op het inrichten van deze grote kwekerij en vervolgens het kweken en oogsten van de hennepplanten. Bovendien is er een melding binnengekomen bij de politie over deze hennepkwekerij. De voorzieningenrechter is dan ook van oordeel dat de burgemeester mag aannemen dat de woning een faciliterende rol vervult binnen de keten van drugshandel ook al is ter plaatse geen feitelijke drugshandel geconstateerd, en dat daarin al een belang ligt om de woning te sluiten.De burgemeester vindt bovendien terecht dat in dit geval sprake is van een ernstige overtreding.
15. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester bij de noodzaak van de sluiting ook heeft kunnen betrekken dat de woning ligt in een kwetsbare wijk. De voorzieningenrechter is – anders dan verzoekers – van oordeel dat de burgemeester met de (in beroep) overgelegde uitdraai van een overzicht van alle bestuurlijke rapportages uit het registratiesysteem en de concrete toelichting in onder meer ook al het aanvullende verweerschrift in bezwaar voldoende (ook cijfermatig) heeft onderbouwd dat [naam wijk] een voor drugsproblematiek kwetsbare wijk is. De voorzieningenrechter heeft geen aanleiding te twijfelen aan de informatie (met name de aantallen) uit het registratiesysteem, zodat hij geen reden ziet de stukken die de basis vormen voor al die afzonderlijke registraties op te vragen bij de burgemeester (zoals verzoekers hadden gevraagd op de zitting). Uit die informatie volgt dat er sinds 2018 voor de wijk [naam wijk] in [plaats 1] 68 bestuurlijke rapportages van de politie zijn binnengekomen over overtredingen van artikel 13b van de Opiumwet (op gemiddeld 75 per jaar voor de hele gemeente). Vier van die rapportages hebben bovendien betrekking op dezelfde straat als waar verzoekers wonen ( [adres] te [plaats 1] ), waarvan er twee (in 2020 en 2021) hebben geleid tot een sluiting van die woningen. De burgemeester heeft daarbij nog (onbetwist) toegelicht dat in de wijk [naam wijk] twee keer een ‘actiedag’ heeft plaatsgevonden (in 2021 en 2022) om de bewoners bewust te maken van de gevaren van hennepplantages en de meldingsbereidheid te verhogen. De burgemeester wijst er verder nog op dat deze wijk (en de woning) op korte afstand ligt van zowel de Belgische als de Duitse grens, en daardoor een aantrekkelijke locatie vormt voor drugscriminaliteit en drugstoerisme. De openbare orde en de veiligheid van de woon- en leefomgeving zijn dus in het geding. De burgemeester vindt het daarom terecht belangrijk dat er in deze wijk zichtbaar wordt opgetreden tegen drugsproblematiek, waaronder (het faciliteren van) professionele hennepplantages. De burgemeester heeft er dan ook op kunnen wijzen dat door een sluiting ook het signaal wordt afgegeven dat wordt opgetreden tegen drugscriminaliteit, en dat alleen een waarschuwing daarvoor niet volstaat.
16. Dat verzoeker herhaaldelijk (en naar de mening van de voorzieningenrechter ook oprecht) heeft verklaard dat hij zijn lesje nu wel heeft geleerd en dat hij zich nooit meer met druggerelateerde criminaliteit zal inlaten is weliswaar te prijzen, maar niet doorslaggevend. De sluiting betreft namelijk een herstelsanctie die betrekking heeft op een pand en de bekendheid daarvan als drugspand in het drugscircuit, en in mindere mate op de daarbij betrokken personen. Naast het belang van verzoekers is ook het algemeen belang en het belang van de omgeving van de woning aan de orde, en daarmee het belang van de burgemeester het pand zichtbaar aan het drugscircuit onttrekken en te laten zien dat hij tegen de drugsproblematiek (en hennepplantages) optreedt. Dat verzoeker achteraf berouw toont en zijn lesje heeft geleerd is dan ook onvoldoende reden om van de sluiting van drie maanden af te zien omdat de noodzaak daarvoor niet langer zou bestaan.
17. De burgemeester heeft naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook voldoende gemotiveerd waarom het in dit geval noodzakelijk is om de woning – in overeenstemming met het Damoclesbeleid – voor drie maanden te sluiten en dat niet kan worden volstaan met een lichter middel (zoals een waarschuwing).
Evenredigheid van de sluiting
18. Als sluiting van de woning noodzakelijk is, dan dient de burgemeester zich ervan te vergewissen dat de duur van de sluiting evenwichtig is, ook als de duur in overeenstemming is met de duur die volgt uit een beleidsregel. Bij de beoordeling van de evenwichtigheid zijn verschillende omstandigheden van belang, zoals de mate van verwijtbaarheid van de aangeschreven persoon, een bijzondere binding met de woning (vanwege medische redenen), de mogelijkheid om weer in de woning terug te keren, of de overtreder door sluiting van de woning op een zwarte lijst komt te staan bij een woningbouwcorporatie als gevolg waarvan hij voor een bepaalde duur geen nieuwe sociale huurwoning kan huren in de regio en of er minderjarige kinderen in de woning wonen. De nadelige gevolgen van de sluiting moeten worden afgewogen tegen de omstandigheden die ertoe hebben geleid dat de burgemeester een sluiting noodzakelijk mocht vinden. Een sluiting met veel nadelige gevolgen is niet per definitie onevenwichtig.
19. Onder verwijzing naar een rapportage van een psychiater van 16 oktober 2018 en een verwijsbrief van de huisarts van 16 mei 2023 voor regulier specialistische ggz-volwassenenzorg, hebben verzoekers gesteld dat verzoekster psychische klachten heeft, waaronder angst- en stemmingsklachten en PTSS, en dat zij daardoor een bijzondere binding heeft met de woning. Door haar klachten vermijdt zij het naar buiten gaan en leidt zij een geïsoleerd leven. Zij verlaat de woning nauwelijks. Verzoeker heeft ter zitting (ook bij de eerdere voorlopige voorziening) uiteengezet dat verzoekster bij stress in paniek raakt, dat zij de spanning niet aankan en dan van alles sloopt. Zij heeft ongeveer elk kwartaal een gesprek bij de huisarts en/of de praktijkondersteuner. Dat is al jaren zo. Het gaat niet altijd slecht met haar, maar als er iets gebeurt dan is dat een trigger. Haar klachten zijn nu ernstiger geworden en daarom heeft zij nu een doorverwijzing. Zij heeft nu van haar arts ook een hogere dosering medicijnen gekregen en dat helpt. Verzoeker heeft voorts verklaard dat zijn vrouw alleen de deur uitgaat als hij meegaat.
20. De voorzieningenrechter stelt vast dat het standpunt van verzoekers hoofdzakelijk steunt op de verklaringen van verzoeker over de (psychische) situatie van verzoekster en de mogelijke gevolgen van de sluiting daarvoor. Er zijn echter geen actuele / recente medische stukken ingediend die dat standpunt ondersteunen. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat de doorverwijzing van de huisarts naar de GGZ (van 16 mei 2023) is gebaseerd op de eigen verklaring van verzoekster dat zij zich alleen in haar eigen huis veilig voelt: dat biedt onvoldoende objectieve (medische) ondersteuning voor de verklaringen van verzoeker over de gevolgen van de sluiting van hun woning voor verzoekster. Het enige andere medische stuk is een vierenhalf jaar oude rapportage van een psychiater dat gaat over de beoordeling van verzoeksters arbeidsongeschiktheid. Uit die rapportage volgt weliswaar dat verzoekster al jaren leidt aan een angst- en stemmingsstoornis en PTSS, dat zij het naar buitengaan vermijdt en betrekkelijk geïsoleerd leeft, maar ook dat dit voortkomt uit angst voor haar ex-echtgenoot. Dat staat ook in de doorverwijzing van de huisarts naar de GGZ. Daaruit kan dus niet zonder meer worden afgeleid dat (ook) een tijdelijk verblijf in een andere woning voor verzoekster onacceptabele gevolgen met zich meebrengt. De voorzieningenrechter constateert vervolgens dat, hoewel er in het dossier dus verder geen recente(re) medische informatie aanwezig is die hun standpunt ondersteunt, verzoeker ter zitting wel heeft verklaard dat verzoekster regelmatig en ook nog recent bij de huisarts en praktijkondersteuner is geweest en zij daar haar problemen en situatie bespreekt. Verzoeker heeft op de zitting niet kunnen uitleggen waarom desondanks geen stukken daarover van de huisarts zijn overgelegd: dat verzoeker dan wel verzoekster zelf deze niet kon verkrijgen van de huisarts (desnoods met hulp van hun gemachtigde) is niet aannemelijk gemaakt. Het ligt in eerste instantie echter wel op hun weg om te onderbouwen dat verzoeksters medische / psychische situatie zodanig is dat die de sluiting onevenredig maakt. Dat hebben zij tot op heden onvoldoende gedaan: alleen de verklaringen van verzoeker daarover zijn daarvoor niet genoeg, terwijl de wel overgelegde medische stukken daarvoor – als gezegd – onvoldoende ondersteuning bieden in relatie tot de binding met deze woning. De voorzieningenrechter is daarom van oordeel dat de burgemeester zich op het standpunt kon stellen dat verzoekster onvoldoende heeft aangetoond dat zij een zodanig bijzondere binding heeft met de woning dat zij niet tijdelijk elders kan verblijven en dat sluiting van de woning om die reden onevenredig is.
21. De voorzieningenrechter is verder van oordeel dat de burgemeester daar zelf ook geen onderzoek naar heeft hoeven te verrichten, omdat dit in eerste instantie op de weg van verzoekers ligt. Sinds het voornemen (van 9 januari 2023) is bekend dat de burgemeester voornemens is de woning te sluiten, en dat het dus van belang was om het medische standpunt over verzoekster te onderbouwen. Dat is tot op heden niet tot nauwelijks gedaan, in ieder geval niet met recente(re) informatie, terwijl die er wel zou moeten zijn, gelet op de gestelde regelmatige bezoeken aan de huisarts en praktijkondersteuner en op het feit dat er kennelijk medicatie wordt verstrekt.
22. Zonder af te willen doen aan de (ernst van de psychische) klachten die verzoekster stelt te ervaren, weegt ook mee dat verzoekers een weloverwogen keuze hebben gemaakt om voor geldelijk gewin de hennepplantage te faciliteren in de garage van hun woning (óók met alle spanningen van dien), terwijl verzoekster toen ook de gestelde psychische klachten al had. Verzoekers hadden volgens de voorzieningenrechter bovendien (en in het verlengde hiervan) kunnen voorzien wat de gevolgen zouden kunnen zijn van een eventuele ontdekking van de hennepplantage, namelijk dat zij tijdelijk hun woning zouden moeten verlaten. Verzoekers betogen in essentie nu dat dit gevolg onevenredig is vanwege de (medische) situatie van verzoekster. Zoals gezegd vraagt deze gang van zaken naar het oordeel van de voorzieningenrechter om meer (medische) onderbouwing van verzoeksters medische situatie en de (onevenredige) gevolgen daarvoor van een tijdelijke sluiting dan nu is overgelegd. Dat een tijdelijk verblijf ergens anders stressvol is en impact heeft op verzoekster (en verzoeker) is weliswaar aannemelijk, want dat geldt namelijk voor iedereen. Maar dat die impact voor verzoekster onacceptabel zal zijn, is onvoldoende aangetoond. De voorzieningenrechter wijst er daarbij op dat verzoekster de woning ook niet alleen hoeft te verlaten maar dat verzoeker haar daarbij kan begeleiden (zoals hij nu ook al doet) en dat zij na drie maanden weer kunnen terugkeren naar de eigen woning (de woning is namelijk eigendom van verzoeker). Ook is ter zitting gebleken dat verzoekster thans medicatie heeft die – zo heeft verzoeker verklaard – lijkt te helpen. Tot slot hebben verzoeker en verzoekster zich (samen) nu ruim vijf maanden kunnen voorbereiden op een tijdelijk verblijf in een andere woning.
23. Verzoekers hebben verder niet onderbouwd dat het voor hen niet mogelijk is om tijdelijk vervangende woonruimte te vinden, eventueel op verschillende adressen. Op de zitting is verklaard dat zij tot heden ook nog niet hebben gezocht, maar dat komt voor hun rekening: het is immers in eerste instantie hun eigen verantwoordelijkheid om voor vervangende woonruimte te zorgen. Dat zij financieel niet in staat zijn om drie maanden vervangende woonruimte te vinden, hebben zij tot slot ook niet onderbouwd: dat hebben zij alleen gesteld, maar dat is niet genoeg om daarvan uit te kunnen gaan.
24. Al met al kon de burgemeester zich op het standpunt stellen dat het persoonlijk belang van verzoekers bij het voorkomen van de sluiting onvoldoende opweegt tegen het algemeen belang van de burgemeester bij een sluiting voor drie maanden.
25. Tot slot hebben verzoekers gesteld dat, als er al een noodzaak voor de sluiting zou bestaan en de sluiting evenredig is, de burgemeester had kunnen volstaan met een partiële sluiting van alleen de garage/schuur. Volgens verzoekers heeft de burgemeester de mogelijkheid tot een partiële sluiting onvoldoende onderzocht. Verzoekers zouden bijvoorbeeld de toegangspoort open kunnen laten staan, zodat de garage zichtbaar is vanaf de weg. Ook zou een aangepast plakkaat kunnen worden gemaakt om een duidelijk signaal af te geven.
26. De voorzieningenrechter overweegt dat de burgemeester zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de woning en de garage/schuur als één geheel moeten worden gezien. Er is sprake van een functionele samenhang. De garage is te bereiken via de oprit en ligt op het hetzelfde perceel. De garage is eigendom van verzoekers en wordt door hen gebruikt. Er is één stroomvoorziening voor de woning en de garage, waardoor de garage/schuur ook niet los kan worden gezien van de woning. Omdat verzoekers de hennepplantage in hun garage/schuur hebben toegestaan, zij eigenaar zijn van de woning en daarmee van de garage/schuur en zij de woning en de garage/schuur ook zelf gebruiken, ziet de voorzieningenrechter geen grond te oordelen dat de sluitingsbevoegdheid van de burgemeester beperkt is tot de garage. Daar komt bij dat verzoekers (als eigenaar van de schuur die bij de woning hoort) ook vrij toegang tot die schuur hebben verschaft aan de exploitanten van de hennepkwekerij. De burgemeester weegt voorts terecht mee dat kenbaar optreden tegen drugshandel het noodzakelijk maakt om de woning inclusief de garage/schuur te sluiten, ook omdat daarvan een betere preventieve werking uitgaat. De burgemeester was dan ook bevoegd de woning met daarbij behorende garage/schuur te sluiten.