Overwegingen
Waar gaat deze zaak over?
1. Eiser is eigenaar en gebruiker van een woning aan de [adres 1] te [plaats] (gemeente Echt-Susteren). Eiser en zijn gezin staan in de Burgerregistratie Personen (BRP) niet in de gemeente Echt-Susteren, maar in de gemeente Haarlemmermeer ingeschreven. Zij beschikken daar over een woning aan de [adres 2] te [woonplaats] . Verweerder heeft eiser aangemerkt als niet-ingezetene van de gemeente Echt-Susteren en hem een aanslag forensenbelasting opgelegd. Verweerder heeft die aanslag bij het bestreden besluit gehandhaafd.
2. Eiser is het niet eens met de aanslag en heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Hij is van mening dat de forensenbelasting niet op hem van toepassing is. Volgens hem is het hoofdverblijf van hem en zijn gezin (zijn echtgenote en drie kinderen) niet in de gemeente Haarlemmermeer maar in de gemeente Echt-Susteren. Subsidiair vindt eiser dat hij ten opzichte van ingezetenen van de gemeente Echt-Susteren ongelijk wordt behandeld. Als niet-ingezetene moet hij namelijk meer belasting betalen (€ 2.366,65 tegenover € 816,83).
De forensenbelasting: het juridische kader
3. Op grond van artikel 216 van de Gemeentewet kan de gemeenteraad besluiten tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting door het vaststellen van een belastingverordening.
Op grond van artikel 223 van de Gemeentewet kan een forensenbelasting worden geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, er gedurende het belastingjaar op meer dan negentig dagen van dat jaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft wordt op grond van het derde lid naar de omstandigheden beoordeeld.
4. Met de Verordening op de heffing en de invordering van forensenbelasting 2022 (de Verordening) heeft de raad van de gemeente Echt-Susteren van deze bevoegdheid gebruik gemaakt.
Op grond van artikel 2, eerste lid, van de Verordening wordt onder de naam ‘forensenbelasting’ een directe belasting geheven van de natuurlijke personen, die, zonder in de gemeente hoofdverblijf te hebben, op meer dan 90 dagen van het belastingjaar voor zich of hun gezin een gemeubileerde woning beschikbaar houden. Of iemand in de gemeente hoofdverblijf heeft, wordt op grond van het tweede lid naar de omstandigheden beoordeeld.
Op grond van artikel 4, eerste lid, van de Verordening wordt de belasting geheven naar de heffingsmaatstaf voor de onroerendezaakbelastingen en dat is de woz-waarde van de woning. Op grond van artikel 5 van de Verordening bedraagt de forensenbelasting bij een waarde van € 200.000,- of meer € 1.230,-.
5. Verweerder heeft op grond van de Wet waardering onroerende zaken de waarde van de woning per waardepeildatum 1 januari 2021 vastgesteld op € 372.000,- voor het belastingjaar 2022. Verweerder vindt dat eiser voldoet aan de voorwaarden van de forensenbelasting. Op grond van artikel 5 van de Verordening heeft de woz-waarde geleid tot een aanslag forensenbelasting van € 1.230,-. Bij het bestreden besluit heeft verweerder deze aanslag gehandhaafd.
De omvang van het geschil
6. Tussen partijen is primair in geschil of eiser zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Echt-Susteren en daarom het belastbare feit van artikel 2 van de Verordening zich heeft voorgedaan en eiser voor de forenbelasting belastingplichtig is.
7. Eiser vindt dat het hoofdverblijf van hem en zijn gezin (bestaande uit in totaal vijf personen) zich in de gemeente Echt-Susteren bevindt. Eiser heeft aangevoerd dat zij in de gemeente Haarlemmermeer staan ingeschreven vanwege de medische gesteldheid van hun dochter. Zij heeft specifieke zorg nodig die alleen in Amsterdam en omgeving op een bevredigend niveau wordt aangeboden. In de toekomst hoopt eiser zijn dochter in een woongroep in Midden-Limburg onder te brengen. Van maandag tot en met donderdag verblijven ze daarom grotendeels in [woonplaats] . Vrijdag, zaterdag en zondag en tijdens schoolvakanties zijn ze normaliter in [plaats] (totaal circa 196 dagen per jaar). Zijn echtgenote verleent zorg aan haar in de omgeving (Maastricht) wonende ouders en is hierdoor vaker in [plaats] (van de medische afspraken en de parkeerkosten bij het ziekenhuis zijn overzichten overgelegd). Eiser is ook op andere dagen in [plaats] vanwege werkzaamheden aan de woning en het aan de straat zetten van de vuilnis. De woning daar is groter, comfortabeler en beschikt over betere voorzieningen. Eiser is afkomstig uit [plaats] . Het sociaal leven van het gezin speelt zich volgens eiser af in [plaats] en omgeving. De vriendenkring van het gezin en de werkgever van eiser bevinden zich in de omgeving van [plaats] . In die omgeving sporten zijn kinderen (met een betaaloverzicht is onderbouwd dat de kinderen op zaterdag in Echt naar zwemles gaan), gaan ze naar de dierenarts en heeft het gezin zijn financiële belangen. Eiser heeft ter onderbouwing van zijn reispatroon onder andere een overzicht van zijn tanktransacties over 2022 overgelegd. Eiser vindt dat verweerder onvoldoende feitenonderzoek heeft gedaan en dat dat moet leiden tot een schending van het zorgvuldigheidsbeginsel.
8. Subsidiair vindt eiser dat hij vanwege de voor hem geldende hogere belastingen ten opzichte van ingezetenen ongelijk wordt behandeld.
9. Verweerder heeft bestreden dat eisers hoofdverblijf zich op grond van de door hem gestelde omstandigheden in [plaats] bevindt. De inschrijving in de BRP van de gemeente Haarlemmermeer is voor verweerder een belangrijke indicatie dat eisers hoofdverblijf zich daar bevindt. Ook duidt het verblijf in de woning in [plaats] in de weekenden en schoolvakanties er volgens verweerder juist op dat eiser en zijn gezin daar geen hoofdverblijf hebben. Verweerder heeft verder de gemeente Haarlemmermeer om een adresonderzoek verzocht. Daaruit is volgens verweerder naar voren gekomen dat het woonadres van het gezin in [woonplaats] is. In een ideale situatie verblijven ze namelijk 164 dagen en dus minder dan de helft van een jaar in [plaats] .
10. De hogere lasten in de gemeente Echt-Susteren zijn het gevolg van de aanslag forensenbelasting. Anders dan ingezetenen, beschikt eiser in de gemeente niet over een hoofdverblijf en is er geen sprake van gelijke gevallen.
11. Eiser vindt in reactie op het verweerschrift dat het adresonderzoek van de gemeente Haarlemmermeer los staat van de vraag waar zich zijn hoofdverblijf bevindt. Verder heeft hij op zitting zijn standpunt dat het hoofdverblijf van hem en zijn gezin zich in de gemeente Echt-Susteren bevindt, verder gemotiveerd. Zo heeft hij er op gewezen dat het energieverbruik van de woning in [plaats] (onderbouwd met een overzicht) volgens Nibud bovengemiddeld is voor een woning die het gehele jaar in gebruik is als woning. Dat de tweede dochter van eiser voor het schooljaar 2021-2022 was aangemeld voor een middelbare school in Echt duidt er volgens eiser op dat hun wil er op is gericht om in [plaats] te wonen. Uiteindelijk is de dochter dat schooljaar overigens niet naar die school gegaan (omdat daar geen tweetalig onderwijs werd aangeboden).
12. Verweerder heeft op zitting daar nog tegenover gesteld dat het op het adres van de woning geregistreerde waterverbruik over de afgelopen jaren voor een hoofdverblijf van een gezin aan de lage kant is.
De beoordeling van het geschil
13. De rechtbank overweegt dat feiten en omstandigheden moeten uitwijzen met welke gemeente eiser de sterkste band heeft. Die gemeente wordt dan aangemerkt als de gemeente van zijn hoofdverblijf. Op eiser rust de last om aannemelijk te maken dat de onroerende zaak in de gemeente Echt-Susteren zijn hoofdverblijf is.Van eiser worden in dat kader objectieve en verifieerbare bewijsmiddelen verlangd. Dit betekent dat eiser (die eerst in de beroepsfase heeft gesteld dat zijn hoofdverblijf zich in [plaats] bevindt) niet wordt gevolgd in zijn standpunt dat verweerders besluitvorming onzorgvuldig is omdat onvoldoende feiten-onderzoek zou hebben plaatsgevonden.
14. De rechtbank is het met eiser eens dat het adresonderzoek los staat van de vraag waar een hoofdverblijf zich bevindt. Daarvoor moet immers worden gekeken naar alle feiten en omstandigheden.
De rechtbank is van oordeel dat eiser met wat hij heeft aangevoerd onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat hij in 2022 zijn hoofdverblijf had in de onroerende zaak in [plaats] . Gelet op het overgelegde tankoverzicht acht de rechtbank eisers verklaring dat hij doorgaans van vrijdag (in de ochtend) tot en met zondag (in de namiddag / avond) en in schoolvakanties met zijn gezin in [plaats] verblijft aannemelijk. Het overgrote deel van de tankbeurten heeft immers buiten die periode buiten Limburg plaatsgevonden (78 van de 101 tankbeurten). Die verklaring wijst er naar het oordeel van de rechtbank echter juist op dat eiser geen hoofdverblijf heeft in de woning, maar deze gebruikt als ‘recreatiewoning’.Dat de kinderen in de weekenden in de omgeving van [plaats] sportverenigingen bezoeken, duidt er ook niet op dat de woning wordt gebruikt als hoofdverblijf.
Eiser heeft daarnaast onderbouwd dat zijn echtgenote vanwege de zorg voor haar ouders vaker dan alleen de weekenddagen in Limburg is. Echter, omdat haar aanwezigheid op die dagen enkel is ingegeven door de zorg van haar ouders en daarmee niet is aangetoond dat zij ook daadwerkelijk doordeweeks in de woning verblijft, ziet de rechtbank hierin geen onderbouwing voor het standpunt dat het hoofdverblijf zich daar bevindt. Dat geldt ook voor eisers verblijf in [plaats] vanwege werkzaamheden aan de woning en het aan de straat zetten van de vuilnis. Daarbij is een onderbouwing van de verklaring dat het sociale leven van eiser en zijn echtgenote zich afspeelt in [plaats] achterwege gebleven. Ook is bijvoorbeeld niet onderbouwd dat eiser en zijn echtgenote doorgaans hun inkopen in de omgeving van [plaats] doen, daar hun poststukken / pakketjes worden bezorgd en zij daar zijn ingeschreven bij een huisarts / tandarts. Uit de afschriften van de dierenarts volgt dat twee van de drie dierenartsbezoeken in 2022 op zaterdag hebben plaatsgevonden. Daarnaast is ook niet onderbouwd dat hun schriftelijke correspondentie dat jaar (grotendeels) vanuit [plaats] plaatsvond. De rechtbank hecht voor het bepalen van de locatie van het middelpunt van het gezin meer waarde aan het relatief lage waterverbruik dan aan het relatief lage energieverbruik. Het waterverbruik houdt directer verband met bewoning dan het energieverbruik (waarvan aannemelijk is dat daarvan ook sprake is als het gezin daar niet verblijft). Dat [plaats] het vestigingsadres van de holding is, waarvoor eiser werkzaam is, zegt niets over de plek waar eiser daadwerkelijk zijn werkzaamheden uitvoert. Zijn ‘doordeweekse verblijf’ in [woonplaats] duidt eerder op het feitelijk uitvoeren van werkzaamheden in die omgeving. Daar komt bij dat eiser en zijn gezin niet in de BRP in de gemeente Echt-Susteren staan ingeschreven, eiser in deze procedure een postadres in Schiphol als correspondentieadres gebruikt (ook voor zijn bankzaken) en zijn kinderen in de omgeving van [woonplaats] naar school gaan.
15. Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat eiser met onvoldoende feiten en omstandigheden aannemelijk heeft gemaakt die leiden tot de conclusie dat hij zijn hoofdverblijf had in de woning in [plaats] . Omdat de overige voorwaarden voor het heffen van forensenbelasting onbestreden zijn gebleven, heeft verweerder de aanslag terecht aan eiser opgelegd.
16. Dat eiser in de gemeente Echt-Susteren meer belasting is verschuldigd dan ingezetenen in die gemeente is het gevolg van de heffing van forensenbelasting. Die heffing is bedoeld om het gemis aan een bijdrage uit het gemeentefonds voor niet-ingezetenen te compenseren. Hieruit volgt dat geen sprake is rechtens en feitelijk gelijke gevallen. Een beroep op het gelijkheidsbeginsel kan alleen al daarom niet slagen.
17. Ook ziet de rechtbank, gelet op de hoogte van de aanslag, geen grond om een individuele en buitensporige last aan te nemen en de Verordening voor eiser buiten toepassing te laten.
18. Het beroep is daarom ongegrond en verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
19. De rechtbank merkt nog op dat, zoals hiervoor al is overwogen, de vraag of het heffen van een forensenbelasting aan de orde is, afhankelijk is van de concrete feiten en omstandigheden voor wat betreft de vraag waar iemand zijn hoofdverblijf heeft. Dat kan in verschillende jaren dus anders zijn. Zoals ook al is overwogen rust de bewijslast daarvan echter op eiser.