In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 8 november 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen Woningstichting Heemwonen en de bewindvoerder van twee onderbewindgestelde huurders. De eisende partij, Heemwonen, vorderde de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de woning vanwege een huurachterstand van € 1.897,97 en mutatiekosten van € 1.615,48. De huurders, [naam onderbewindgestelde 1] en [naam onderbewindgestelde 2], stonden sinds 1 maart 2023 onder bewind en hadden een totale schuld van meer dan € 93.000,00. De bewindvoerder betwistte de verschuldigdheid van de bedragen niet, maar stelde dat de huurpenningen inmiddels tijdig werden betaald.
De kantonrechter overwoog dat op grond van artikel 6:265 BW iedere tekortkoming in de nakoming van een verbintenis de wederpartij het recht geeft om de overeenkomst te ontbinden, tenzij de tekortkoming van geringe betekenis is. In dit geval was de huurachterstand net geen drie maanden, maar de rechter oordeelde dat ook andere tekortkomingen, zoals de onbetaalde mutatiekosten, de ontbinding konden rechtvaardigen. De kantonrechter oordeelde dat de tekortkomingen in deze zaak de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigden en veroordeelde de bewindvoerder tot ontruiming van het gehuurde en betaling van de huurachterstand en mutatiekosten, inclusief wettelijke rente.
De bewindvoerder werd ook veroordeeld tot betaling van een gebruiksvergoeding voor elke maand dat het gehuurde niet was ontruimd, en in de proceskosten. De kantonrechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af.