In deze zaak vorderen de eisers, bestaande uit twee verhuurders, ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van de door de gedaagden gehuurde woning. De gedaagden, een vader en zoon, hebben een aanzienlijke huurachterstand opgebouwd van € 12.816,67 op het moment van de mondelinge behandeling. De huurovereenkomst bevat bepalingen over boetes bij niet-nakoming van verplichtingen, waaronder het niet tijdig betalen van huur en het aanbrengen van veranderingen aan het gehuurde zonder toestemming van de verhuurder. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagden tekort zijn geschoten in hun verplichtingen, wat leidt tot de ontbinding van de huurovereenkomst. De rechter oordeelt dat de huurachterstand van meer dan drie maanden voldoende is om de overeenkomst te ontbinden. De gedaagden hebben niet betwist dat zij in gebreke zijn gebleven met de huurbetalingen en hebben ook geen verweer gevoerd tegen de vordering tot ontruiming. De kantonrechter heeft de gedaagden veroordeeld tot ontruiming van de woning binnen veertien dagen en tot betaling van de huurachterstand, de huurtermijnen en de niet-betaalde borgsom. Daarnaast zijn de gedaagden veroordeeld tot het verwijderen van een zonder toestemming aangebrachte wasmachineaansluiting en zijn de proceskosten aan de zijde van de eisers toegewezen.