ECLI:NL:RBLIM:2023:4143

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
17 juli 2023
Publicatiedatum
14 juli 2023
Zaaknummer
ROE 22/2428
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Omgevingsvergunning voor de bouw van zeven woningen en de ontvankelijkheid van bezwaar door een agrarisch bedrijf

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 13 juli 2023 uitspraak gedaan over de omgevingsvergunning voor de bouw van zeven woningen nabij een agrarisch bedrijf. Eiseres, die een agrarisch bedrijf exploiteert, heeft bezwaar gemaakt tegen de omgevingsvergunning, maar dit bezwaar werd door verweerder, het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft vastgesteld dat de feitelijke situatie ten tijde van het verlenen van de omgevingsvergunning bepalend is voor de vraag of eiseres als belanghebbende kan worden aangemerkt. Eiseres heeft aangevoerd dat haar activiteiten plaatsvinden op een ander adres dan waar zij is gevestigd, en dat zij daardoor wel degelijk belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.

De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres, ondanks dat zij op een afstand van 170 meter van de bouwlocatie is gevestigd, belanghebbende is omdat haar agrarische activiteiten zich dichter bij de bouwlocatie bevinden. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte niet-ontvankelijk heeft verklaard en dat er aanleiding was om het bezwaar inhoudelijk te beoordelen. De rechtbank heeft vervolgens zelf in de zaak voorzien en het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning ongegrond verklaard, omdat de bouw van de woningen niet in strijd is met het geldende bestemmingsplan.

De rechtbank heeft de uitspraak gedaan dat het bestreden besluit moet worden vernietigd en dat verweerder het griffierecht aan eiseres moet vergoeden. Tevens zijn de proceskosten van eiseres toegewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de feitelijke situatie bij de beoordeling van de ontvankelijkheid van bezwaren in bestuursrechtelijke procedures.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2428

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juli 2023 in de zaak tussen

[eiseres] , te [vestigingsplaats 1] , eiseres

(gemachtigde: mr. J.A.J.M. van Houtum),
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heerlen, verweerder

(gemachtigde: [naam gemachtigde 1] ).
Als derde-partij neemt aan het geding deel
Hoogveld Heerlen B.V., te Maastricht (vergunninghoudster)
(gemachtigde: mr. R. Evens).

Procesverloop

Bij besluit van 19 mei 2022 (het primaire besluit) heeft verweerder aan vergunninghoudster een omgevingsvergunning verleend voor de nieuwbouw van zeven woningen op locatie Hoogveld, kavels [nummer 1] , [nummer 2] , [nummer 3] , [nummer 4] , [nummer 5] , [nummer 6] en [nummer 7] (Hoefblad en Akkerwinde).
Bij besluit van 7 september 2022 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Vergunninghoudster heeft een reactie op het beroep ingediend.
Eiseres heeft nadere stukken ingediend.
Verweerder heeft een nader verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep op 20 juni 2023 op zitting behandeld. Van de kant van eiseres zijn verschenen haar gemachtigde en [naam directeur] , directeur en eigenaar van eiseres. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Van de kant van vergunninghoudster zijn verschenen haar gemachtigde en [naam gemachtigde 2] .

Beoordeling door de rechtbank

Waar gaat de zaak over?
1. De zaak gaat over de omgevingsvergunning voor de bouw van zeven woningen in de directe omgeving van het agrarische bedrijf van eiseres. Eiseres vreest dat de toekomstige bewoners zullen gaan klagen over de hinder die zij van het bedrijf ondervinden. Met name zal het daarbij gaan om geurhinder van de runderen en geluidhinder van de landbouwmachines.
2. Verweerder heeft het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning niet inhoudelijk beoordeeld. Reden daarvoor is dat eiseres volgens verweerder geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. In beroep is aan de orde of dat terecht is.
Mocht eiseres bezwaar maken tegen de omgevingsvergunning?
3. Verweerder heeft zich in het bestreden besluit op het standpunt gesteld dat eiseres geen belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. Voor verweerder is daarbij bepalend dat eiseres is gevestigd aan de [adres 1] te [vestigingsplaats 2] , op zo’n 170 meter afstand van het dichtstbij gelegen bouwperceel. Eiseres heeft ook geen zicht op de te bouwen woningen. Voor zover eiseres desgevraagd aan verweerder heeft laten weten dat zij een agrarisch bedrijf heeft aan de [adres 2] , welk adres direct aan de bouwlocatie grenst, heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat eiseres niet beschikt over een vergunning voor het exploiteren van een agrarisch bedrijf daar. Weliswaar is een melding Activiteitenbesluit gedaan voor het daar houden van 25 stuks vee, maar verweerder leidt daaruit nog niet af dat het bedrijf van eiseres activiteiten ontplooit op het perceel [adres 2] . Verder heeft verweerder in het bestreden besluit overwogen dat eiseres, anders dan zij heeft aangevoerd, geen belanghebbende kan zijn geweest in de procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over het bestemmingsplan Hoogveld, nu eiseres pas nadien is opgericht.
4. Eiseres stelt in beroep dat zij wel degelijk belanghebbende is bij het primaire besluit. Zij voert aan dat zij weliswaar gevestigd is aan de [adres 1] , maar dat zij haar activiteiten uitvoert aan de [adres 2] . Als bewijs heeft ze meerdere stukken overgelegd, waaronder een uitdraai van de stallijst zoals deze op 22 december 2022 was opgenomen in het systeem van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO).
5. De rechtbank overweegt als volgt. Tegen een besluit kan beroep worden ingesteld bij de bestuursrechter door een belanghebbende, waaronder wordt verstaan degene wiens belang rechtstreeks bij een besluit is betrokken. [1] Degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, dient alvorens beroep in te stellen bezwaar te maken. [2] Indien het bezwaar ontvankelijk is, vindt op grondslag daarvan een heroverweging van het bestreden besluit plaats. [3]
6. Blijkens het uittreksel uit het handelsregister is eiseres gevestigd aan de [adres 1] . Zoals ter zitting is besproken, vinden de activiteiten van eiseres echter niet daar plaats, maar aan de [adres 2] . Dit wordt ondersteund door de stallijst die eiseres heeft overgelegd. Op deze stallijst zijn 25 runderen vermeld die op 1 december 2021 zijn aangevoerd op de locatie [adres 2] . Op deze stallijst is ook vermeld dat RVO aan deze locatie een UBN-nummer heeft toegekend dat op naam van eiseres staat. Uit de stallijst volgt naar het oordeel van de rechtbank dat eiseres op 1 december 2021, dus al vóór het primaire besluit, activiteiten ontplooide op deze locatie. Nu de zeven woningen waarop de omgevingsvergunning ziet, op een afstand van ongeveer 50 meter van het perceel [adres 2] zijn gepland, is de rechtbank van oordeel dat eiseres belanghebbende is bij de omgevingsvergunning.
7. De rechtbank merkt daarbij op dat verweerder naar aanleiding van het bezwaarschrift aan eiseres een brief heeft gestuurd met de vraag of zij belanghebbende was. De beantwoording daarvan riep bij verweerder terechte vragen op over de verschillende adressen en over de betrokkenheid van eiseres bij de procedure over het bestemmingsplan. Het had op de weg van verweerder gelegen om hierover nadere vragen te stellen, al dan niet op een hoorzitting. In plaats daarvan heeft verweerder het bezwaar kennelijk nietontvankelijk verklaard.
8. Verweerder en vergunninghouder hebben in beroep naar voren gebracht dat de stukken die eiseres in beroep heeft overgelegd, er niet toe kunnen leiden dat het bestreden besluit onjuist is. Volgens hen moet
ex tuncworden beoordeeld of eiseres belanghebbende is bij de omgevingsvergunning. De rechtbank volgt verweerder en vergunninghouder in zoverre, dat beoordeeld moet worden of eiseres ten tijde van het verlenen van de omgevingsvergunning belanghebbende was. Zoals hiervoor vermeld, was dat het geval. Dat eiseres pas in beroep de stukken heeft overgelegd waaruit dit blijkt, maakt – anders dan verweerder en vergunninghouder hebben betoogd – niet dat eiseres destijds geen belanghebbende was. De door vergunninghouder genoemde uitspraken van de Afdeling van 5 juni 2019 [4] en 15 juli 2020 [5] ondersteunen hun standpunt ook niet. De uitspraak van 5 juni 2019 ziet op de intrekking van een omgevingsvergunning en niet, zoals hier, op de vraag of eiser belanghebbende was. En in de uitspraak van 15 juli 2020 oordeelde de Afdeling dat een wijziging in de feitelijke situatie na het besluit op bezwaar niet relevant was voor de vraag of eiser ten tijde van het nemen van dat besluit belanghebbende was. Deze uitspraak bevestigt juist dat de feitelijke situatie ten tijde van het verlenen van de omgevingsvergunning bepalend is.
9. Het voorgaande betekent dat verweerder het bezwaar van eiseres ten onrechte nietontvankelijk heeft verklaard. Verweerder had op grondslag van het bezwaar van eiseres de omgevingsvergunning moeten heroverwegen. Nu verweerder dat niet heeft gedaan, is het bestreden besluit in strijd met artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
Is er reden voor de rechtbank om het bezwaar inhoudelijk te beoordelen?
10. De bestuursrechter beslecht het hem voorgelegde geschil zoveel mogelijk definitief. [6] In dit geval ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien en het bezwaar inhoudelijk te beoordelen. [7] Reden daarvoor is dat hier sprake is van een zogeheten gebonden besluit, waarbij de omgevingsvergunning – voor zover hier van belang – alleen wordt geweigerd bij strijd met het bestemmingsplan; verweerder heeft dan ook geen ruimte om belangen af te wegen. Bovendien heeft eiseres in het beroepschrift aangegeven een inhoudelijke beoordeling van het bezwaar te willen en hebben partijen zich voldoende over het inhoudelijke geschil kunnen uitlaten.
Heeft verweerder de omgevingsvergunning terecht verleend?
11. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien de activiteit in strijd is met het bestemmingsplan. [8] Eiseres stelt dat het bestemmingsplan Hoogveld (vastgesteld op 6 februari 2001 en goedgekeurd op 18 september 2001), zoals gewijzigd bij het bestemmingsplan Hoogveld Reparatie 2004, verouderd is en niet meer het toetsingskader zou mogen zijn. De rechtbank ziet daarvoor geen enkele aanleiding. Het bestemmingsplan Hoogveld is voorwerp geweest van een procedure bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling). Bij de uitspraak van 27 november 2002 (ECLI:NL:RVS:2002:AF1157) heeft de Afdeling de goedkeuring van het bestemmingsplan door gedeputeerde staten van Limburg deels vernietigd. Vervolgens is het bestemmingsplan Hoogveld Reparatie 2004 vastgesteld. Dat de bestemmingsplannen dateren uit 2001/2004 doet niet af aan de rechtsgeldigheid ervan. Op grond van artikel 2.10 van de Wabo was verweerder dan ook gehouden de aanvraag te toetsen aan deze twee geldende en onherroepelijke bestemmingsplannen.
12. Niet is in geschil dat aan de gronden waarop de zeven woningen zijn gepland, de bestemming “Woondoeleinden W” is toegekend. Evenmin is tussen partijen in geschil dat de woningen passen binnen de mogelijkheden die het bestemmingsplan biedt. Eiseres betoogt dat tussen de zeven woningen en het bedrijf van eiseres een geluidwal moet worden aangebracht. De rechtbank stelt vast dat in het bestemmingsplan ter plaatse geluidwerende voorzieningen zijn toegelaten. Een geluidwal is echter geen voorwaarde voor de bouw van de woningen. Dat volgt ook niet uit de door eiseres aangehaalde overweging 2.21 uit de uitspraak van 27 november 2002. Die overweging ziet op de milieucirkel van 25 meter rondom haar bedrijf die op de plankaart is opgenomen, waarbinnen geen milieugevoelige bebouwing mag worden opgericht zolang de bestaande milieuhinder niet is opgeheven. De zeven woningen zijn echter buiten die milieucirkel gepland, zodat aan de milieucirkel en de mogelijkheid van een geluidwal geen betekenis toekomt.
13. Nu niet gebleken is dat de bouw van de zeven woningen in strijd is met het geldende bestemmingsplan, heeft verweerder de gevraagde omgevingsvergunning terecht verleend. Verweerder had het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning dus ongegrond moeten verklaren.

Conclusie en gevolgen

14. Het beroep is gegrond. Het bestreden besluit waarbij het bezwaar van eiseres kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard, moet worden vernietigd.
15. De rechtbank ziet aanleiding zelf in de zaak te voorzien en verklaart het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning ongegrond.
16. Omdat het beroep gegrond is, moet verweerder het griffierecht aan eiseres vergoeden. Ook veroordeelt de rechtbank verweerder in de proceskosten van eiseres. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 1.674,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 837,- en een wegingsfactor 1).

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het bestreden besluit;
- verklaart het bezwaar van eiseres tegen de omgevingsvergunning ongegrond en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats komt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt verweerder op het betaalde griffierecht van € 365,- aan eiseres te vergoeden;
- veroordeelt verweerder tot betaling van € 1.674,- aan proceskosten aan eiseres.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.B.L. van der Weele, rechter, in aanwezigheid van mr. N.C.M. van Bijnen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juli 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 17 juli 2023

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie artikel 8:1 en artikel 1:2, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
2.Artikel 7:1, eerste lid, van de Awb.
3.Artikel 7:11, eerste lid, van de Awb.
6.Artikel 8:41a van de Awb.
7.Op grond van artikel 8:72, derde lid, onder b, van de Awb.
8.Artikel 2.10, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.