Uitspraak
RECHTBANK LIMBURG
1.De procedure
2.De feiten
3.Het geschil
4.De beoordeling
- griffierecht € 107,84
- dagvaarding € 322,00
- salaris gemachtigde
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 6 maart 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een maatschap naar burgerlijk recht, vertegenwoordigd door mr. J.F.M. Sondeijker, en een gedaagde partij die in persoon procedeerde. De eiseres vorderde betaling van een restant van een declaratie van € 658,10, voortvloeiend uit een opdracht tot het verlenen van juridisch advies. De gedaagde had eerder een bedrag van € 302,50 betaald, maar weigerde de resterende som te voldoen, met als argument dat de opdracht niet als een professionele overeenkomst was aangegaan, maar als een vriendendienst.
De procedure begon met een dagvaarding en een antwoord van de gedaagde, gevolgd door een mondelinge behandeling op 26 februari 2024. Tijdens deze behandeling werd duidelijk dat de gedaagde de eiser had benaderd voor juridisch advies, maar stelde dat dit niet als een formele opdracht was bedoeld. De eiser betwistte deze claim en stelde dat er wel degelijk een overeenkomst van opdracht was, zoals bedoeld in de artikelen 7:400 BW en volgende.
De kantonrechter oordeelde dat de gedaagde juridisch advies had gezocht en ontvangen van de eiser als advocaat, wat kwalificeert als een overeenkomst van opdracht. De rechter oordeelde dat de gedaagde het gebruikelijke of redelijke loon moest betalen, en dat het door de eiser gehanteerde uurtarief van € 275,00 en de in rekening gebrachte 2,5 uur werk redelijk waren. De vordering van de eiser werd toegewezen, inclusief de wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarden, en de gedaagde werd veroordeeld in de proceskosten. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard.