ECLI:NL:RBLIM:2024:2506

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 mei 2024
Publicatiedatum
16 mei 2024
Zaaknummer
11040617 CV EXPL 24-1844
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Burengeschil over hemelwaterafvoer en schadevergoeding

In deze zaak, die zich afspeelt in Maastricht, betreft het een kort geding tussen twee buren over de afvoer van hemelwater en de daaruit voortvloeiende schade. De eiser, wonend aan [adres 1], heeft de gedaagden, wonend aan [adres 2], aangeklaagd vanwege vochtschade die is ontstaan door een defecte gezamenlijke hemelwaterafvoer. De eiser vordert dat de gedaagden maatregelen nemen om de wateroverlast te verhelpen, waaronder het verwijderen van dakpannen en het inschakelen van een vakkundig bedrijf voor herstelwerkzaamheden. De gedaagden hebben verweer gevoerd en in reconventie vorderen zij dat de eiser medewerking verleent aan het herstel en bijdraagt in de kosten.

De kantonrechter heeft de procedure beoordeeld en vastgesteld dat er sprake is van een spoedeisend belang bij beide partijen, gezien de vochtproblemen die zij ondervinden. De rechter heeft echter geoordeeld dat de vorderingen van de eiser in conventie niet toewijsbaar zijn, omdat hij niet voldoende heeft aangetoond dat de gedaagden in gebreke zijn gebleven. In reconventie heeft de rechter de gedaagden in het gelijk gesteld en de eiser veroordeeld tot medewerking aan het herstel van de hemelwaterafvoer en bij te dragen in de kosten. De rechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval de eiser in gebreke blijft.

De uitspraak is gedaan op 7 mei 2024 door kantonrechter R.H.J. Otto, die de proceskosten heeft toegewezen aan de gedaagden. De vorderingen van de eiser zijn afgewezen, terwijl de gedaagden in hun vorderingen zijn toegewezen, met een maximum aan de dwangsom.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Maastricht
Zaaknummer: 11040617 CV EXPL 24-1844
Vonnis in kort geding van 7 mei 2024
in de zaak van
[eiser],
wonend te [woonplaats] ,
eisende partij,
procederend in persoon,
tegen

1.[gedaagde sub 1] ,2. [gedaagde sub 2] ,

beiden wonend te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
gemachtigde: mr. M.C.W. Spoelstra.
Partijen worden hierna [eiser] en [gedaagde] (gezamenlijk in mannelijk enkelvoud) genoemd.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 10
- de conclusie van antwoord met producties 1 tot en met 6
- de op 26 april 2024 overgelegde producties 11 tot en met 19 van [eiser]
- de mondelinge behandeling van 29 april 2024 onder overlegging van een akte tot vermeerdering van eis aan de zijde van [eiser]
- de spreekaantekeningen aan de zijde van [eiser] .
1.2.
Nu [gedaagde] inhoudelijk heeft gereageerd op de gewijzigde eis van [eiser] , laat de kantonrechter deze toe. [gedaagde] is immers niet in haar procesbelang geschaad, doordat zij inhoudelijk verweer heeft kunnen voeren.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Partijen zijn buren van elkaar en wonen in een drie onder één kap woning aan de [adres 1] (de heer [eiser] ) en [adres 2] ( [gedaagde] ) te [woonplaats] .
2.2.
Afgelopen winter is de hemelwaterafvoer aan de achterzijde van de woningen afgebroken waardoor aan de woningen van partijen vochtschade is ontstaan.
2.3.
Bij e-mail van 24 januari 2024 van [gedaagde] aan [eiser] is vermeld, voor zover van belang:
“Hoi [eiser] ,
Onlangs hebben wij geconstateerd dat de gezamenlijke hemelwaterafvoer achterom aan jou huis defect is. Graag zouden wij samen met jou willen overleggen hoe wij dit probleem gezamenlijk kunnen oplossen en hoe wij dit financieel gezamenlijk kunnen regelen.
Wij verzoeken je dan ook vriendelijk om binnen twee weken contact met mij op te nemen, zodat wij gezamenlijk kunnen kijken naar een passende oplossing.”(…)
2.4.
Op 10 april 2024 heeft [gedaagde] een offerte ontvangen van [naam VOF] . tot herstel van de hemelwaterafvoer (productie 4 bij antwoord).
2.5.
Tot op heden verschillen partijen van mening over het oplossen van deze situatie.

3.Het geschil

In conventie
3.1.
[eiser] vordert – samengevat en na wijziging van eis ter gelegenheid van de mondelinge behandeling – dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad
[gedaagde] veroordeelt tot:
  • het treffen van maatregelen al dan niet tijdelijk, tegen het kletteren van het water tegen de gevel van beide partijen, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
  • het verwijderen van de dakpan en geen handelingen meer te verrichten die het regenwater van het perceel van [gedaagde] naar het perceel van [eiser] leiden, binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
  • het in laten voegen van de omschreven loodlap op juiste wijze door een vakkundig bedrijf, in ieder geval uitdrukkelijk niet door [naam VOF] , binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis,
  • vorenstaande onder oplegging van een dwangsom ex artikel 611a Rv, ten bedrage van € 500,- per dag voor iedere dag waarbij een gedeelte van een dag als gehele dag heeft te gelden, indien [gedaagde] in gebreke blijft, met een maximum van € 25.000,-,
  • betaling van de proces- en nakosten.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover hier van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4.
[gedaagde] vordert – samengevat – dat de kantonrechter, bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad [eiser] veroordeelt tot het verlenen van medewerking en voor de helft in de kosten bij te dragen aan herstel van de gezamenlijke hemelwaterafvoer en zijn perceel open te houden voor alle noodzakelijke werkzaamheden op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag althans een in redelijkheid vast te stellen bedrag voor elke dag of gedeelte van een dag dat [eiser] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 30.000,- althans een in redelijkheid vast te stellen bedrag, met veroordeling van [eiser] in de proces- en nakosten.
3.5.
[eiser] voert verweer.
3.6.
Op de stellingen van partijen wordt, voor zover hier van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

In conventie en reconventie
4.1.
Gelet op de samenhang tussen de vorderingen in conventie en in reconventie zullen deze hierna zo veel mogelijk gezamenlijk worden beoordeeld.
Absolute competentie
4.2.
Voorzover [gedaagde] stelt dat de kantonrechter niet bevoegd zou zijn om op het gevorderde te beslissen ingevolge artikel 93 aanhef onder a en b van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, overweegt de kantonrechter dat voldoende duidelijke aanwijzingen bestaan dat de vorderingen geen hogere waarde vertegenwoordigen dan € 25.000,-. De kantonrechter is dus bevoegd om van de vorderingen kennis is nemen.
De dagvaarding
4.3.
[gedaagde] beroept zich op een fout in de aanzegging van de dagvaarding, inhoudende de passage, voor zover van belang geciteerd:
“Als gedaagden van deze mogelijkheid tot indiening van een schriftelijk antwoord gebruik willen maken, zij er zorg voor dienen te dragen dat dit antwoord met alle eventuele bijlagen tenminste drie dagen voor de voormelde zittingsdatum zowel ter griffie van de kamer voor kantonzaken als bij de wederpartij wordt bezorgd.”
4.4.
[eiser] erkent dat dit een omissie betreft. De kantonrechter overweegt dat aangezien noch is gesteld noch is gebleken dat [gedaagde] hierdoor in zijn procesbelang is geschaad hieraan geen consequenties worden verbonden.
Toetsingskader
4.5.
Het gaat hier om een in kort geding gevorderde voorlopige voorziening. De kantonrechter moet daarom eerst beoordelen of [eiser] in conventie en [gedaagde] in reconventie ten tijde van dit vonnis bij die voorziening een spoedeisend belang hebben. Daarnaast geldt dat de rechter in dit kort geding moet beoordelen of de vorderingen in de bodemprocedure een zodanige kans van slagen hebben, dat vooruitlopend daarop toewijzing van de voorlopige voorziening gerechtvaardigd is. Als uitgangspunt geldt bovendien dat in deze procedure geen plaats is voor bewijslevering.
Spoedeisendheid
4.6.
De kantonrechter overweegt dat uit de door beide partijen gestelde vochtproblemen aan hun beider woningen door gebrek aan een deugdelijke hemelwaterafvoer aan de achterzijde van hun woningen, het spoedeisend belang bij de door hun gevorderde voorzieningen is gegeven.
4.7.
Voor zover [eiser] aanvoert dat [gedaagde] geen spoedeisend belang heeft bij hetgeen hij in reconventie vordert wegens het door [gedaagde] niet stellen van feiten en omstandigheden van financieel onvermogen waardoor hij niet in staat zou zijn de offerte van [naam VOF] . in het geheel te voldoen, en [eiser] aldus voor de helft zou moeten bijdragen, houdt dit geen stand bij gebrek aan belang aan de zijde van [eiser] .
Erfdienstbaarheid
4.8.
Partijen verschillen van mening over de vraag of een erfdienstbaarheid van hemelwaterafvoer bestaat aan de achterzijde van de woningen van partijen op grond van een door [gedaagde] overgelegde akte van levering dan wel op grond van (verkrijgende) verjaring en zo ja, de vraag in hoeverre een redelijk belang bestaat in het kader van een eventuele opheffing.
4.9.
In het kader van dit kort geding kan ten gronde niet worden beoordeeld of op grond van de door [gedaagde] overgelegde leveringsakte dan wel op grond van (verkrijgende) verjaring een erfdienstbaarheid van hemelwaterafvoer bestaat. Dat vereist namelijk bewijslevering door [gedaagde] , als degene die een beroep doet op het bevrijdend verweer dat sprake is van (verkrijgende) verjaring. Dat bewijs kan enkel worden geleverd in een bodemzaak, die reeds aanhangig is, nu bewijslevering het bestek van een kort geding te buiten gaat. In het verlengde daarvan en vooruitlopend op de bodemprocedure is thans de door [eiser] gestelde onrechtmatige toestand als bedoeld in artikel 5:52 BW, dan wel een onrechtmatige daad op grond van 6:162 BW, in elk geval niet voldoende aannemelijk.
Schadebeperking
4.10.
Voor het thans treffen van een maatregel zou hoogstens plaats kunnen zijn als aannemelijk zou zijn dat [gedaagde] als gevolg van de gebrekkige hemelwaterafvoerconstructie ernstige wateroverlast ondervindt, hierdoor schade lijdt en zal lijden, zodat sprake is van een onhoudbare situatie die onmiddellijk ingrijpen vereist. [gedaagde] heeft daartoe gemotiveerd gesteld dat hij veel waterschade heeft in de keuken en aanbouw. Bij regenval klettert het water langs zijn gevel en aanbouw hetgeen leidt tot vochtschade en schimmelvorming. Ook [eiser] heeft aangevoerd dat het vochtprobleem ernstig is aangezien zijn gevel reeds nat aanvoelt en hij vreest voor steeds verder doortrekkend vocht en algengroei. In het kader van de schadebeperkingsplicht stelt [gedaagde] een offerte te hebben aangevraagd bij [naam VOF] ., die onder andere loodgieterswerk verricht. [eiser] heeft echter medewerking tot het verrichten van herstelwerkzaamheden aan de afgebroken hemelwaterafvoer geweigerd, door een medewerker van [naam VOF] geen toegang tot zijn perceel te verschaffen tot beoordeling van de te verrichten werkzaamheden. Sterker nog, [eiser] heeft tijdens de mondelinge behandeling nadrukkelijk gesteld geen enkele medewerking te willen verlenen tot herstel van de oorspronkelijke afwatering. Ook op de e-mail van [gedaagde] waarin hij voorstelt om in een gezamenlijk overleg tot een oplossing te komen is door [eiser] niet gereageerd. Kortom op grond hiervan handelt [eiser] in strijd met artikel 5:56 BW.
4.11.
Het voorgaande leidt ertoe dat de vordering in conventie wordt afgewezen en de vordering in reconventie wordt toegewezen, voor zover inhoudende dat [eiser] medewerking dient te verlenen en voor de helft in de kosten bij zal dragen aan herstel van de hemelwaterafvoer (conform offerte [naam VOF] . ad € 500,- bruto) en toegang tot zijn perceel verschaft tot het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden door (medewerkers van) [naam VOF] ., een en ander nadat [gedaagde] [eiser] tijdig in kennis heeft gesteld van de daartoe gemaakte afspraak met [naam VOF] . De in reconventie gevorderde dwangsom wordt beperkt en gemaximeerd toegewezen.
4.12.
Voorts is de kantonrechter van oordeel dat [eiser] de hoogte van de door de [naam VOF] . opgestelde offerte tot uitvoering van herstelwerkzaamheden aan de hemelwaterafvoer niet gemotiveerd heeft betwist, aangezien hij niets heeft ingebracht om zijn verweer te onderbouwen, waardoor hieraan voorbij wordt gegaan. Hetzelfde heeft te gelden ten aanzien van het door [eiser] aangevoerde dat [naam VOF] . onrechtmatig zou handelen.
4.13.
[eiser] wordt in conventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op € 814,- aan salaris gemachtigde.
4.14.
[eiser] is ook in reconventie in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten betalen. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op ½ x € 814,- aan salaris gemachtigde (het salaris wordt gehalveerd omdat de reconventionele vordering in hoofdzaak voortvloeit uit het verweer in reconventie).
4.15.
Bij een separate veroordeling in de nakosten bestaat geen belang nu de proceskostenveroordeling die kosten omvat (HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853 rov 2.3).

5.De beslissing

De kantonrechter
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen van [eiser] af,
5.2.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [gedaagde] vastgesteld op € 814,00,
in reconventie
5.3.
veroordeelt [eiser] tot het verlenen van medewerking en voor de helft in de kosten bij te dragen aan herstel van de hemelwaterafvoer (conform offerte [naam VOF] . ad € 500,- bruto totaal) en toegang tot zijn perceel te verschaffen tot het verrichten van de noodzakelijke werkzaamheden door (medewerkers van) [naam VOF] ., een en ander nadat [gedaagde] [eiser] tijdig in kennis heeft gesteld van de daartoe gemaakte afspraak met [naam VOF] . op straffe van een dwangsom van € 500,- per dag of gedeelte van een dag dat [eiser] na betekening van dit vonnis in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen met een maximum van € 5.000,-
5.4.
veroordeelt [eiser] in de proceskosten van € 407,00,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.J. Otto en in het openbaar uitgesproken op .. mei 2024
Type: LS