ECLI:NL:RBLIM:2023:4675

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
24 juli 2023
Publicatiedatum
7 augustus 2023
Zaaknummer
10558743 CV EXPL 23-2502
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming bedrijfsruimte en huurachterstand in kort geding tussen verhuurder en huurder

In deze zaak vorderde de verhuurder, Heineken Nederland BV, in kort geding ontruiming van een bedrijfsruimte vanwege huurachterstanden en de wijze van exploitatie door de huurder. De huurder erkende de huurachterstand van € 29.972,88 en andere verschuldigde bedragen, maar verzette zich tegen de ontruiming en beloofde de achterstanden in te lopen. De kantonrechter oordeelde dat de vorderingen van Heineken grotendeels toewijsbaar waren. De huurder had een huurachterstand laten ontstaan en had niet voldaan aan zijn verplichtingen, waaronder het storten van een waarborgsom. De kantonrechter wees de ontruiming toe, met een termijn van twee weken na betekening van het vonnis. Daarnaast werd de huurder veroordeeld tot betaling van de huurachterstand, toekomstige huur, de waarborgsom en leverantieachterstand, vermeerderd met rente. De proceskosten werden eveneens aan de huurder opgelegd. Het vonnis werd uitgesproken op 24 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10558743 \ CV EXPL 23-2502
Vonnis in kort geding van 24 juli 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
HEINEKEN NEDERLAND BV,
te Amsterdam,
eisende partij,
hierna te noemen: Heineken,
gemachtigde: mr. D.W. Arents en mr. H.J. Heynen,
tegen
[gedaagde],
handelend onder de naam
[handelsnaam],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
procederend in persoon.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 20 juni 2023 met producties 1 tot en met 7;
- de productie 8 van Heineken;
- het schriftelijk antwoord met vier bijlagen van [gedaagde] die op 9 juli 2023 om 17:18 uur per e-mail bij de griffie is binnengekomen en die wordt aangemerkt als conclusie van antwoord;
- de mondelinge behandeling op 10 juli 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Bij akte van indeplaatsstelling van 14 januari 2022 onderverhuurt Heineken aan [gedaagde] met ingang van 1 november 2021 de bedrijfsruimte gelegen aan de [adres] te [plaats] (hierna: het gehuurde) tegen een huurprijs van thans € 4.281,84 inclusief btw per maand. De huurprijs is bij vooruitbetaling telkens op de eerste dag van de maand te voldoen.
2.2.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan van – per 10 juli 2023 – € 29.972,88. Op 6 december 2022, 16 januari 2023 en 21 februari 2023 heeft Heineken aan [gedaagde] betalingsherinneringen gestuurd en op 13 maart 2023 een ingebrekestelling. Tot op heden heeft [gedaagde] de openstaande huurpenningen niet betaald.
2.3.
In de akte van indeplaatsstelling is overeengekomen dat [gedaagde] bij ondertekening daarvan een waarborgsom van € 13.000,00 moet storten bij Heineken. Heineken heeft [gedaagde] hiervoor op 1 februari 2022 een factuur gestuurd, op 31 juli 2022 een betalingsherinnering en op 18 augustus 2022 een ingebrekestelling.
2.4.
Voorts heeft Heineken aan [gedaagde] kelderbier geleverd voor in totaal € 23.678,35. Heineken heeft aan [gedaagde] in totaal drie facturen gestuurd, op 20 januari 2023 en 6 februari 2023 betalingsherinneringen en op 10 maart 2023 een ingebrekestelling.
2.5.
Bij brief van 12 mei 2023 heeft Heineken [gedaagde] een laatste keer gesommeerd de huur- en leverantieachterstand te voldoen.
2.6.
Op 1 juni 2023 heeft [gedaagde] de huur voor de maand mei 2023 voldaan. Daarnaast heeft [gedaagde] € 6.750,00 betaald, welk bedrag door Heineken is afgeboekt op de waarborgsom.
2.7.
Bij brief van 7 juni 2023 is door Heineken aan [gedaagde] een kortgedingprocedure aangezegd.
2.8.
Tot op heden heeft [gedaagde] het restant van de waarborgsom en de huur- en leverantieachterstand niet betaald.

3.Het geschil

3.1.
Na vermindering van eis vordert Heineken – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
om het gehuurde binnen acht dagen na betekening van dit vonnis, met al het (lees:) zijne en de zijnen conform de huurovereenkomst te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Heineken te stellen;
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen € 29.972,88 (huurachterstand), te vermeerderen met de contractuele rente of subsidiair met de wettelijke (handels)rente;
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag van ontruiming de maandelijkse huurprijs ad € 4.281,84, te vermeerderen met de contractuele rente vanaf de respectievelijke vervaldata (zijnde de eerste dag van de maand) of subsidiair met de wettelijke (handels)rente;
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen € 6.250,00 (verschuldigde waarborgsom);
om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen € 23.678,35 (leverantieachterstand), te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente;
in de proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente;
in de nakosten tot een bedrag van maximaal € 131,00 indien [gedaagde] aangeschreven moet worden tot betaling van hetgeen waartoe hij in dit vonnis wordt veroordeeld maar er geen betekening van de uitspraak plaatsvindt, dan wel € 191,00 indien er wel betekening van de uitspraak plaatsvindt.
3.2.
Heineken legt aan haar vorderingen de stelling ten grondslag dat de huurachterstand van [gedaagde] dusdanig groot is dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst die ontbinding van de huurovereenkomst en daarop vooruitlopend een ontruiming rechtvaardigt. Ook voldoet [gedaagde] niet aan zijn verplichting de waarborgsom te storten en laat hij drankleveranties onbetaald. Tevens heeft de eigenaar van het pand waarin het gehuurde zich bevindt Heineken recent op de hoogte gesteld over de wijze van exploitatie door [gedaagde] . In maart 2023 was het een grote puinhoop in het hele pand en aan [gedaagde] is de kans geboden om het op te ruimen. Bij een herinspectie enkele weken geleden bleek dat de situatie erger was geworden, aldus Heineken.
3.3.
[gedaagde] erkent de huurachterstand, de verschuldigde waarborgsom en de leverantieachterstand. Ten aanzien van de gevorderde ontruiming voert [gedaagde] verweer dat strekt tot afwijzing daarvan.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Ter zitting is door de kantonrechter geconstateerd dat het schriftelijk antwoord van [gedaagde] binnen 24 uur (één werkdag) vóór de mondelinge behandeling is ingediend. Op grond van artikel 6.2 van het Landelijk procesreglement kort gedingen rechtbanken, kanton kan de kantonrechter in dat geval de stukken buiten beschouwing laten. Nu Heineken daartegen geen bezwaar heeft gemaakt, zal de kantonrechter het schriftelijk antwoord van [gedaagde] en de daarbij behorende bijlagen echter toelaten in het geding.
Spoedeisend belang
4.2.
Uit de stukken en de toelichting ter zitting is genoegzaam gebleken dat het gaat om een spoedeisende zaak waarin, gelet op het belang van Heineken, een onmiddellijke voorziening bij voorraad geboden is.
Huurachterstand, toekomstige huur, verschuldigde waarborgsom en leverantieachterstand
4.3.
Met betrekking tot een voorziening in kort geding, bestaande uit een veroordeling tot betaling van een geldsom, is terughoudendheid op zijn plaats. De rechter zal daarbij niet alleen moeten onderzoeken of het bestaan van een vordering van de eiser op de gedaagde voldoende aannemelijk is, maar ook of daarnaast sprake is van feiten en omstandigheden die meebrengen dat uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist. In de afweging van de belangen van partijen moet de rechter mede betrekken de vraag naar - kort gezegd - het risico van onmogelijkheid van terugbetaling mocht de bodemrechter anders beslissen.
4.4.
Ten aanzien van de huurachterstand heeft Heineken ter zitting naar voren gebracht dat [gedaagde] de huur van de maanden mei en juli 2023 heeft betaald. [gedaagde] heeft ter zitting gesteld dat hij de huur van de maanden mei en juni 2023 heeft betaald.
4.5.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de huurachterstand van € 29.972,88, het restant van de waarborgsom van € 6.250,00 en de leverantieachterstand van € 23.678,35 ter zitting erkend. De gevorderde bedragen zullen daarom worden toegewezen. Ook zal de vordering tot betaling van de toekomstige huurtermijnen vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag van ontruiming worden toegewezen nu [gedaagde] hiertegen geen verweer heeft gevoerd.
Ontruiming van het gehuurde
4.6.
De kantonrechter stelt in dit kader voorop dat een bij voorlopige voorziening bevolen ontruiming een maatregel is, die diep ingrijpt in het gebruiksrecht en de daarmee verbonden huurbescherming van de huurder. Bij de beoordeling van een dergelijke vordering moet - volgens vaste jurisprudentie - grote terughoudendheid worden betracht, gelet op de omstandigheid dat in een kortgedingprocedure geen plaats is voor een - diepgaand - onderzoek naar bestreden feiten en ten tweede de vergaande, veelal onomkeerbare gevolgen van een ontruiming in kort geding, zoals in deze zaak aan de orde is.
4.7.
[gedaagde] heeft zich verzet tegen toewijzing van de ontruimingsvordering en heeft ter zitting de belofte gedaan om uiterlijk 31 december 2023 de achterstanden in te lopen. Als [gedaagde] nog een kans krijgt van Heineken dan wordt zijn geld beheerd door een boekhouder en zal hij de fouten die hij in het verleden heeft gemaakt niet meer maken.
4.8.
De kantonrechter overweegt dat de omvang van de huurachterstand in een bodemprocedure ertoe zou leiden dat de huurovereenkomst naar alle waarschijnlijkheid wordt ontbonden. De vordering tot ontruiming is daarom reeds op die grond toewijsbaar. Daaraan staan de door [gedaagde] ter zitting gedane beloftes niet in de weg, nog daargelaten dat deze niet met stukken zijn onderbouwd. Ook de stelling van [gedaagde] dat hij tevergeefs aan Heineken voorstellen voor een betalingsregeling heeft gedaan, staat niet in de weg aan toewijzing van de ontruiming. Het staat een schuldeiser namelijk vrij om al dan niet positief op dat aanbod te reageren of over te gaan tot het starten van een gerechtelijke procedure. Voor zover [gedaagde] heeft bedoeld te stellen dat sprake is van betalingsonmacht overweegt de kantonrechter dat ook dat niet kan leiden tot een ander oordeel nu betalingsonmacht een schuldenaar niet ontslaat van zijn betalingsverplichtingen en dat geldt ook voor [gedaagde] .
4.9.
Hetgeen partijen naar voren hebben gebracht over de wijze van exploitatie van het gehuurde door [gedaagde] behoeft geen bespreking en beoordeling meer nu dit gelet op het overwogene in rov. 4.8. niet kan leiden tot een ander oordeel.
4.10.
De kantonrechter acht het redelijk om een ontruimingstermijn te hanteren van twee weken na betekening van dit vonnis nu het gehuurde nog gebruikt wordt door [gedaagde] .
Rente
4.11.
Over de huurachterstand van € 29.972,88 en de toekomstige huur vanaf 1 juli 2023 vordert Heineken contractuele rente op grond van artikel 8 van de onderhuurovereenkomst. Over de leverantieachterstand van € 23.678,35 vordert Heineken blijkens randnummer 27 van de dagvaarding, de wettelijke handelsrente. Nu [gedaagde] tegen de verschuldigdheid daarvan geen verweer heeft gevoerd en hij ten aanzien van de huurachterstand in verzuim verkeert dan wel ten aanzien van de leverantieachterstand de betalingstermijnen van de facturen zijn verstreken, zullen de gevorderde rentes over de huurachterstand en de leverantieachterstand worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding (de huurachterstand en de leverantieachterstand) dan wel vanaf de dag na de eerste dag van de maand (de toekomstige huur) tot de dag van volledige betaling conform artikel 6:119a lid 1 BW samen met artikel 6:119a lid 9 BW.
4.12.
Nu de contractuele rente over de huurachterstand en de toekomstige huur zal worden toegewezen, behoeft de subsidiair gevorderde wettelijke handelsrente geen bespreking en beoordeling meer.
Proces- en nakosten
4.13.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en hij zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van Heineken als volgt vastgesteld:
- kosten van de dagvaarding € 110,03
- griffierecht € 1.384,00
- salaris gemachtigde
€ 793,00(vast tarief kort geding kanton gemiddeld)
Totaal € 2.287,03.
De gevorderde rente over de proceskosten zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling.
4.14.
Over de nakosten hoeft in dit vonnis geen aparte beslissing genomen te worden (zie Hoge Raad 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen twee weken na betekening van dit vonnis de bedrijfsruimte staande en gelegen aan de [adres] te [plaats] met al het zijne en de zijnen conform de huurovereenkomst te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking aan Heineken te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken € 29.972,88 te betalen ter zake de huurachterstand, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over het achterstallige bedrag vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijke bewijs van kwijting aan Heineken te betalen vanaf 1 juli 2023 tot aan de dag van ontruiming de maandelijkse huurprijs van € 4.281,84, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand telkens vanaf de dag na de eerste dag van de maand tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen € 6.250,00 ter zake het restant van de verschuldigde waarborgsom,
5.5.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Heineken te betalen € 23.678,35 ter zake de leverantieachterstand, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 20 juni 2023 tot aan de dag van volledige betaling,
5.6.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van Heineken tot dit vonnis vastgesteld op € 2.287,03, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW met ingang van de vijftiende dag na dagtekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.8.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en in het openbaar uitgesproken op
24 juli 2023.
CL