ECLI:NL:RBLIM:2024:1160

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
11 maart 2024
Publicatiedatum
11 maart 2024
Zaaknummer
10871678 AZ VERZ 24-2
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag op staande voet en ontbinding arbeidsovereenkomst wegens ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer

In deze zaak heeft de kantonrechter zich gebogen over een verzoek tot vernietiging van een ontslag op staande voet en een verzoek tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst. De werknemer, werkzaam als chef magazijn bij Vitamin Fulfillment B.V., werd op staande voet ontslagen vanwege vermeend misbruik van zijn positie en ongewenst gedrag richting een ondergeschikte. De werknemer ontkende de beschuldigingen en verzocht de kantonrechter om het ontslag te vernietigen en om toelating tot de bedongen arbeid. De werkgever, Vitamin, voerde aan dat het ontslag op staande voet rechtsgeldig was en verzocht om ontbinding van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar handelen.

De kantonrechter oordeelde dat het ontslag op staande voet niet onverwijld was gegeven, aangezien Vitamin achttien dagen had gewacht met het ontslag na het ontvangen van signalen over het gedrag van de werknemer. Dit voldeed niet aan de vereisten van onverwijldheid. Het verzoek van de werknemer om het ontslag te vernietigen werd toegewezen. De kantonrechter oordeelde echter ook dat het gedrag van de werknemer, waaronder het onder druk zetten van een ondergeschikte om een relatie aan te gaan, als ernstig verwijtbaar kon worden gekwalificeerd. Hierdoor werd de arbeidsovereenkomst met ingang van 8 maart 2024 ontbonden.

De kantonrechter wees het verzoek van de werknemer om een transitievergoeding en billijke vergoeding af, omdat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg was van het ernstig verwijtbaar handelen van de werknemer. De proceskosten werden toegewezen aan de werkgever, Vitamin.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer / rekestnummer: 10871678 \ AZ VERZ 24-2
Beschikking van 7 maart 2024
in de zaak van
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
verwerende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ,
gemachtigde: mr. R.M.W.H. Bedaux,
tegen
VITAMIN FULFILLMENT B.V.,
te Hoensbroek,
verwerende partij,
verzoekende partij in het tegenverzoek,
hierna te noemen: Vitamin,
gemachtigde: mr. M.M.J.F. Sijben.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het verzoekschrift met bijlagen 1 t/m 13;
  • het verweerschrift tevens tegenverzoek met bijlagen 1 t/m 3;
  • de aan de zijde van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] overgelegde bijlagen 14 t/m 17, waaronder een video-opname;
  • de aan de zijde van Vitamin overgelegde bijlage 4, zijnde een audiobericht;
  • de mondelinge behandeling op 22 februari 2024, de pleitaantekeningen van beide gemachtigden en de aantekeningen van de griffier.
1.2.
Ten slotte is beschikking bepaald op heden.

2.De feiten

2.1.
Vitamin is een bedrijf dat actief is in de branche van vitamine supplementen. Bij Vitamin werken twaalf werknemers. De heer [naam directeur] is de directeur van Vitamin.
2.2.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is op 23 maart 2020 bij Vitamin in dienst getreden als magazijnmedewerker. Met ingang van 1 augustus 2021 is [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] de functie van magazijnbeheerder/chef magazijn gaan uitoefenen. In deze functie heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] de leiding over acht werknemers. Het loon van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] bedraagt € 4.000,- bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.3.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft zich op 15 mei 2023 ziekgemeld.
2.4.
In een e-mail van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] aan Vitamin van 27 september 2023 heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] medegedeeld dat hij ernstig ziek is geworden als gevolg van zijn werk bij Vitamin. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft Vitamin daarvoor aansprakelijk gesteld. Verder heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in deze e-mail medegedeeld dat hij een vordering vanwege overwerk op Vitamin heeft.
2.5.
In haar reactie van 29 september 2023 heeft Vitamin de claims van de hand gewezen. Bij e-mail van 31 oktober 2023 heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] aan Vitamin medegedeeld dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] als gevolg van de bejegening door Vitamin en het overwerk, lijdt aan burn-outachtige verschijnselen en een zware depressie.
2.6.
In een e-mail van 12 december 2023 heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] uitgenodigd voor een gesprek op 19 december 2023 om 11.00 uur over de houding en het gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft Vitamin in een e-mail van 18 december 2023 medegedeeld dat hij vanwege zijn ziekte niet op dit gesprek kon verschijnen.
2.7.
In een e-mail van 19 december 2023 heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] twee verklaringen gezonden met het verzoek daarop binnen twee dagen te reageren. De eerste verklaring ziet op zes verwijten aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , onder meer dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] personeel bij het verlenen of afwijzen van verlofaanvragen zou hebben bevoordeeld of benadeeld, dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] veelvuldig zou pauzeren en dat, indien iemand over [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zou klagen bij de chef, [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] deze persoon op zijn gezicht zou slaan. Deze verklaring is gedateerd op 5 december 2023 en is door zeven werknemers ondertekend. De andere verklaring is een relaas van mevrouw [naam 1] , gedateerd op 5 december 2023. Deze verklaring komt er, samengevat, op neer dat zij in 2020 een kortstondige affaire heeft gehad met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . De samenwerking en het contact met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] was aanvankelijk goed, maar dit veranderde toen [naam 1] de relatie met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] wenste te beëindigen. Vervolgens is [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] chef magazijn geworden. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is er bij [naam 1] in 2022 weer op gaan aandringen een relatie met hem aan te gaan. Toen [naam 1] daar niet op in wilde gaan, heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , aldus [naam 1] , haar het leven zuur gemaakt door [naam 1] te verbieden met (sommige) andere collega’s te spreken, haar zwart te maken bij [naam directeur] en te dreigen met ontslag. Toen [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] had vernomen dat [naam 1] hierover had gesproken met een collega, heeft hij haar gedwongen om een filmpje op te nemen waarin [naam 1] heeft verklaard dat zij nooit een affaire had gehad met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] en dat zij dit enkel had gezegd om [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zwart te maken. In oktober 2022 heeft [naam 1] ontslag willen nemen, echter op verzoek van [naam directeur] is zij gebleven en heeft zij een functie gekregen bij de klantendienst.
2.8.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft daarop gereageerd in een e-mail van 20 december 2023 en aan Vitamin medegedeeld dat de verklaringen onjuist zijn; [naam 1] zou alles hebben verzonnen en daarvoor haar excuses aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] hebben aangeboden. Bij e-mail van 21 december 2023 heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verzocht om een nadere onderbouwing van zijn betwisting van de verklaringen die hij uiterlijk 27 december 2023 aan Vitamin moest vertrekken. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft op 22 december 2023 aan Vitamin medegedeeld dat hij alles daarover reeds naar voren had gebracht.
2.9.
Vitamin heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in een e-mail van 28 december 2023 op staande voet ontslagen vanwege misbruik van zijn positie en ongewenst gedrag richting collega’s.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verzoekt de kantonrechter bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
Primair:
  • het ontslag op staande voet te vernietigen;
  • om een veroordeling tot toelating tot de bedongen arbeid zodra hij hersteld is op straffe van verbeurte van een dwangsom;
- om een veroordeling tot betaling van het loon, wettelijke verhoging en rente;
Subsidiair:
- om hem een gefixeerde, transitie- en billijke vergoeding toe te kennen ter grootte van respectievelijk € 4.320,00, € 5.439,45 en € 75.000,00 bruto, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 december 2023;
Primair en subsidiair Vitamin te veroordelen in de buitengerechtelijke kosten, begroot op
€ 6.897,00 en in de kosten van deze procedure, inclusief salaris gemachtigde.
3.2.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] wenst zijn claim wegens ziekmakende arbeidsomstandigheden en loon vanwege overwerk buiten deze procedure te houden. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] stelt dat geen sprake is van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ontkent de beschuldigingen van [naam 1] en hij ontkent dat hij personeel met geweld zou hebben bedreigd. Wel heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] het personeel vaker indringend toegesproken en heeft hij gedreigd met sancties als het werk niet naar behoren werd uitgevoerd. Dit behoorde echter tot zijn taak en [naam directeur] verwachtte dat ook van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] .
3.3.
Vitamin verzoekt om afwijzing van de verzoeken van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] .
Tegenverzoek
3.4.
Vitamin verzoekt, voorwaardelijk om ontbinding van de arbeidsovereenkomst tegen de kortst mogelijke termijn vanwege verwijtbaar handelen als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onderdeel e BW, subsidiair op grond een verstoorde arbeidsverhouding (de g-grond) en meer subsidiair vanwege een combinatie van deze gronden als bedoeld in artikel 7:669 lid 3 onder i BW. Verder verzoekt Vitamin in dat geval om vast te stellen dat zij geen transitievergoeding en billijke vergoeding verschuldigd is.
3.5.
Volgens Vitamin is wel sprake van een rechtsgeldig ontslag op staande voet. Het gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is onaanvaardbaar. Vitamin heeft twaalf verklaringen van medewerkers overgelegd. Zij hebben gelijkluidend verklaard. Mocht het ontslag op staande voet niet stand houden dan is er in elk geval reden om de arbeidsovereenkomst te ontbinden, aldus Vitamin. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft zich volgens Vitamin herhaaldelijk onbehoorlijk opgesteld tegenover collega’s; hij heeft zelfs gedreigd met geweld. Verder heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] misbruik gemaakt van zijn positie door [naam 1] onder druk te zetten een affaire met hem aan te gaan en intiem met hem te zijn, ook nadat zij kenbaar had gemaakt dat niet te willen. Toen [naam 1] niet op zijn avances inging verbond [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] daar negatieve gevolgen aan en stelde hij haar verdere gevolgen in het vooruitzicht. [naam 1] heeft haar ervaringen met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op enig moment gedeeld met collega [naam 2] . Toen [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] daar kennis van had genomen heeft hij [naam 1] gedwongen een videoboodschap op te nemen waarin zij verklaarde dat alles wat zij had verklaard tegen [naam 2] een leugen was. Vlak daarvoor heeft [naam 1] echter een geluidsopname gemaakt waarin zij verklaart dat zij onder druk werd gezet te verklaren dat zij dit alles had gelogen. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft zich grensoverschrijdend gedragen, waardoor de arbeidsovereenkomst dient te eindigen.
3.6.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verzoekt om afwijzing van het verzoek van Vitamin.

4.De beoordeling

Ontslag op staande voet niet onverwijld

4.1.
Uit artikel 7:677 lid 1 BW volgt dat een partij de arbeidsovereenkomst onverwijld kan opzeggen om een dringende reden, onder onverwijlde mededeling van die reden aan de wederpartij. Volgens vaste rechtspraak mag er enige tijd verstrijken tussen het moment waarop een werkgever bekend is, of redelijkerwijs bekend mag worden geacht te zijn, met de feiten die aanleiding geven voor het ontslag op staande voet, of een sterk vermoeden dat de feiten daartoe aanleiding geven, en de daadwerkelijke opzegging. Die tijd kan bijvoorbeeld nodig zijn om (nader) feitenonderzoek te doen of om juridisch advies in te winnen. Voorwaarde is dat er voortvarend wordt gehandeld.
4.2.
Vitamin stelt dat zij op 10 december 2023 signalen van werknemers heeft ontvangen over het gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . De datum waarop Vitamin stelt voor het eerst vernomen te hebben van deze signalen wekt overigens bevreemding, omdat beide schriftelijke verklaringen - in een zelfde lettertype opgesteld - op 5 december 2023 zijn gedateerd.
Vitamin heeft [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 12 december 2023 uitgenodigd voor een gesprek op 19 december 2023 en nadat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zich had afgemeld voor dit gesprek heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in haar e-mail van 19 december 2023 twee dagen gegeven om te reageren. Na de reactie van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 20 december 2023, heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] nogmaals de gelegenheid gegeven om een onderbouwing te verstrekken van zijn stelling dat [naam 1] haar relaas zou hebben verzonnen. Nadat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 22 december 2023 had laten weten dat hij niets had toe te voegen aan zijn eerdere reactie heeft Vitamin [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 28 december 2023 op staande voet ontslagen. Daarmee heeft Vitamin achttien dagen gewacht met ontslag gerekend vanaf de datum waarop zij stelt voor het eerst kennis te hebben genomen van de gedragingen van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . Gelet op de datering van beide verklaringen was Vitamin mogelijk al daarvoor bekend daarmee. Vitamin heeft geen bevredigende verklaring gegeven waarom zij zo lang heeft gewacht met het ontslag. Het was immers niet nodig om [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] een dergelijk ruime termijn te geven om te reageren en zelfs nadat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op 22 december 2023 had laten weten dat hij niets had toe te voegen aan zijn eerdere reactie heeft Vitamin nog zes dagen gewacht alvorens [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] te ontslaan. Het ontslag op staande voet voldoet dan ook niet aan het vereiste dat dit onverwijld wordt gegeven nadat de werkgever met de feiten - die volgens haar een dringende reden vormen - bekend is geworden.
4.3.
Het verzoek van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] dit ontslag te vernietigen zal dan ook worden toegewezen. Het verzoek om [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] toe te laten tot de bedongen arbeid zal de kantonrechter afwijzen, omdat de arbeidsovereenkomst met ingang van 8 maart 2024 zal worden ontbonden. Het verzoek Vitamin te veroordelen tot betaling van een loon van € 4.320,- per maand (dit is het loon inclusief vakantiegeld) (althans 70% bij ziekte) zal de kantonrechter toewijzen tot
8 maart 2024, alsmede de wettelijke verhoging overeenkomstig het bepaalde in artikel 7:625 BW en wettelijke rente over het loon met ingang van de dag van verzuim tot die van betaling.
Het voorwaardelijke ontbindingsverzoek
Verwijtbaar handelen of nalaten
4.4.
In artikel 7:669 lid 1 gelezen in samenhang met lid 3, aanhef en onder e, BW is bepaald dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn, al dan niet met behulp van scholing, in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Herplaatsing ligt in ieder geval niet in de rede indien sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer als bedoeld in lid 3, onderdeel e. Onder de redelijke grond onder e wordt begrepen: verwijtbaar handelen of nalaten van de werknemer, zodanig dat van de werkgever in redelijkheid niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Ingevolge artikel 7:671b lid 1, aanhef en onder a, BW kan de kantonrechter de arbeidsovereenkomst ontbinden op grond van artikel 669, lid 3 onderdeel e, BW. De kantonrechter zal beoordelen of het gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] gekwalificeerd kan worden als verwijtbaar handelen of nalaten (1) en of dit zodanig is dat het van Vitamin niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren (2).
4.5.
Ten bewijze van haar stelling dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verwijtbaar heeft gehandeld heeft Vitamin diverse schriftelijke verklaringen van werknemers overgelegd en is [naam 1] ter zitting gehoord als informant.
4.6.
In de civiele procedure geldt de vrije bewijsleer, die meebrengt dat bewijs kan worden geleverd door alle middelen en dat de rechter vrij is in de waardering ervan, een en ander tenzij de wet anders bepaalt (artikel 152 Rv). De maatstaf die binnen de vrije bewijsleer, de hoofregel als het om bewijswaardering door de rechter gaat, wordt aangelegd, is die van de redelijke mate van zekerheid. Als die mate van zekerheid er is dan kan worden geoordeeld dat het feit bewezen is. Dit oordeel zal, zoveel als mogelijk, moeten worden gemotiveerd.
4.7.
De kantonrechter overweegt dat hij aan de door zeven collega’s ondertekende verklaring van 5 december 2023 (bijlage 9 van het verzoekschrift) en aan de schriftelijke verklaringen onder bijlagen 1 en 2 van het verweerschrift niet de bewijswaarde toekent die Vitamin daaraan hecht wenst te zien. Van belang acht de kantonrechter dat deze verklaringen niet door de werknemers zelf lijken te zijn opgesteld. In al deze (in de Duitse taal opgestelde) verklaringen is namelijk hetzelfde lettertype gebruikt en de verklaringen komen in belangrijke mate woordelijk met elkaar overeen. Verder acht de kantonrechter van belang dat niet alle werknemers de (Duitse) taal (goed) beheersen en onder ogen moet worden gezien dat zij in dienst zijn van Vitamin en dus in afhankelijkheidsrelatie tot Vitamin staan. Een belangrijk deel van de verwijten heeft bovendien betrekking op de wijze waarop [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zijn taak als leidinggevende heeft uitgeoefend. De verklaringen houden onder meer in dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] (ongerechtvaardigd) onderscheid maakte bij de inwilliging of afwijzing van verlofaanvragen, dat hij zelf niet genoeg meehielp in het bedrijf, veel pauzes nam en dreigde met sancties. Als deze verklaringen al (tot zekere hoogte) de waarheid zouden behelzen kan daaruit niet zonder meer worden afgeleid dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] misbruik zou hebben gemaakt van zijn positie. Bovendien is niet gebleken dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op enig moment is aangesproken op zijn functioneren door Vitamin. Dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] met geweld zou hebben gedreigd als zijn aanwijzingen niet zouden worden opgevolgd, zoals in een aantal van de verklaringen staat, zou daar wel op duiden, maar deze is te algemeen verwoord om daaraan doorslaggevende betekenis toe te kennen.
4.8.
Voor de schriftelijke verklaring van [naam 1] ligt dit anders. Deze verklaring (weliswaar in hetzelfde lettertype als de andere verklaringen) behelst een persoonlijk relaas van de wijze waarop zij de samenwerking en de door haar gestelde (door [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] betwiste) affaire met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft ervaren. De bewoordingen duiden erop dat deze verklaring van haar zelf afkomstig is. De kantonrechter leidt dit af uit het taalgebruik (bijv. “Ich habe dann zu Herrn [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] gesagt, dass es jetzt aufhört und ich den ganzen Nonsens nicht mehr will…” of “da ist es aus mir rausgeplatzt”). De verklaring is uitgebreid en gedetailleerd.
4.9.
Met instemming van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is [naam 1] ter zitting als informant gehoord. In essentie heeft [naam 1] ter zitting verklaard dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] haar onder druk zette om een affaire aan te gaan en dat dit was begonnen in 2019 of 2020. Zij verklaarde dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] , nadat zij kenbaar had gemaakt hier niet meer voor open te staan, tijdelijk was gestopt met dit gedrag, maar zich vervolgens weer begon op te dringen. [naam 1] verklaarde dat, als zij zijn verzoeken afhield, hij dreigde haar te benadelen door haar vervelende klussen op te dragen of haar te benadelen bij het aanvragen van verlof, of, in het uiterste geval, ervoor te zorgen dat zij zou worden ontslagen. Verder heeft [naam 1] verklaard dit niet te hebben gemeld bij [naam directeur] , omdat ik zij zich schaamde, uit angst om ontslagen te worden, maar ook om het huwelijk van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] te beschermen. [naam 1] heeft verklaard de video-opname onder druk van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] te hebben gemaakt in de hoop dat hij haar met rust zou laten.
4.10.
Deze ter zitting afgelegde verklaring van [naam 1] komt in grote lijnen overeen met haar schriftelijke verklaring en vindt deels ook steun in de schriftelijke verklaring van [naam 2] van 8 februari 2023 (bijlage 3 bij het verzoekschrift).
4.11.
Verder heeft [naam 1] verklaard dat zij voorafgaand aan het opnemen van de videoboodschap (waarin zij heeft verklaard dat haar verklaring over de sexuele relatie onjuist en verzonnen was om [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zwart te maken) een audioboodschap had ingesproken (waarin zij heeft verklaard dat zij onder druk was gezet om op de hiervoor genoemde opname te vertellen dat haar affaire met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] een leugen was om hem zwart te maken).
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] betwijfelde de authenticiteit van dit audiobericht, meer in het bijzonder het moment van opname ervan, maar [naam 1] heeft ter zitting op het scherm van haar telefoon laten zien dat de audioboodschap is ingesproken op 24 maart 2022 om 14:13 uur. De videobooschap is diezelfde datum opgenomen om 14:55, hetgeen [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft erkend.
4.12.
De kantonrechter acht de verklaring van [naam 1] overtuigend. Deze is consistent, zij heeft zonder aarzelen verklaard en deze vindt, zoals gezegd, ten dele steun in de verklaring van [naam 2] . Op grond van de verklaring van [naam 1] kan met een redelijke mate van zekerheid worden vastgesteld dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] misbruik heeft gemaakt van zijn positie als chef magazijn.
4.13.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft in het verzoekschrift aangevoerd aan dat hij geen chef was op het moment dat de affaire in 2020 zou hebben gespeeld. De kantonrechter stelt vast dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] op dat moment inderdaad nog de functie magazijnmedewerker vervulde en er dus geen sprake was van een functionele afhankelijkheidsrelatie. De kantonrechter overweegt dat het verwijt aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] is gelegen in het feit dat hij is blijven aandringen op een affaire met [naam 1] , nadat zij tegen hem had gezegd dit niet meer te willen en daarmee is doorgegaan, ook nadat hij de functie chef magazijn met ingang van 1 augustus 2021 had verkregen.
4.14.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] voert verder aan dat er eind november 2020 een gesprek heeft plaatsgevonden met de toenmalige Lagerleiter [naam 3] en [naam 4] , de toenmalige manager, waarin [naam 1] zou hebben ontkend met [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] in een hotel te hebben geslapen. Om dezelfde reden als hiervoor is gezegd doet dit niet af aan het door Vitamin gestelde verwijtbare gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . Ook nadien is [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] immers blijven aandringen bij [naam 1] op het aangaan van een affaire. Verder heeft [naam 1] een verklaring gegeven voor haar ontkenning van de affaire op de opname; zij was bang dat de affaire ook haar arbeidsrechtelijk zou worden aangerekend en zij was er niet op uit om het huwelijk van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] te verstoren. Tot slot voert [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] aan dat [naam 1] leugens over hem heeft verspreid om zelf de functie chef magazijn te kunnen vervullen. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft deze stelling, die is weersproken door Vitamin, op geen enkele manier aannemelijk gemaakt. [naam 1] heeft verklaard dat zij op dit moment in de klantendienst werkzaam is en Vitamin heeft dit beaamd.
4.15.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] biedt aan om met getuigen te bewijzen dat andere werknemers door [naam directeur] onder druk zijn gezet. De kantonrechter heeft niet de indruk dat [naam 1] niet uit vrije wil heeft verklaard. Of andere werknemers onder druk zijn gezet doet in deze kwestie uiteindelijk niet ter zake.
4.16.
Het gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] kan worden gekwalificeerd als verwijtbaar handelen of nalaten. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] had zich er bewust van moeten zijn dat hij in de functie chef magazijn in een hiërarchische verhouding tot [naam 1] stond. Alleen al om die reden had [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] niet moeten blijven aandringen opnieuw een affaire met hem aan te gaan of intiem met hem te zijn. Door [naam 1] , uitgaande van de verklaring van [naam 1] , negatieve gevolgen in het vooruitzicht te stellen indien zij niet op zijn verzoeken in zou gaan, zelfs met ontslag te dreigen en haar onder druk te zetten een onjuiste verklaring af te leggen en op te nemen, heeft hij evident misbruik gemaakt van zijn functie als leidinggevende. Dit gedrag is zodanig dat het van de Vitamin niet kan worden gevergd de arbeidsovereenkomst te laten voortduren. Herplaatsing is dan ook niet aan de orde.
4.17.
Het ontbindingsverzoek zal dan ook worden toegewezen op grond van artikel 7:669 lid 3, aanhef en onder e, BW. De kantonrechter zal vervolgens beoordelen of het handelen of nalaten ook als ernstig verwijtbaar gekwalificeerd kan worden. Naar het oordeel van de kantonrechter is het onder druk zetten van een ondergeschikte, haar onder dreiging van negatieve gevolgen (het opdragen van vervelende klusjes, benadeling bij het aanvragen van verlof, dreigen om een ontslag te bewerkstelligen etc.) proberen aan te zetten een relatie aan te gaan of intiem te zijn, evident ernstig verwijtbaar gedrag. Als gevolg daarvan zal de arbeidsovereenkomst worden ontbonden. De kantonrechter zal de arbeidsovereenkomst gelet op het bepaalde in artikel 7:671b lid 9, aanhef en onder b BW, dan ook ontbinden op de kortst mogelijke termijn en wel met ingang van 8 maart 2024.
Geen verband ziekte
4.18.
Het verzoek houdt geen verband met de ziekte van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . Het bepaalde in artikel 7:671b lid 6 BW staat dan ook niet in de weg aan ontbinding van de arbeidsovereenkomst.
Geen billijke vergoeding en/of transitievergoeding
4.19.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] verzoekt om Vitamin te veroordelen tot betaling van een billijke vergoeding van € 75.000,- bruto omdat Vitamin ernstig verwijtbaar zou hebben gehandeld door [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ten onrechte op staande voet te ontslaan. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] baseert dit verzoek op artikel 7:671b lid 8 BW, maar de kantonrechter neemt aan dat [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] lid 9 aanhef en onder c BW van dat artikel bedoelt. In dit artikel wordt als voorwaarde aan de toekenning van een billijke vergoeding gesteld dat de ontbinding van de arbeidsovereenkomst het gevolg is van het ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever. Dit is hier echter niet geval; de ontbinding van de arbeidsovereenkomst is het gevolg van het verwijtbaar gedrag van [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] . Dat het ontslag op staande voet (op formele gronden) zal worden vernietigd, doet daar niet aan af. Het verzoek tot toekenning van een billijke vergoeding zal dan ook worden afgewezen.
4.20.
Zoals hiervoor is overwogen is sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten. [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] heeft dan ook ingevolge artikel 7:673 lid 7, aanhef en onder c, BW geen recht op een transitievergoeding.
4.21.
Vitamin verzoekt om vast te stellen dat zij geen billijke vergoeding verschuldigd is omdat geen sprake is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door Vitamin als bedoeld in artikel 7:671 lid 9 aanhef en onder c BW. Zoals hiervoor is overwogen onder r.o. 4.19 is van zodanig ernstig verwijtbaar handelen of nalaten geen sprake.
Proceskosten
4.22.
[verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van Vitamin, tot heden begroot op € 814,-. Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 rov. 2.3.)

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
vernietigt het door Vitamin op 28 december 2023 gegeven ontslag op staande voet;
5.2.
veroordeelt Vitamin aan [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] het overeengekomen loon van € 4.320,- bruto per maand te betalen tot 8 maart 2024, althans 70% daarvan bij ziekte, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit loon en de wettelijke verhoging overeenkomstig artikel 7:625 BW;
5.3.
ontbindt de arbeidsovereenkomst met ingang van 8 maart 2024 op de redelijke grond in artikel 7:669 lid 3 onder e BW;
5.4.
stelt vast dat Vitamin geen transitievergoeding verschuldigd is, vanwege ernstig verwijtbaar handelen of nalaten door [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] ;
5.5.
stelt vast dat Vitamin geen billijke vergoeding verschuldigd is, omdat zij niet ernstig verwijtbaar heeft gehandeld of nagelaten als bedoeld in artikel 7:671b lid 9 onder c BW;
5.6.
veroordeelt [verzoeker, verweerder in het tegenverzoek] tot betaling van de kosten van deze procedure, aan de zijde van Vitamin tot op heden bepaald op € 814,- aan salaris gemachtigde;
5.7.
verklaart de onderdelen 5.2 en 5.6 van deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
5.8.
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.P.J. Quaedackers en is in het openbaar uitgesproken.
BM