ECLI:NL:RBLIM:2023:7166

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 december 2023
Publicatiedatum
8 december 2023
Zaaknummer
10752039 CV EXPL 23-4456
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontruiming van gehuurde woonruimte en huurachterstand in kort geding

In deze zaak heeft de kantonrechter op 7 december 2023 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een verhuurder en een huurder. De verhuurder, vertegenwoordigd door mr. P.M.H. Cruts, vorderde ontruiming van de door de huurder gehuurde woonruimte vanwege een huurachterstand van € 3.150,00. De huurovereenkomst betreft een kortdurende huurovereenkomst voor bepaalde tijd, zoals bedoeld in artikel 7:271 lid 1 BW. De huurder erkende de huurachterstand, maar stelde dat er geen sprake was van betalingsonwil, maar van betalingsonmacht. De kantonrechter oordeelde dat de huurder tekortschiet in de nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst, wat de verhuurder het recht geeft om ontruiming te vorderen. De kantonrechter wees de vorderingen van de verhuurder toe, inclusief de ontruiming van het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, en de betaling van de huurachterstand en een contractuele boete. De kantonrechter overwoog dat de huurovereenkomst niet tussentijds kan worden beëindigd, maar dat de huurachterstand een tekortkoming oplevert die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. De kantonrechter wees ook de gevorderde wettelijke rente toe, evenals de proceskosten aan de zijde van de verhuurder.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG

Burgerlijk recht
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10752039 \ CV EXPL 23-4456
Vonnis in kort geding van de kantonrechter van 7 december 2023
in de zaak van:
[eiser],
wonend in [woonplaats] ,
eisende partij,
gemachtigde mr. P.M.H. Cruts,
tegen:
[gedaagde],
wonend in [woonplaats] ,
gedaagde partij,
in persoon procederend.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het exploot van dagvaarding van 18 oktober 2023;
- de brief van [gedaagde] van 21 november 2023 en het antwoord daarop van de gemachtigde van [eiser] ;
- de mondelinge behandeling gehouden ter zitting van 23 november 2023, waarvan de griffier zittingsaantekeningen heeft gemaakt, die in het dossier zijn gevoegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
1.3.
[gedaagde] heeft na de mondelinge behandeling nog een bericht gezonden aan de griffie van de rechtbank, maar van de inhoud daarvan heeft de kantonrechter geen kennis genomen.

2.De feiten

2.1.
[eiser] verhuurt sinds 15 maart 2022 aan [gedaagde] de woonruimte aan de [adres] 3A in [woonplaats] (hierna: het gehuurde), tegen een huurprijs van € 1.050,00 per maand, telkens bij vooruitbetaling te voldoen. Het betreft een huurovereenkomst voor bepaalde tijd zoals bedoeld in artikel 7:271 lid 1 BW.
2.2.
Bij aanvang van de huurovereenkomst heeft [gedaagde] een waarborgsom van € 2.100,00 betaald.
2.3.
[gedaagde] heeft een huurachterstand laten ontstaan met betrekking tot de maanden augustus tot en met oktober 2023, in totaal € 3.150,00.
2.4.
[gedaagde] heeft meermaals toegezegd dat hij tot betaling van de achterstand en de lopende huurtermijnen zou overgaan. Betaling is echter uitgebleven.

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert – samengevat – dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde] zal veroordelen:
- om het gehuurde binnen twee dagen na betekening van dit vonnis, althans binnen een zodanige andere termijn als in goede justitie te bepalen, met al de zijnen en het zijne volledig en behoorlijk te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden, en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van [eiser] te stellen, zulks met machtiging aan [eiser] om bij gebreke van volledige voldoening hieraan deze verlating en ontruiming en dit vervolgens verlaten en ontruimd te houden zelf te bewerkstelligen met behulp van de sterke arm van politie en justitie op kosten van [gedaagde] ;
- tot betaling van de huurachterstand van € 3.150,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- tot betaling van de contractuele boete van € 730,00, te vermeerderen met de wettelijke rente;
- tot betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[eiser] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [gedaagde] tekortschiet in de nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst. De huurachterstand van drie maanden levert een tekortkoming op die in een bodemprocedure de ontbinding van de huurovereenkomst en – daarop vooruitlopend in deze procedure – de ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.
3.3.
[gedaagde] heeft de huurachterstand erkend. Er is geen sprake van betalingsonwil maar van betalingsonmacht. Bovendien is er tussen partijen een huurovereenkomst van bepaalde tijd zoals bedoeld in artikel 7:271 lid 1 BW gesloten die niet tussentijds kan worden beëindigd. Daarnaast heeft hij € 2.100,00 aan borg betaald die nog in mindering dient te strekken op de huurachterstand, waardoor nog maar één maand achterstand resteert, aldus [gedaagde] .
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Om de onverwijlde voorzieningen te kunnen toewijzen zoals gevorderd in dit kort geding dient met redelijke mate van zekerheid aangenomen te kunnen worden dat in een bodemprocedure de met de gevraagde voorzieningen (nagenoeg) overeenstemmende vorderingen zullen worden toegewezen, zodat het gerechtvaardigd is daarop vooruit te lopen. Die beoordeling geschiedt op basis van hetgeen in deze korte procedure naar voren is gebracht en voldoende aannemelijk is gemaakt.
Huurachterstand en wettelijke rente
4.2.
Voorop gesteld wordt dat in kort geding voor de toewijzing van de betaling van een geldsom slechts plaats is als het bestaan en de omvang van de vordering voldoende aannemelijk zijn en uit hoofde van onverwijlde spoed een onmiddellijke voorziening is vereist.
4.3.
Het spoedeisend belang vloeit voort uit de aard van deze zaak (een oplopende huurachterstand).
4.4.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de gevorderde huurachterstand erkend zodat deze vordering voor toewijzing gereed ligt. De door hem aangehaalde betalingsonmacht ontslaat [gedaagde] niet van zijn verplichting om de huur (tijdig) te voldoen en ligt in zijn eigen risicosfeer zodat deze niet aan [eiser] kan worden tegengeworpen.
4.5.
[gedaagde] stelt nog dat de door hem bij aanvang van de huurovereenkomst betaalde waarborgsom van € 2.100,- moet worden verrekend met de huurachterstand maar dat is niet aan de orde, in elk geval nog niet op dit moment. Het doel van een waarborgsom is dat deze aan het einde van de huurovereenkomst door de verhuurder kan worden aangewend als vergoeding voor eventuele (opleverings-)schade of kan worden verrekend met achterstallige huur of andere op dat moment opeisbare kostenposten. Gelet op het feit dat de huurovereenkomst op dit moment nog niet is geëindigd kan nu ook nog geen sprake zijn van enige verrekening.
4.6.
De gevorderde wettelijke rente over de huurachterstand is niet weersproken zodat ook dit onderdeel van de vorderingen van [eiser] zal worden toegewezen, en wel met ingang vanaf de dag dat [gedaagde] in verzuim is met het betalen van de maandelijkse huur, namelijk steeds vanaf de eerste dag van de betreffende maand nu de maandelijkse huur bij vooruitbetaling is verschuldigd.
Ontruiming van het gehuurde en ontruimingstermijn
4.7.
Gezien de hoogte van de huurachterstand heeft [eiser] een voldoende spoedeisend belang bij de ontruiming van het gehuurde, zodat zij ter schadebeperking een nieuwe huurder kan aantrekken die wel in staat is tijdig de verschuldigde huurpenningen te voldoen.
4.8.
Gelet op het toegewezen bedrag aan huurachterstand, acht de kantonrechter het voldoende aannemelijk dat in een bodemprocedure zal worden geoordeeld dat de ontstane achterstand de ontbinding van de huurovereenkomst rechtvaardigt. Het feit dat het hier een huurovereenkomst voor bepaalde tijd zoals bedoeld in artikel 7:271 lid 1 BW betreft, maakt dit niet anders. Ook deze huurovereenkomsten kunnen op grond van artikel 7:231 BW jo. artikel 6:265 BW door de kantonrechter worden ontbonden indien er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de verbintenissen uit de huurovereenkomst. Vooruitlopend op die ontbinding zal in deze procedure de gevorderde ontruiming worden toegewezen, waarbij een redelijke ontruimingstermijn van twee weken gehanteerd zal moeten worden.
4.9.
[eiser] behoeft geen machtiging van de kantonrechter om het toe te wijzen bevel tot ontruiming zo nodig af te dwingen. De in de wet aan de deurwaarder verleende bevoegdheden tot reële executie (artikelen 555 e.v. Rv in verbinding met artikel 444 Rv) worden toereikend geacht, zodat [eiser] bij een afzonderlijke machtiging geen belang heeft.
Contractuele boete en wettelijke rente
4.10.
Ter zitting heeft [eiser] aangevoerd dat zij een afzonderlijk spoedeisend belang heeft bij de vordering ter zake van de contractuele boete nu zij hypothecaire verplichtingen heeft ten aanzien van het gehuurde die zij niet kan voldoen door het ontbreken van de maandelijkse huurinkomsten. Hierdoor wordt zij geconfronteerd met hogere renteaflossingen en heeft zij een spoedeisend belang bij de betaling van de contractuele boete. De kantonrechter acht dit voldoende aannemelijk. Nu de gevorderde contractuele boete niet weersproken is en deze de kantonrechter niet onredelijk of onrechtmatig voorkomt, zal deze eveneens worden toegewezen.
4.11.
De wettelijke rente over de verbeurde boete is pas verschuldigd na schriftelijke aanmaning op de voet van art. 6:82 BW. Nu een dergelijke aanmaning door [eiser] per e-mail van 7 september 2023 ten aanzien van de boete over de periode van 1 augustus tot en met 7 september 2023 is verzonden, is de wettelijke rente over de boete met betrekking tot die periode toewijsbaar vanaf de dag na het verstrijken van de in die e-mail genoemde betalingstermijn, namelijk vanaf 11 september 2023 (
“innerhalb der laufenden Kalenderwoche”).
Een dergelijke aanmaning is eveneens verzonden ten aanzien van de boete over de periode van 8 september t/m 14 september 2023 en wel per e-mail van 14 september 2023 zodat de wettelijke rente over die periode toewijsbaar is vanaf de dag na het verstrijken van de in die e-mail genoemde betalingstermijn, namelijk vanaf 18 september 2023.
Aangezien niet gesteld of gebleken is dat op een eerder moment dan de inleidende dagvaarding een aanmaning met betrekking tot de verbeurde boete over de periode daarna is verstuurd, is de wettelijke rente over die boete pas toewijsbaar met ingang van de dag van dagvaarding.
Proces – en nakosten
4.12.
[gedaagde] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom tot betaling van de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [eiser] als volgt vastgesteld:
  • kosten van de dagvaarding € 129,86
  • griffierecht € 244,00
  • salaris gemachtigde
Totaal € 1.166,86.
4.13.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om binnen veertien dagen na betekening van dit vonnis het gehuurde met al de zijnen en het zijne te verlaten, te ontruimen en ontruimd te houden en onder afgifte van de sleutels ter vrije en algehele beschikking aan [eiser] te stellen,
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] € 3.150,00 aan achterstallige huur tot en met oktober 2023 te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente telkens vanaf de eerste dag van elke achterstallige maand tot de dag van volledige betaling,
5.3.
veroordeelt [gedaagde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [eiser] € 730,00 aan contractuele boete te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 317,00 vanaf 11 september 2023 tot de dag van volledige betaling, met de wettelijke rente over € 70,00 vanaf 18 september 2023 en met de wettelijke rente over € 343,00 vanaf 18 oktober 2023 tot de dag van volledige betaling,
5.4.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot aan dit vonnis vastgesteld op € 1.166,86,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. P.H.M. Kuster en in het openbaar uitgesproken op 7 december 2023.
LC