ECLI:NL:RBLIM:2024:1117

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10611612 \ CV EXPL 23-3005
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake loonvordering en opleidingskosten tussen werknemer en werkgever

In deze zaak vordert de eiser, [eiser in conventie, verweerder in reconventie], loon en vergoedingen van zijn voormalige werkgever, Limburgse Koelindustrie Liko B.V. (hierna: Liko), na beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst. De eiser was in dienst als aankomend koeltechnisch monteur en had een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd. Na het niet deelnemen aan enkele opleidingsdagen en het opzeggen van zijn arbeidsovereenkomst, vorderde hij betaling van achterstallig loon, consignatiediensten, overwerk, vakantiebijslag en niet opgenomen vakantiedagen. Liko verweert zich door te stellen dat zij de opleidingskosten van de eiser mag verrekenen met het verschuldigde loon, omdat de eiser niet aan zijn opleidingsverplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter oordeelt dat Liko deze kosten niet mag verrekenen, omdat de arbeidsovereenkomst geen grondslag biedt voor deze verrekening. De kantonrechter wijst de vorderingen van de eiser toe en veroordeelt Liko tot betaling van de gevorderde bedragen, vermeerderd met wettelijke rente. In reconventie vordert Liko betaling van de opleidingskosten, maar deze vordering wordt afgewezen. De kantonrechter oordeelt dat er geen rechtsgrond is voor de vordering van Liko en dat de eiser geen boete of dwangsom verschuldigd is. De kosten van de procedure worden aan de zijde van de eiser toegewezen.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 10611612 \ CV EXPL 23-3005
Vonnis van 6 maart 2023
in de zaak van
[eiser in conventie, verweerder in reconventie],
te [woonplaats] ,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
hierna te noemen: [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ,
gemachtigde: mr. G.T.P.J. Bremmers,
tegen
LIMBURGSE KOELINDUSTRIE LIKO B.V.,
te Heerlen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: Liko,
vertegenwoordigd door haar directeur [naam directeur] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens conclusie van eis in reconventie,
- de conclusie van repliek in conventie, tevens akte wijziging van eis, alsmede de conclusie
van antwoord in reconventie,
- de conclusie van dupliek in conventie, tevens conclusie van repliek in reconventie (met
een wijziging van eis)
- de conclusie van dupliek in conventie.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is op grond van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met ingang van 1 juli 2022 in dienst getreden van Liko in de functie van aankomend koeltechnisch monteur.
Deze arbeidsovereenkomst is aangegaan voor de bepaalde tijd van één jaar en is voor beide partijen tussentijds opzegbaar.
2.2.
In artikel 7 van de arbeidsovereenkomst is (voor zover hier van belang) het volgende bepaald:
“Indien het in de visie van ‘Liko’ ten behoeve van een adequate uitoefening van zijn functie noodzakelijk is, zal‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ cursussen en/of (avond)opleidingen volgen. De hieraan verbonden materiële kosten komen overeenkomstig de bij ‘Liko’ geldende uniforme voorwaarden voor rekening van ‘Liko’, met inachtneming van de geldende bepalingen zoals vastgelegd in de studieovereenkomst, die onderdeel uitmaakt van deze arbeidsovereenkomst.
De kosten voor een cursus en/of opleiding, die door ‘Liko’ betaald zijn gedurende de laatste vijf jaar voorafgaande aan de einddatum van de arbeidsovereenkomst en die gekwalificeerd kunnen worden als transitie- en/of inzetbaarheidskosten als bedoeld in artikel 7:673 lid 6 BW zullen verrekend worden met een eventueel aan ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ toekomende transitievergoeding.
In dit kader zal ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] onderstaande dag- of avondopleidingen volgen:
(…)
3. F-gassen categorie I;
(…)
Partijen onderkennen het belang dat ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ de opleidingen binnen een redelijke termijn met succes dient te voltooien.
(…)”
2.3.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is op 14 november 2022 gestart met de opleiding F-gassen. De daaropvolgende opleidingsdag (21 november 2022) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zonder instemming van en zonder kennisgeving aan Liko niet deelgenomen aan de opleiding. De derde opleidingsdag (28 november 2022) heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wegens ziekte eveneens niet deelgenomen.
2.4.
Bij brief van 25 januari 2023 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de arbeidsovereenkomst met Liko opgezegd met inachtneming van de opzegtermijn van één maand.
2.5.
Op zijn laatste werkdag, 28 februari 2023, heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gesproken met de directeur, [naam directeur] .
2.6.
Bij e-mail van 28 februari 2023 heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aan [naam directeur] verzocht het loon over de maand februari 2023 en de nog openstaande verlofdagen te betalen.
2.7.
Bij e-mail van 1 maart 2023 heeft Liko aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] medegedeeld dat zijn e-mail haar verbaast aangezien [eiser in conventie, verweerder in reconventie] volgens Liko op 28 februari 2023 aan [naam directeur] heeft medegedeeld dat de opleidingskosten betaald zouden worden door derden.
2.8.
Vervolgens heeft [naam] (van bemiddelingsbureau [naam bedrijf] ) met Liko gecommuniceerd met als doel om Liko het achterstallige loon en de eindafrekening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te betalen. In reactie daarop heeft Liko kennelijk het standpunt ingenomen dat zij geen loon aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verschuldigd is vanwege de opleidingskosten. Liko heeft in dat verband op 3 maart 2023 aan [naam] een factuur van 17 november 2022 van Stichting Go gezonden. Met die factuur heef Stiching Go aan Liko € 4.107,95 (incl. btw) in rekening gebracht voor de opleiding F-Gassen Cat 1 in de periode 14 november 2022 – 30 januari 2023.
2.9.
Bij brief van 4 april 2023 heeft Liko een loonspecificatie met betrekking tot de maand februari 2023 alsmede een eindafrekening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verzonden (productie 4 bij antwoord van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Deze brief vermeldt een onjuiste postcode van de woonplaats van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De in de loonspecificatie en de eindafrekening vermelde bedragen heeft Liko niet aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald omdat deze zijn verrekend met de opleidingskosten van € 4.107,95.
2.10.
Daarna heeft de gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Liko twee maal schriftelijk bij brieven van 28 april en 19 mei 2023 gesommeerd tot betaling van het achterstallige loon en de eindafrekening.
2.11.
Liko heeft het loon over de maand februari 2023 niet aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald. Evenmin heeft zij een eindafrekening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betaald.
2.12.
Bij brief van 4 april 2023 heeft Liko alsnog een loonspecificatie met betrekking tot de maand februari 2023 alsmede een eindafrekening aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verstrekt (productie 4 bij antwoord van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . De daarin vermelde bedragen heeft zij niet aan hem betaald.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert Liko bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad – te veroordelen tot betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] van:
€ 2.869,00 bruto aan loon over de maand februari 2023,
€ 200,00 bruto in verband met consignatiediensten,
€ 54,75 bruto voor overwerk in februari 2023,
€ 1.877,10 bruto vakantiebijslag,
€ 588,83 bruto wegens niet opgenomen vakantiedagen,
de wettelijke rente over voornoemde bedragen vanaf de opeisbaarheid tot de dag van betaling,
de maximale wettelijke verhoging netto over de in de onderdelen 1. tot en met 5., gevorderde bedragen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de achtste dag na vonnisdatum tot de dag van betaling,
€ 791,93 netto wegens buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de achtste dag na vonnisdatum tot de dag van betaling,
de proceskosten waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonnisdatum tot de dag van betaling.
3.2.
Liko voert verweer.
in reconventie
3.3.
Liko vordert om bij vonnis – uitvoerbaar bij voorraad –:
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van € 4.107,95, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de opeisbaarheid van dit bedrag, tot de dag van betlaling,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen “op straffe van de in art. 14 van de arbeidsovereenkomst genoemde bedragen wegens boete”,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen “op straffe van een dwangsom in redelijke verhouding tot de zwaarte van het (opzettelijk) niet inleveren van alle nog in bezit van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zijnde bedrijfsmiddelen van Liko, waaronder meer werkorderblok en inspectieformulieren, bedrijfskleding”,
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen in de proceskosten waaronder de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na vonnisdatum tot de dag van betaling.
3.4.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] voert verweer.
in conventie en in reconventie
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
4.1.
De kantonrechter stelt vast dat niet in geschil is dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in beginsel nog recht heeft op de bedragen die hij in de onderdelen 1. tot en met 5. vordert (loon februari 2023, loon voor consignatiediensten en voor overwerk, opgebouwde vakantiebijslag en uitbetaling niet-opgenomen vakantiedagen. Liko neemt echter het standpunt in dat zij wegens de opleidingskosten van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niets aan hem verschuldigd is. Zij heeft namelijk het netto-equivalent van de bruto-bedragen waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog recht op heeft verrekend met de opleidingskosten van € 4.107,95, waardoor niets ter betaling aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] resteert. Het geschil tussen partijen spitst zich in conventie toe op de vraag of Liko mocht overgaan tot deze verrekening.
4.2.
Volgens Liko is [eiser in conventie, verweerder in reconventie] meermaals gewezen op de terugbetalingsregeling ter zake te volgen opleidingen. Liko stelt dat dit is besproken tijdens de sollicitatieprocedure, het moment van gezamenlijke ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de diverse aanmeldingsprocedures en/of gesprekken betreffende de bewuste opleiding.
Dit verweer van Liko valt (deels) niet te volgen. De arbeidsovereenkomst zelf bevat immers weliswaar in artikel 7 een studiekostenbeding, maar dat beding biedt Liko alleen de mogelijkheid om opleidingskosten te verrekenen met een aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toekomende transitievergoeding. Liko wenst de opleidingskosten echter te verrekenen met loon(bestanddelen) en daarvoor biedt dat beding geen mogelijkheid. De arbeidsovereenkomst verwijst verder naar een studieovereenkomst, maar het moet ervoor gehouden worden dat een dergelijke overeenkomst destijds – bij het aangaan van de arbeidsovereenkomst – tussen partijen niet is gesloten. Liko heeft daar in ieder geval geen exemplaar van overgelegd en verder doet zij daar ook geen beroep op. Tegen deze achtergrond valt niet in te zien wat de relevantie is van het betoog van Liko dat zij [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tijdens de sollicitatieprocedure, het moment van gezamenlijke ondertekening van de arbeidsovereenkomst en de diverse aanmeldingsprocedures en/of gesprekken betreffende de bewuste opleiding heeft gewezen op de terugbetalingsregeling. Op grond van de op dat moment bestaande regeling tussen partijen (art. 7 van de arbeidsovereenkomst) was er geen juridische grondslag voor verrekening van opleidingskosten met het loon van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.3.
Liko voert verder aan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op 28 februari 2023 door [naam directeur] is gevraagd aan wie de kosten van de opleiding in rekening gebracht zou kunnen worden. Volgens Liko heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] toen gezegd dat deze kosten aan de meneer die hem zijn nieuwe baan had bezorgd ( [naam] ) konden worden gefactureerd. Anders dan Liko ziet de kantonrechter hierin geen grondslag voor een tussen partijen mondeling gesloten overeenkomst die behelst dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de opleidingskosten voor zijn rekening zal nemen.
4.4.
Uit het voorgaande volgt dat Liko de kosten van de opleiding die is gestart op
14 november 2022 niet aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] in rekening mag brengen door die kosten te verrekenen met het loon van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Een overeenkomst met [eiser in conventie, verweerder in reconventie] op grond waarvan deze kosten, die Stichting Go aan Liko in rekening heeft gebracht, op die manier ten laste van hem gebracht mogen worden, ontbreekt.
4.5.
Liko beroept zich verder op de studie-overeenkomst die zij als productie 3 overgelegd heeft. Deze overeenkomst vermeldt dat ondertekening te Heerlen heeft plaatsgevonden op 11 januari 2023. De overeenkomst heeft betrekking op de cursus F-gassen categorie I, maar dan voor de periode 4 februari tot en met 18 april 2023. De overeenkomst vermeldt in artikel 5 een bedrag van € 4.107,95 (incl. btw) aan opleidingskosten.
Artikel 7 van de overeenkomst bepaalt:
“alle onder artikel 5. genoemde kosten en scholingsdagen zijn direct opeisbaar indien sprake is van een beëindiging van het dienstverband op verzoek van werknemer. (…) Voornoemde kosten zullen alsdan verrekend worden met de onder 13. aangegeven salariscomponenten;”
Verder staat in artikel 13 van die overeenkomst:
“ ‘werknemer’ machtigt ‘Liko’om het door ‘Liko’ aan ‘werknemer’ bij een eventuele beëindiging van het dienstverband uit te betalen salaris, vakantietoeslag en eventuele andere vergoedingen conform de alsdan te ontvangen eindafdrekening te verrekenen met de door hem terug te betalen opleidingskosten en scholingsdagen (…)”
4.6.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist dat hij de studieovereenkomst van 11 januari 2023 ondertekend heeft. Hij stelt in dat verband dat hij 11 januari 2023 helemaal niet op de locatie van Liko te Heerlen aanwezig was aangezien hij die dag in Reuver werkzaam was. Verder wijst hij erop dat de handtekening op het door Liko overgelegde stuk niet overeenkomt met zijn handtekening. Hij stelt dat hij zijn handtekening altijd op dezelfde wijze zet: zijn voornaam ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’ boven en daaronder zijn achternaam ‘ [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ’. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verwijst naar de arbeidsovereenkomst (pagina 9 en 11 van de door Liko overgelegde productie 1), een door hem aan Liko gestuurde brief van 15 maart 2023 (productie 7 bij dagvaarding) en zijn rijbewijs en id-kaart (productie 11 bij repliek). Al deze stukken zijn op dezelfde manier door hem ondertekend: voornaam boven en achternaam onder. Liko heeft in reactie hierop betoogd dat het vaak voorkomt dat een overeenkomst op een andere datum ondertekend is dan de datum die in de overeenkomst staat. Zij gaat echter niet in op het betoog van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de handtekening niet van hem afkomstig is. Dat had wel op haar weg gelegen aangezien de stellige en met stukken onderbouwde ontkenning van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat de handtekening van hem afkomstig is tot resultaat heeft dat de studieovereenkomst waar Liko zich op beroept pas dwingend bewijs oplevert dat partijen de terugbetaling van de opleidingskosten zijn overeengekomen, als is bewezen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dit stuk ondertekend heeft. Dit volgt uit art. 159 lid 2 Rv. Bij repliek heeft Liko niet expliciet gesteld dat de handtekening wel degelijk afkomstig is van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] en daar verder ook geen bewijs van aangeboden. Hieruit volgt dat de door Liko overgelegde overeenkomst geen dwingend bewijs oplevert dat partijen daadwerkelijk deze overeenkomst gesloten hebben. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft in dat verband ook terecht erop gewezen dat als deze overeenkomst bestaan zou hebben, het dan voor de hand gelegen zou hebben dat Liko zich op die overeenkomst zou hebben beroepen tegenover [naam] . [naam] heeft immers specifiek aan Liko gevraagd of een studiekostenbeding overeengekomen was. Uit de overgelegde correspondentie blijkt niet dat Liko die vraag positief beantwoord heeft. Haar stelling dat zij het contact met [naam] heeft afgehouden omdat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet aan haar heeft medegedeeld dat [naam] zijn belangen behartigt, is naar het oordeel van de kantonrechter niet overtuigend. Uit een interne e-mail van 2 maart 2023 die Liko als onderdeel van productie 5 heeft overgelegd blijkt namelijk dat zij zelf [naam] als zaakwaarnemer van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] aanmerkt. Verder staat in een andere interne e-mail van die dag dat zij [naam] heeft uitgenodigd voor een gesprek. Ook staat (als onbetwist) vast dat Liko wel de factuur aangaande de opleidingskosten van de eerste opleiding (vanaf 14 november 2022) aan [naam] heeft gemaild. Niet valt in te zien waarom Liko dan geen antwoord heeft gegeven op [naam] vraag of er afspraken zijn gemaakt over de betaling van noodzakelijke studiekosten. Op grond van deze overwegingen is de kantonrechter van oordeel dat er geen sprake is geweest van een studiekostenbeding op grond waarvan Liko de opleidingskosten mocht verrekenen met het loon van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.7.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter nog het volgende. Zelfs als de handtekening op de overeenkomst van 11 januari 2023 wel van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] zou zijn, zou Liko op grond van de navolgende overwegingen de opleidingskosten niet mogen verrekenen.
4.7.1.
In artikel 7 van de door partijen ondertekende arbeidsovereenkomst (zie hiervoor onder 2.2.) staat dat (onder meer) de opleiding F-gassen categorie I noodzakelijk is voor de adequate uitoefening van de functie die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij Liko heeft vervuld. Het gaat hier dus kennelijk om scholing die Liko onder meer voor het bijhouden van de vakbekwaamheid van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] verplicht moet aanbieden. Uit art. 7:611a lid 2 en lid 4 BW volgt dat de werkgever een dergelijke opleiding kosteloos moet aanbieden en dat artikel 7 van de studieovereenkomst dus nietig is.
4.7.2.
Eerst bij dupliek heeft Liko aangevoerd dat de opleiding F-gassen categorie I niet noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] . Dit standpunt heeft Liko te laat en dus in strijd met de beginselen van een goede procesorde naar voren gebracht. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft daar in conventie immers niet meer op kunnen reageren.
Bovendien is naar het oordeel van de kantonrechter het standpunt van Liko onnavolgbaar aangezien in de arbeidsovereenkomst expliciet is opgenomen dat de betreffende opleiding wel noodzakelijk is. Verder heef Liko bij antwoord over de twee door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gemiste lesdagen (21 en 28 november 2022) nog gesteld dat zij “gezien de noodzaak om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] conform de wetgeving zelfstandig werkzaam te laten zijn, tevergeefs getracht op andere wijze in overleg met het opleidingsinstituut op korte termijn invulling hieraan te geven”. Ook hieruit blijkt dat Liko zelf ook van mening is dat de opleiding noodzakelijk was voor de uitoefening van de functie. Ook dit valt dus niet te rijmen met het pas bij dupliek (te laat) ingenomen standpunt dat de opleiding niet noodzakelijk was voor de uitoefening van de functie van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] .
4.8.
Uit voorgaande overwegingen volgt dat Liko de opleidingskosten niet mocht verrekenen met loon(bestanddelen) waar [eiser in conventie, verweerder in reconventie] nog recht op had. De door hem in de onderdelen 1. tot en met 5. gevorderde loonbedragen zijn daarom toewijsbaar.
De daarover gevorderde wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling.
4.9.
De wettelijke verhoging over het achterstallig loon zal worden toegewezen. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert die verhoging in de vorm van netto-bedragen. In zoverre is de vordering niet toewijsbaar. Wettelijke verhoging is namelijk gelijk te stellen aan loon en daarover dient dus loonbelasting e.d. ingehouden te worden. Hieruit volgt dat de door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde netto-bedragen bruto toegewezen zullen worden. De wettelijke rente over dit onderdeel zal worden toegewezen met ingang van de achtste dag na vandaag tot de dag van betaling.
4.10.
De door [eiser in conventie, verweerder in reconventie] gevorderde vergoeding voor buitengerechtelijke kosten zal worden toegewezen. [naam] en daarna de (huidige) gemachtigde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] hebben diverse buitengerechtelijke werkzaamheden verricht om Liko tot betaling van de openstaande bedragen te bewegen. Die werkzaamheden zijn in redelijkheid gemaakt en rechtvaardigen de hoogte van het bedrag dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] vordert. Ook over dit onderdeel zal de wettelijke rente worden toegewezen met ingang van de achtste dag na vandaag tot de dag van betaling.
4.11.
Liko zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de kosten van dit geding, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op:
  • dagvaarding € 132,42
  • griffierecht € 86,00
  • salaris gemachtigde
totaal: € 896,42
De wettelijke rente over dit bedrag zal worden toegewezen met ingang van de vijftiende dag na vandaag, tot de dag van betaling.
in reconventie
4.12.
In onderdeel 1. vordert Liko om [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van de opleidingskosten. Uit hetgeen in conventie is geoordeeld volgt dat er voor die gevorderde betaling geen grondslag bestaat. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden afgewezen.
4.13.
Het is onduidelijk wat Liko vordert in onderdeel 2. van haar vordering. Het lijkt erop dat zij vordert [eiser in conventie, verweerder in reconventie] te veroordelen tot betaling van een boete op grond van artikel 14 van de arbeidsovereenkomst.
4.14.
Artikel 14 van de arbeidsovereenkomst bepaalt dat de werknemer, onverminderd de bevoegdheid van Liko om daarnaast (onder meer) vergoeding van de volledige schade te vorderen, een boete verbeurt als hij de artikelen 9 tot en met 13 van de arbeidsovereenkomst op enigerlei wijze overtreedt.
4.15.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] wijst er bij antwoord terecht op dat Liko in haar conclusie van eis van Liko helemaal niets stelt ter onderbouwing van deze vordering.
4.16.
Bij repliek stelt Liko dat haar vordering is gebaseerd op de overtreding van de artikelen 9, 10 en 12.
4.17.
In reactie hierop heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] terecht erop gewezen dat artikel 14 van de arbeidsovereenkomst nietig is. Liko heeft daarin immers bedongen dat zij naast de boete ook aanspraak kan maken op volledige schadevergoeding. Uit art. 7:651 BW volgt dat een dergelijk beding nietig is. Reeds op deze grond is de vordering van Liko niet toewijsbaar.
4.18.
Ten overvloede overweegt de kantonrechter dat Liko bovendien niet heeft aangetoond dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] één van de door haar aangehaalde artikelen overtreden heeft.
4.18.1.
Voor wat betreft de overtreding van artikel 9 stelt Liko dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tijdens zijn dienstverband met Liko in strijd met deze bepaling werkzaam is geweest voor Unica. Zij stelt dat dit door de heer [naam] aan haar is medegedeeld. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft dit gemotiveerd betwist bij dupliek. Hij stelt dat hij tijdens zijn dienstverband twee keer bij Unica is geweest omdat hij bij die onderneming had gesolliciteerd. De kantonrechter is op basis van deze betwisting van oordeel dat niet is komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] artikel 9 van de arbeidsovereenkomst overtreden heeft.
4.18.2.
Dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] artikel 10 overtreden heeft, heeft Liko ook bij repliek niet nader onderbouwd. Het moet er dus voor gehouden worden dat van een dergelijke overtreding geen sprake is geweest.
4.18.3.
De overtreding van artikel 12 onderbouwt Liko met de stelling dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] niet alle bedrijfseigendommen ingeleverd heeft. De kantonrechter stelt vast dat dit onderdeel kennelijk samenhangt met onderdeel 3 van de vordering van Liko, waarin Liko teruggave van diverse bedrijfseigendommen vordert. Op dat onderdeel heeft [eiser in conventie, verweerder in reconventie] betwist bedrijfseigendommen van Liko in zijn bezit te hebben, op wat bedrijfskleding na. Een nadere onderbouwing van Liko dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] wel degelijk een werkorderblok en inspectieformulieren in zijn bezit heeft, heeft Liko niet gegeven. Hieruit volgt dat alleen is komen vast te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten tijde van het indienen van de conclusie van eis nog bedrijfskleding in zijn bezit heeft. In artikel 12 van de arbeidsovereenkomst is bepaald dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bedrijfseigendommen die informatie van Liko bevatten (kopieën, usb-sticks en andere informatiedragers) terug te bezorgen aan Liko. Het is evident dat de bedrijfskleding die [eiser in conventie, verweerder in reconventie] na de beëindiging van de arbeidsovereenkomst nog in zijn bezit had, niet onder het bereik van dit artikel valt.
4.19.
Uit het voorgaande volgt dat onderdeel 2. van de vordering van Liko afgewezen zal worden.
4.20.
Ook de bedoeling van onderdeel 3. van de vordering van Liko is niet helemaal duidelijk. De kantonrechter houdt het er maar voor dat Liko heeft beoogd te vorderen dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] (op straffe van verbeurte van een dwangsom) wordt veroordeeld om de bedrijfsmiddelen van Liko, waaronder een werkorderblok, inspectieformulieren en bedrijfskleding in te leveren. [eiser in conventie, verweerder in reconventie] heeft de vordering kennelijk ook zo opgevat.
4.21.
Zoals hiervoor reeds overwogen, is alleen vast komen te staan dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] ten tijde van de indiening van de conclusie van eis door Liko nog bedrijfskleding van Liko in zijn bezit had. Bij dupliek heeft hij aangevoerd dat hij de bedrijfskleding inmiddels al ingeleverd heeft. Omdat Liko hier niet meer op heeft kunnen reageren en dus niet vaststaat dat hij inderdaad de kleding heeft ingeleverd, zal [eiser in conventie, verweerder in reconventie] Gotop daarom toch, voor zover hij de bedrijfskleding niet heeft ingeleverd, worden veroordeeld om die bedrijfskleding van Liko een polo(trui), een jeans en een jas in te leveren bij Liko. Een dwangsom zal de kantonrechter hier niet aan verbinden. Hij volgt op dat punt het betoog van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] dat Liko buiten rechte nooit gevraagd heeft zaken van Liko in te leveren. De kantonrechter gaat er verder vanuit dat [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de kleding, voor zover hij die nog niet heeft ingeleverd, alsnog binnen een week na vonnisdatum zal inleveren zoals [eiser in conventie, verweerder in reconventie] bij antwoord heeft aangekondigd.
4.22.
[eiser in conventie, verweerder in reconventie] is op een klein onderdeel in het ongelijk gesteld. Hieruit volgt dat hij veroordeeld dient te worden tot betaling van de proceskosten. Die kosten worden bepaald op nihil aangezien Liko zonder gemachtigde deze procedure heeft gevoerd en van proceskosten aan haar kant niet is gebleken.
in conventie en in reconventie
4.23.
In dit vonnis hoeft geen aparte beslissing te worden genomen over de door partijen gevorderde nakosten. Een kostenveroordeling levert immers ook een executoriale titel op voor de nakosten. De kantonrechter verwijst in dat verband naar het arrest van de Hoge Raad van 10 juni 2022 (ECLI:NL:HR:2022:853).

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
veroordeelt Liko om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de volgende bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectieve verzuimdata tot de dag van betaling:
  • € 2.869,00 bruto
  • € 200,00 bruto
  • € 54,75 bruto
  • € 1.877,10 bruto
  • € 588,83 bruto
5.2.
veroordeelt Liko om aan [eiser in conventie, verweerder in reconventie] de volgende bedragen te betalen, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de achtste dag na vandaag tot de dag van betaling:
  • € 1.561,88 bruto
  • € 938,55 bruto
  • € 294,42 bruto
  • € 791,93 netto
5.3.
veroordeelt Liko tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot op heden begroot op € 896,42, te vermeerderen met de wettelijke rente met ingang van de vijftiende dag na vandaag tot de dag van betaling,
5.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] om – voor zover hij dat nog niet gedaan heeft – de bedrijfskleding van Liko (een polo(trui), een jeans en een jas) bij Liko in te leveren,
5.7.
veroordeelt [eiser in conventie, verweerder in reconventie] tot betaling van de proceskosten, aan de zijde van Liko tot op heden begroot op nihil,
5.8.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.9.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken.