Uitspraak
WONINGSTICHTING HEEMWONEN,
Rechtbank Limburg
In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 8 april 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen de stichting Woningstichting Heemwonen en een gedaagde huurder. Heemwonen vorderde toegang tot het gehuurde pand voor noodzakelijke onderhoudswerkzaamheden, waaronder het onderhoud van de cv-ketel en het vervangen van een toilet. De gedaagde had sinds 2016 geen medewerking verleend aan het onderhoud en had ook niet gereageerd op eerdere verzoeken van Heemwonen. De kantonrechter oordeelde dat de werkzaamheden dringend waren en dat de gedaagde op grond van artikel 7:220 lid 1 BW en de huurovereenkomst verplicht was om medewerking te verlenen. De rechter stelde vast dat de gedaagde geen inhoudelijk verweer had gevoerd en dat hij zelf had aangegeven dat hij bereid was om mee te werken aan de noodzakelijke werkzaamheden. De kantonrechter oordeelde dat er sprake was van een spoedeisend belang en dat de vorderingen van Heemwonen in een bodemprocedure een grote kans van slagen hadden. Daarom werd de gedaagde veroordeeld om binnen veertien dagen toegang te verlenen tot het gehuurde en om tijdelijk en gedeeltelijk te ontruimen indien nodig. Tevens werd de gedaagde veroordeeld tot betaling van de proceskosten.