ECLI:NL:RBLIM:2023:5235

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
4 september 2023
Publicatiedatum
4 september 2023
Zaaknummer
ROE 22/1104
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging WIA-uitkering wegens minder dan 35% arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 4 september 2023 uitspraak gedaan in het beroep van eiseres tegen de beslissing van het UWV om haar WIA-uitkering te beëindigen. Eiseres, die zich op 11 september 2017 ziek meldde, ontving aanvankelijk een WIA-uitkering, maar het UWV heeft deze per 16 januari 2022 beëindigd omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt zou zijn. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen deze beslissing, maar het UWV handhaafde het besluit. De rechtbank heeft de medische en arbeidskundige beoordeling van het UWV onderzocht en geconcludeerd dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op de relevante datum minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank oordeelde dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op overtuigende wijze heeft gemotiveerd en dat er geen reden was om aan deze beoordeling te twijfelen. Eiseres heeft geen nieuwe medische informatie overgelegd die haar standpunt onderbouwde. De rechtbank heeft ook de arbeidskundige beoordeling van het UWV gevolgd en vastgesteld dat de functies die aan eiseres zijn voorgehouden, geschikt zijn. Eiseres heeft geen recht op een proceskostenvergoeding, omdat het UWV het primaire besluit niet heeft herroepen. De rechtbank verklaarde het beroep ongegrond.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Inloopteam bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1104

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. P.H.A. Brauer),
en
de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(hierna: het UWV), verweerder
(gemachtigde: [naam gemachtigde] ).

Inleiding

Het UWV heeft de uitkering op grond van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (Wet WIA) van eiseres beëindigd, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
In bezwaar is het UWV bij dit besluit gebleven.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiseres tegen deze beslissing op bezwaar (het bestreden besluit) van 14 april 2022, met als aanvulling hierop het besluit van 21 april 2022 over het verzoek om vergoeding van de proceskosten in bezwaar.
Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift en een rapport van de verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts B&B).
Met toestemming van partijen is een zitting achterwege gebleven. De rechtbank heeft het onderzoek gesloten.
Eiseres heeft ook beroep ingesteld tegen het besluit van 14 april 2022, over de looptijd van de loongerelateerde WIA-uitkering. Onder nummer ROE 22/1279 doet de rechtbank daarin afzonderlijk uitspraak.

Wat ging aan deze procedure vooraf

1. Eiseres heeft voor het laatst gewerkt als medewerkster kinderopvang voor gemiddeld 32,11 uur per week. Op 11 september 2017 heeft eiseres zich ziek gemeld voor dit werk vanwege gezondheidsklachten. Na afloop van de wachttijd heeft het UWV haar aanvraag voor een WIA-uitkering afgewezen, omdat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt was.
2. Terwijl eiseres een uitkering op grond van de Werkloosheidswet ontving, heeft zij zich op 5 maart 2020 opnieuw ziek gemeld. Het UWV heeft daarop aan eiseres ziekengeld op grond van de Ziektewet toegekend.
3. In het kader van de Eerstejaars Ziektewetbeoordeling (EZWb) heeft het UWV eiseres op grond van de resultaten van een medische en arbeidskundige beoordeling ongeschikt geacht voor haar eigen werk. De eerder geduide functies vielen wel binnen de belastbaarheid van eiseres. Zij kon daarmee meer dan 65% verdienen van het loon dat zij verdiende voordat zij ziek werd. Daarop heeft het UWV het ziekengeld beëindigd.
4. Eiseres heeft vervolgens verzocht om een beoordeling in het kader van de Wet WIA per 5 maart 2020
(de rechtbank begrijpt: een zogenoemde Amber-beoordeling). Het UWV heeft na medisch en arbeidskundig onderzoek een WIA-uitkering toegekend aan eiseres vanaf 5 maart 2020. Omdat eiseres vanaf 16 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is, heeft het UWV de WIA-uitkering beëindigd per 16 januari 2022.
5. Eiseres is hiertegen in bezwaar gegaan. Na medisch en arbeidsdeskundig onderzoek heeft het UWV het bestreden besluit genomen.

Wat vindt het UWV

6. Het UWV vindt dat eiseres op 16 november 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en heeft daarom besloten om de WIA-uitkering met ingang van 16 januari 2022 te beëindigen.
7. Het UWV heeft de medische grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een verzekeringsarts B&B van 28 maart 2022. De verzekeringsarts B&B heeft de medische belastbaarheid van eiseres aangescherpt en opgenomen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) van 28 maart 2022.
8. Het UWV heeft de arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit gebaseerd op het rapport van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige B&B) van 8 april 2022
.

Wat vindt eiseres

9. Eiseres is het niet eens met het UWV. Zij verzoekt de rechtbank de inhoud van het bezwaarschrift als herhaald en ingelast te beschouwen. Verder is eiseres niet akkoord met de medische analyse van het UWV. Zij is van mening dat er een situatie is van geen benutbare mogelijkheden, met name door de sterk wisselende mogelijkheden die zij heeft. Ook stelt eiseres dat de verzekeringsarts B&B in onvoldoende mate (aanvullende) beperkingen heeft opgenomen en onvoldoende rekening heeft gehouden met de problemen aan haar ogen, concentratieverlies, sociaal functioneren (met name in de contacten met anderen, in conflictsituaties of sterk wijzigende omstandigheden) en de tremors in haar benen, handen en armen. Eiseres vindt daarnaast dat er ten onrechte geen urenbeperking is gesteld. Zij is hooguit in staat op goede dagen vier uur per dag enige activiteiten te verrichten. Ook begrijpt zij niet waarom er geen beperking voor geluidsbelasting is gegeven, nu zij daarvoor bijzonder gevoelig is. Naar de mening van eiseres dient de WIA-uitkering te worden voortgezet naar een arbeidsongeschiktheidspercentage van 80 tot 100% en omdat er een gestage toename van de beperkingen is en behandeling onvoldoende oplevert, dient de uitkering als IVA [1] -uitkering te worden voortgezet. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft eiseres een lijst met aandachtspunten opgesteld met betrekking tot haar beperkingen.
10. Eiseres heeft ook arbeidskundig gezien kritiek op de beoordeling van het UWV. Omdat de arbeidsdeskundige B&B de oorspronkelijk geduide beroepen laat vervallen, zou hij in principe nieuwe arbeid moeten duiden, hetgeen ook een nieuwe uitlooptermijn met zich mee zal brengen en dus geen beëindiging van de WIA-uitkering per 16 januari 2022 kan opleveren. Verder vindt eiseres dat de schatting niet in stand kan blijven. In de functie Medewerker receptie, die eerder een reservefunctie was, is de urenomvang en het uurloon omhoog gegaan. Eiseres begrijpt niet hoe dat kan. Een lagere urenomvang heeft direct consequenties voor de schatting. Dat geldt ook voor de functie van Elektrotechnisch medewerker. In de functie Medewerker post zijn de urenomvang en het uurloon wel gelijk gebleven. Eiseres vindt verder dat de functies gezien haar beperkingen niet geschikt zijn. Zij heeft in het algemeen en per functie aangegeven waarom de geduide functies volgens haar niet geschikt zijn.
11. Eiseres stelt dat de arbeidsdeskundige B&B is uitgegaan van een verkeerd maatmanloon per uur, namelijk € 19,09. Zij verwijst hiervoor naar een andere beslissing op bezwaar waarin het UWV het maandloon heeft gecorrigeerd naar € 21,55. Eiseres zou dan uitkomen op een arbeidsongeschiktheidspercentage boven de 35%.
12. Tot slot stelt eiseres dat het UWV ten onrechte heeft beslist geen proceskostenvergoeding toe te kennen voor de bezwaarfase.

Wat vindt de rechtbank

13. De vraag is of het UWV terecht stelt dat eiseres geen recht meer heeft op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt is. De rechtbank moet die vraag beantwoorden aan de hand van wat eiseres daartegen in heeft gebracht. Belangrijk punt is dat het gaat om de medische toestand van eiseres op 16 januari 2022 en de vraag welke beperkingen daaruit volgen.
14. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft beslist dat eiseres op 16 januari 2022 minder dan 35% arbeidsongeschikt is en dus geen recht meer heeft op een WIA-uitkering. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
15. Voor zover eiseres in haar beroepschrift verwijst naar wat zij in bezwaar heeft aangevoerd, overweegt de rechtbank dat het aan eiseres is om in beroep gemotiveerd en specifiek aan te voeren waarom zij het niet eens is met het bestreden besluit. De verwijzing naar het bezwaarschrift wordt niet als zo’n gemotiveerde en specifieke betwisting opgevat. Daarop is immers gereageerd in het bestreden besluit. Eiseres zal dus moeten aanvoeren waarom zij het met die reactie niet eens is. Gelet hierop zal de rechtbank de beoordeling van het beroep plaatsen in het licht van de in beroep nader uitgewerkte gronden en niet in het licht van hetgeen in bezwaar is aangevoerd.
Medische grondslag van het bestreden besluit
16. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts B&B de medische belastbaarheid van eiseres op 16 januari 2022 in het rapport op inhoudelijk overtuigende wijze en zonder tegenstrijdigheden heeft gemotiveerd. Hij heeft toegelicht waarom er bij eiseres geen sprake is van geen benutbare mogelijkheden. Er is namelijk geen sprake van ernstig persoonlijk en sociaal disfunctioneren op alle niveaus ten gevolge van een ernstige psychische stoornis, er is geen sprake van opname in een ziekenhuis, geen bedlegerigheid of ADL-afhankelijkheid en er is geen sprake van sterk wisselende mogelijkheden. Aangaande de psychische klachten heeft de verzekeringsarts B&B een beeld gezien van een intern en extern consistent geheel, dat door de behandelaren wordt herkend. De verzekeringsarts B&B heeft aanleiding gezien om eiseres aanvullend te beperken in de FML voor een voorspelbare werksituatie, omdat uit de anamnese en de informatie van haar behandelaar blijkt dat eiseres beduidend meer spanning krijgt als zij niet goed weet waar zij aan gaat beginnen. Voor haar hypersensitiviteit neemt hij geen aanvullende beperking op omdat het geen ziekte is zoals beschreven in de DSM-5. Voor haar lichamelijke klachten heeft de verzekeringsarts B&B eiseres aanvullend beperkt voor frequent buigen, zitten tijdens het werk, staan en staan tijdens het werk vanwege de aard van de problematiek (geïrriteerd SI-gewricht). Vanwege polsklachten heeft de verzekeringsarts B&B aanvullende beperkingen opgenomen voor duwen, repetitieve hand-/vingerbewegingen en werken met toetsenbord en muis. Verder heeft de verzekeringsarts B&B aanvullende beperkingen opgenomen vanwege eczeem en allergieën. Op grond van de richtlijnen uit de standaard Duurbelastbaarheid in Arbeid zijn er volgens de verzekeringsarts B&B geen argumenten voor een urenbeperking. Eiseres heeft namelijk geen medische aandoening waarvan bekend is dat zij veelal met een verlies van energie gepaard gaat. Daarnaast heeft zij een gevuld dagverhaal met tussendoor ontspanningsmomenten. Ook wordt zij niet behandeld door middel van (dag)behandeling waardoor zij niet beschikbaar zou zijn voor arbeid. Verder ziet de verzekeringsarts B&B geen preventieve gronden en zijn er geen aanwijzingen dat eiseres door fulltime te werken in de geduide functies schade aan haar gezondheid toebrengt.
17. Omdat eiseres haar standpunt niet met nieuwe medische informatie heeft onderbouwd, ziet de rechtbank geen aanleiding te twijfelen aan de medische belastbaarheid van eiseres zoals de verzekeringsarts B&B die heeft vastgesteld.
18. In de verzekeringsgeneeskundige beoordeling kan niet uitsluitend worden afgegaan op hoe eiseres haar klachten zelf ervaart. In de systematiek van de arbeidsongeschiktheidsbeoordeling zijn niet de ervaren klachten of de diagnose doorslaggevend, maar de mate waarin beperkingen ten aanzien van het verrichten van arbeid als gevolg van die klachten objectief medisch kunnen worden onderbouwd. Zonder afbreuk te willen doen aan de door eiseres ervaren impact van haar klachten op het dagelijks leven, merkt de rechtbank op dat er geen medisch objectieve onderbouwing is voor verdergaande beperkingen op 16 januari 2022.
19. De rechtbank vindt dat het UWV terecht heeft geoordeeld dat eiseres op 16 januari 2022 in staat moet worden geacht arbeid te verrichten als daarbij rekening wordt gehouden met de beperkingen die de verzekeringsarts B&B heeft vastgesteld.
Arbeidskundige grondslag van het bestreden besluit
20. De arbeidsdeskundige B&B heeft op grond van de FML van 28 maart 2022 vastgesteld dat eiseres niet geschikt is voor haar eigen werk als medewerkster kinderopvang, omdat deze functie haar belastbaarheid overschrijdt. De arbeidsdeskundige B&B heeft vervolgens functies gezocht die eiseres in theorie nog wel kan uitvoeren. Dat heeft drie functies (en twee reservefuncties) opgeleverd.
Het gaat om:
- ( SBC-code 315120) Medewerker receptie;
- ( SBC-code 315133) Medewerker post;
- ( SBC-code 267071) Elektrotechnisch medewerker.
Als reservefuncties zijn geduid:
- ( SBC-code 111171) Productiemedewerker metaalbewerking;
- ( SBC-code 267053) Wikkelaar.
21. De arbeidsdeskundige B&B heeft in zijn rapport en de resultaat functiebeoordeling voldoende uitgelegd waarom deze functies geschikt zijn voor eiseres. De arbeidsdeskundige B&B heeft de knelpunten beoordeeld en toegelicht waarom de functies geschikt zijn. Deze toelichting is voor de rechtbank begrijpelijk. De rechtbank vindt dan ook dat het UWV voldoende duidelijk heeft onderbouwd, dat eiseres in staat is de functies te vervullen.
22. De stelling van eiseres dat zij de functies gezien haar klachten en beperkingen niet kan verrichten is in feite gericht tegen de vastgestelde FML. De rechtbank heeft hiervoor al geoordeeld dat er geen reden is om aan die vaststelling te twijfelen.
23. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de arbeidsdeskundige B&B is uitgegaan van een verkeerd maatmanloon per uur. De arbeidsdeskundige B&B heeft zich gebaseerd op het rapport van de arbeidsdeskundige van 18 oktober 2019, opgesteld per einde wachttijd. Er was sprake van twee dienstverbanden met een gewogen gemiddeld uurloon van € 17,98. Gecorrigeerd met het loonindexcijfer dat hoort bij januari 2022 (122,2) heeft de arbeidsdeskundige B&B het maatmanloon van eiseres vastgesteld op € 19,09. De eerdere beslissing van het UWV waaraan eiseres refereert zag volgens het UWV op de vaststelling van het WIA-maandloon en niet op het maatmanloon. Eiseres heeft dit verder niet weerlegd. De rechtbank ziet geen aanleiding te twijfelen aan de beoordeling van het UWV en de gegeven toelichting.
24. De rechtbank volgt eiseres niet in haar stelling dat de arbeidsdeskundige B&B een nieuwe uitlooptermijn had moeten aanhouden, omdat er nieuwe functies zijn geduid. Het duiden van nieuwe functies kan weliswaar tot gevolg hebben dat een nieuwe uitlooptermijn van de uitkering gaat lopen, maar dat is in deze zaak niet aan de orde. De arbeidsdeskundige heeft in de primaire fase zes functies geselecteerd, inclusief drie reservefuncties. In bezwaar is de arbeidsdeskundige B&B binnen de door de arbeidsdeskundige gebruikte SBC-codes gebleven. Volgens vaste rechtspraak geldt dat het UWV vervangende functies mag selecteren indien het de verzekerde op grond van de voorgehouden functies voldoende duidelijk kon zijn dat hij/zij ook voor het vervullen van de vervangende functies geschikt zou kunnen worden geacht. Daarbij geldt dat er in ieder geval sprake is van een voldoende mate van verwantschap indien vervangende functies worden geselecteerd die vallen onder een eerder geselecteerde SBC-code, omdat het daarbij gaat om functies die wat betreft werkzaamheden voor ten minste 65% overeenstemmen. [2] Omdat geen sprake is van het duiden van geheel nieuwe functies maar van een functie binnen dezelfde SBC-codes, hoeft het UWV dus geen nieuwe uitlooptermijn in acht te nemen. Dat de arbeidsdeskundige B&B gebruik heeft gemaakt van de geselecteerde reservefuncties maakt dat niet anders.
25. De arbeidsdeskundige B&B heeft berekend dat eiseres op 16 januari 2022 met de middelste van de drie geduide functies 65,07% kan verdienen van het loon dat zij verdiende met haar eigen werk, zodat zij voor de overige 34,93% arbeidsongeschikt is.
Proceskostenvergoeding in bezwaar
26. De stelling dat eiseres recht heeft op een proceskostenvergoeding in bezwaar slaagt niet. Op grond van artikel 7:15, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht komen de kosten die belanghebbende redelijkerwijs heeft moeten maken voor de behandeling van het bezwaar, uitsluitend voor vergoeding in aanmerking voor zover het bestreden besluit wordt herroepen wegens een aan het bestuursorgaan te wijten onrechtmatigheid. De rechtbank stelt vast dat het UWV het primaire besluit niet heeft herroepen. Weliswaar is de mate van arbeidsongeschiktheid aangepast van 33,78% naar 34,93%, maar de conclusie dat eiseres geen recht meer had op een WIA-uitkering omdat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was, is in stand gebleven.

Conclusie en gevolgen

27. Het UWV heeft terecht besloten om de WIA-uitkering van eiseres per 16 januari 2022 te beëindigen, omdat zij per die datum minder dan 35% arbeidsongeschikt is.
28. Het beroep van eiseres is ongegrond. Dit betekent dat zij geen gelijk krijgt. Omdat eiseres in beroep geen gelijk krijgt, worden de door haar gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan op 4 september 2023 door mr. R.J. van Lochem, rechter, in aanwezigheid van mr. J.B.C. Hoeksel, griffier.
griffier
rechter
De uitspraak is verzonden op 4 september 2023
en zal binnen een week na deze datum openbaar gemaakt worden door publicatie op rechtspraak.nl.

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Centrale Raad van Beroep vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.IVA = Inkomensvoorziening Volledig Arbeidsongeschikten.
2.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de Raad van 15 april 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:948.