ECLI:NL:RBLIM:2023:6122

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
16 oktober 2023
Publicatiedatum
17 oktober 2023
Zaaknummer
10706375 CV EXPL 23-3990
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 16 oktober 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een eiser, een ex-werknemer, en de besloten vennootschap SPECTATOR EHEALTH HOLDING B.V. (SEH). De eiser, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde mr. Y. Kunze, vorderde betaling van achterstallig loon en reiskostenvergoeding van SEH, die hij van 1 januari 2023 tot 1 augustus 2023 in dienst had als Software Developer. De eiser stelde dat SEH vanaf mei 2023 het loon en de reiskostenvergoeding niet volledig had betaald. Ondanks herhaalde sommaties door de eiser en zijn gemachtigde, bleef SEH in gebreke.

De kantonrechter oordeelde dat de eiser een spoedeisend belang had bij zijn vorderingen en dat SEH niet had aangetoond dat zij niet aan haar betalingsverplichtingen kon voldoen. De rechter bevestigde dat de verplichting tot betaling van loon ook de afdrachten omvat die SEH moest doen. De kantonrechter wees de vorderingen van de eiser grotendeels toe, inclusief het achterstallige loon, de reiskostenvergoeding en de wettelijke verhogingen. SEH werd veroordeeld tot betaling van in totaal € 11.932,00 bruto, plus de wettelijke rente, en de kosten van het geding, die op € 1.618,42 werden begroot. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

De uitspraak benadrukt de verplichtingen van werkgevers met betrekking tot loonbetalingen en de gevolgen van het niet nakomen van deze verplichtingen, vooral in situaties van financiële problemen van de werkgever.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10706375 CV EXPL 23-3990
Vonnis van de kantonrechter van 16 oktober 2023
in het kort geding van:
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. Y. Kunze,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
SPECTATOR EHEALTH HOLDING B.V.,
gevestigd te Made (gemeente Drimmelen),
gedaagde partij,
vertegenwoordigd door W. Kraaijeveld.
Partijen zullen hierna [eiser] en SEH genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding
  • de schriftelijke reactie van Kraaijeveld
  • de mondelinge behandeling op 2 oktober 2023
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser] is op grond van een arbeidsovereenkomst als Software Developer in dienst geweest van SEH van 1 januari 2023 tot 1 augustus 2023 voor 40 uur per week tegen een brutoloon van € 3.200,00 per maand (exclusief emolumenten).
2.2.
Met ingang van mei 2023 heeft SEH het loon en de reiskostenvergoeding niet (volledig) aan [eiser] betaald.
2.3.
[eiser] en zijn gemachtigde hebben SEH gesommeerd tot betaling van het achterstallige (bruto)loon.
2.4.
SEH heeft daarop gereageerd dat [eiser] ten onrechte uitgaat van betaling van bruto-bedragen. Ook heeft zij hem medegedeeld dat zij bezig is haar liquiditeitsproblemen op te lossen.
2.5.
Ook daarna heeft SEH niet het volledige (achterstallige) loon aan [eiser] betaald.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert SEH bij wijze van onmiddellijke voorziening bij voorraad te veroordelen tot betaling van:
het achterstallige loon over de maanden mei tot en met juli 2023, en de vakantiebijslag tot en met juli 2023, tezamen een bedrag van € 11.392,00, waarop in mindering strekt de netto betaling van € 3.400,00,
de reiskostenvergoeding over de maanden mei tot en met juli 2023 van € 599,97 netto,
de wettelijke verhoging van € 1.600,00 per maand over de maanden mei en juni 2023 en van € 1.248,00 over de maand juli, de wettelijke verhoging over de vakantiebijslag van € 867,84, te vermeerderen met de wettelijke verhoging na 30 augustus 2023,
de wettelijke rente over de bedragen onder 1. tot en met 3., vanaf de data van opeisbaarheid,
€ 948,08 buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding tot de dag van betaling,
de proceskosten en de nakosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente indien SEH niet binnen veertien dagen na vonnisdatum deze kosten betaalt, tot de dag van betaling.
3.2.
SEH stelt zich op het standpunt dat [eiser] ten onrechte uitgaat van brutobetalingen en dat zij verwacht dat haar liquiditeitsproblemen op korte termijn achter de rug zijn.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] een spoedeisend belang heeft bij de door hem gevorderde voorzieningen. [eiser] heeft dat belang voldoende aannemelijk gemaakt en SEH heeft geen verweer gevoerd op dat punt.
4.2.
De verplichting van SEH tot betaling van het loon ziet niet alleen op de netto-betaling aan [eiser] , maar ook op de afdrachten die zij over het loon dient te voldoen. [eiser] is dus in zijn berekening van de hoogte van de vordering terecht uitgegaan van het brutoloon. Dat is uiteraard anders voor wat betreft de reiskostenvergoeding, want daarover vindt geen afdracht plaats. [eiser] vordert dan ook de betaling van de netto reiskostenvergoeding.
4.3.
Het verweer van SEH dat zij op dit moment niet aan haar betalingsverplichting jegens [eiser] kan voldoen, is rechtens niet relevant en staat dus niet aan toewijzing van de vordering van [eiser] in de weg.
4.4.
[eiser] stelt dat hij over de maanden mei tot en met juli 2023 recht heeft op
€ 11.39,00 bruto. Dit bedrag is een optelling van het achterstallig loon over die maanden en de vakantiebijslag die is opgebouwd over de periode januari 2023 tot en met juli 2023. SEH betwist een en ander niet. Evenmin betwist zij dat zij met betrekking tot dit onderdeel van de vordering van [eiser] in totaal € 3.400,00 netto betaald heeft. Hieruit volgt dat onderdeel 1 van de vordering van [eiser] toewijsbaar is.
4.5.
Onderdeel 2 van de vordering van [eiser] zal ook worden toegewezen. SEH betwist namelijk niet dat zij aan [eiser] nog € 599,97 netto reiskostenvergoeding verschuldigd is.
4.6.
De wettelijke verhoging van € 1.600,00 bruto over de maand mei 2023 is niet toewijsbaar. Vaststaat immers dat SEH op 16 juni 2023 € 900,00 netto betaald heeft. Gelet op het bepaalde in art. 7:625 BW kan SEH dan onmogelijk de maximale wettelijke verhoging over de maand mei 2023 verschuldigd zijn. Over de andere maanden is de wettelijke verhoging wel toewijsbaar tot het maximum. Dat geldt ook voor de wettelijke verhoging over de achterstallige vakantiebijslag. De achterstallige vakantiebijslag bedraagt
€ 1.792,00 bruto, zodat de daarover toe te wijzen wettelijke verhoging € 896,00 bruto bedraagt.
4.7.
De wettelijke rente over het achterstallige loon, de daarmee samenhangende componenten en de wettelijke verhoging zullen worden toegewezen vanaf de respectieve data van verzuim, tot de dag van voldoening.
4.8.
SEH zal tevens worden veroordeeld tot betaling van de buitengerechtelijke kosten die [eiser] kennelijk op een lager bedrag heeft gesteld dan de gebruikelijk staffel. De wettelijke rente op dit onderdeel zal worden toegewezen vanaf 19 september 2023 (de dag van dagvaarding) tot de dag van betaling.
4.9.
Als de in het ongelijk gestelde partij zal SEH worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 132,42
  • griffierecht € 693,00
  • salaris gemachtigde
Totaal: € 1.618,42.
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling.
4.10.
[eiser] heeft geen belang bij een afzonderlijke veroordeling van SEH tot betaling van de nakosten (zie arrest van de Hoge Raad van ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt SEH tot betaling aan [eiser] van € 11.932,00 bruto, waarop in mindering strekt het bruto-equivalent van de netto-betaling van € 3.400,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling,
5.2.
veroordeelt SEH tot betaling aan [eiser] van € 599,97 netto, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling,
5.3.
veroordeelt SEH tot betaling aan [eiser] van de wettelijke verhoging van € 1.600,00 bruto per maand over de maanden juni en juli 2023, alsmede tot betaling van de wettelijke verhoging van € 896,00 bruto over de vakantiebijslag, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling,
5.4.
veroordeelt SEH tot betaling aan [eiser] van € 948,08, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 19 september 2023 tot de dag van betaling,
5.5.
veroordeelt SEH tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op € 1.618,42, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
5.6.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
Type: RW