ECLI:NL:RBLIM:2024:2976

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
3 juni 2024
Publicatiedatum
3 juni 2024
Zaaknummer
ROE 24/2251
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing voorlopige voorziening in verband met openbaarmaking van persoonsgegevens uit beeldmateriaal

Op 3 juni 2024 heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Limburg uitspraak gedaan in een zaak betreffende een verzoek om voorlopige voorziening. Verzoeker, die gegevens en beeldmateriaal had verstrekt aan het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, verzocht om schorsing van het besluit tot openbaarmaking van deze gegevens op grond van de Wet open overheid (Woo). Verzoeker stelde dat het beeldmateriaal persoonsgegevens bevatte die herleidbaar zijn tot de auteur van het materiaal, en dat openbaarmaking een ernstige inbreuk op de privacy van deze auteur zou betekenen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er sprake was van 'onverwijlde spoed' en dat openbaarmaking van de gegevens onomkeerbare gevolgen zou hebben. De voorzieningenrechter wees het verzoek toe en schorste het besluit van 8 maart 2024 tot zes weken na de bekendmaking van de beslissing op bezwaar. De voorzieningenrechter benadrukte dat de bescherming van persoonsgegevens en de persoonlijke levenssfeer zwaarwegende belangen zijn die in dit geval zwaarder wogen dan het belang van openbaarmaking. De uitspraak houdt in dat het college het griffierecht aan verzoeker moet vergoeden, maar dat er geen proceskosten voor vergoeding in aanmerking komen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 24/2251

uitspraak van de voorzieningenrechter van 3 juni 2024 in de zaak tussen

[naam] , uit [woonplaats] , verzoeker

en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Venlo, het college

(gemachtigde: mr. E.P.B. Moors).
Als
derde-partijneemt aan de zaak deel:
[naam]uit [vestigingsplaats] ,
(gemachtigde: mr. S.R.P. Bastiaans).

Inleiding

Waar gaat deze zaak over?
1. Verzoeker heeft aan het college gegevens (beeldmateriaal) verstrekt dat afkomstig is van een andere persoon (de auteur). Er is veel aandacht in de media geweest over de verstrekte gegevens vanwege mogelijke verontreiniging door [naam] . [naam] heeft op 18 december 2023 het college verzocht om openbaarmaking van gegevens op grond van de Wet open overheid (Woo). Het gaat om al het videomateriaal, geluidsopnames en foto’s over de bedrijfsvoering van [naam] , zoals bij het college aangeleverd door verzoeker (niet uitsluitend) en alle correspondentie tussen de gemeente en (medewerkers van) dagblad NRC over de bedrijfsvoering van [naam] en publicaties daarover.
2. Verweerder heeft besloten beeldmateriaal dat afkomstig is van verzoeker (foto’s en video’s) gedeeltelijk openbaar te maken. Verzoeker wil niet dat [naam] (hierna: de derde-partij) deze stukken krijgt. Hij heeft de auteur van het beeldmateriaal beloofd dat dit niet aan derden verstrekt wordt. De auteur van het beeldmateriaal wil anoniem blijven.
3. Verzoeker heeft daarom bezwaar gemaakt tegen de openbaarmaking (het besluit van 8 maart 2024) en tegelijkertijd een voorlopige voorziening ingediend bij de rechtbank om ervoor te zorgen dat de stukken nog niet openbaar worden gemaakt. In deze uitspraak beslist de voorzieningenrechter op het verzoek om een voorlopige voorziening van verzoeker gericht tegen het verstrekken van beeldmateriaal (foto’s en films) door het college aan de derde-partij.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

4. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe. Dat betekent dat de stukken (nog) niet openbaargemaakt mogen worden. Hierna legt de voorzieningenrechter uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventueel) bodemgeding niet.
Is er een spoedeisend belang?
5. De voorzieningenrechter treft alleen een voorlopige voorziening als “onverwijlde spoed” dat vereist. [1]
5.1.
Verzoeker heeft over de spoedeisendheid naar voren gebracht dat de auteur van het beeldmateriaal en verzoeker geen toestemming geven om de stukken openbaar te maken. Verzoeker heeft de afspraak en toezegging gedaan aan de auteur van het beeldmateriaal dat verzoeker hem volledige bescherming bood en dat het beeldmateriaal alleen ter beschikking gesteld werd aan degene waarmee de auteur akkoord is gegaan. Deze auteur geeft nu geen toestemming. Omdat het college het beeldmateriaal ter beschikking wil stellen aan de derde-partij kan verzoeker ongewild zijn volledige bescherming aan de auteur niet garanderen, wat hij als een ernstige inbreuk van vertrouwen beschouwt waar niemand mee gediend is.
5.2.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker aannemelijk heeft gemaakt dat en waarom hij niet kan wachten tot het college een beslissing op het bezwaar heeft genomen. Bij uitvoering van het bestreden besluit ontstaan er onomkeerbare gevolgen. Als de stukken openbaar gemaakt zijn, kan dat niet ongedaan worden gemaakt. Er is daarom sprake van ‘onverwijlde spoed’.
Wat heeft verzoeker aangevoerd tegen de openbaarmaking?
6. Verzoeker heeft naar voren gebracht dat hij bezwaar maakt tegen het voornemen om het beeldmateriaal openbaar te maken omdat de auteur van het beeldmateriaal verzoeker geen toestemming geeft om dit verder te verspreiden dan aan het college. Het beeldmateriaal is verzoeker vertrouwelijk ter beschikking gesteld. Verzoeker heeft gewezen op artikel 5.1., onder c en onder e van de Woo. Verzoeker heeft erop gewezen dat op de foto’s op pagina 12-16 spoelinstructies staan waarop rechtsboven van deze spoelinstructies een QR-code en een unieke cijfercode staan op basis waarvan is te achterhalen welke medewerker verantwoordelijk was voor deze reiniging en daarmee mogelijk de bron van deze foto’s kan worden achterhaald. Verzoeker heeft verder gesteld dat hetzelfde geldt voor de informatie linksboven op de spoelinstructies (container number, our reference, ticket number, printed on, lane, driver, license plaat, repair/storage) en daar staan bovendien persoonsgegevens (onder ‘driver’). Verzoeker verzoekt om die informatie niet vrij te geven [2] omdat deze informatie is terug te voeren op personen ter bescherming van hun persoonlijke levenssfeer. Ook de filmpjes hebben een bestandsnaam met een precieze datum en tijdstip en ook dit is informatie die terug is te voeren op personen. [3]
Verzoeker doet subsidiair een beroep op de Wet bescherming klokkenluiders.
7. De relevante regelgeving is als bijlage gevoegd bij deze uitspraak.
Hoe komt de voorzieningenrechter tot haar oordeel?
8. De voorzieningenrechter wijst er allereerst op dat deze voorlopige voorzieningenprocedure ziet op het al dan niet treffen van een voorlopige maatregel die noodzakelijk is in afwachting van een bodembeslissing. Afwijzing van een verzoek om voorlopige voorziening in een zaak waarin besloten is tot openbaarmaking van bepaalde stukken, heeft naar haar aard geen voorlopige, maar een definitieve, onomkeerbare strekking. Afwijzing van het verzoek zou in dit geval namelijk inhouden dat het college het beeldmateriaal aan de derde-partij gaat verstrekken. Verzoeker kan dan met het door hem ingestelde bezwaar niet meer bereiken wat hij wil. Openbaarmaking kan op een later moment feitelijk niet meer ongedaan worden gemaakt. Daarom is de voorzieningenrechter over het algemeen zeer terughoudend met het niet treffen van een voorlopige voorziening in dit soort zaken. Alleen als zonder enige twijfel kan worden gezegd dat documenten openbaar moeten worden gemaakt, kan er aanleiding zijn om de voorlopige voorziening af te wijzen.
9. Ter zitting is gebleken dat het verstrekte beeldmateriaal zoals dat door het college aan de voorzieningenrechter is aangeleverd (nog) niet geanonimiseerd was. Het college heeft na de zitting de voorzieningenrechter een aantal foto’s met weggelakte gedeelten toegezonden zoals het college deze wil gaan verstrekken aan de derde-partij.
10. De voorzieningenrechter begrijpt dat verzoekers bezwaar tegen het verstrekken van het beeldmateriaal aan de derde-partij in overwegende mate is gebaseerd op het bepaalde in artikel 5.1., tweede lid, aanhef en onder e, van de Woo. Dat artikel bepaalt dat het openbaar maken van informatie eveneens achterwege blijft voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer. Voor de toepasselijkheid van deze uitzonderingsgrond is relevant of informatie herleidbaar is tot een natuurlijke persoon. Dat is het geval wanneer informatie op zichzelf en in combinatie met andere informatie zonder onevenredige inspanning te herleiden is tot een persoon. [4] Informatie kan zowel direct als indirect herleidbaar zijn. Bij de beoordeling of sprake is van indirecte herleidbaarheid tot een persoon, kan een rol spelen of het unieke details betreft binnen het geheel van omstandigheden waarin de identificeerbare persoon verkeert of heeft verkeerd, dan wel of het een samenstel van gegevens betreft dat onmiskenbaar naar die persoon verwijst. [5] Volgens de memorie van toelichting op de Woo valt de geheimhouding van de identiteit van klokkenluiders onder de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. [6]
11. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening toe te wijzen. Zoals verzoeker heeft aangevoerd zijn op een aantal foto’s van de spoelinstructies QR-codes te zien. Ook valt uit de bestandsnamen te herleiden op welk moment de filmpjes zijn gemaakt. Verder heeft verzoeker gewezen op de informatie linksboven op de spoelinstructies. De voorzieningenrechter overweegt dat in deze informatie wel een deel van de persoonsgegevens is weggelakt (‘driver’ en ‘license plate’), maar dat er nog gegevens overblijven (‘customer’ en ‘container number’ ‘our reference’en ‘ticketnumber’).
12. De voorzieningenrechter is van oordeel dat verzoeker voldoende heeft toegelicht op welke manier persoonsgegevens uit de documenten zijn te herleiden. De voorzieningenrechter sluit niet uit dat het op basis van het beeldmateriaal dat het college openbaar wil maken mogelijk is de auteur van het beeldmateriaal te achterhalen.
13. Het college heeft aangevoerd dat het niet zeker is dat de QR-codes kunnen worden uitgelezen. Daarmee staat naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet vast dat het niet mogelijk is. Het college heeft verder aangevoerd dat de bestandsnamen van de filmpjes eventueel zijn te wijzigen. Ter zitting heeft de gemachtigde van het college aangegeven het niet zeker te weten of na het wijzigen van de bestandsnamen de oorspronkelijke bestandsnamen nog te achterhalen zijn. De voorzieningenrechter kan daardoor niet uitsluiten of door middel van foto’s en filmpjes kan worden achterhaald wie de bron is en daardoor persoonsgegevens kunnen worden achterhaald. Bovendien zijn de bestandsnamen in de stukken, zoals verweerder heeft besloten openbaar te maken, nog zichtbaar.
14. Het college heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat artikel 5.1., tweede lid, aanhef en onder c, van de Woo, waarin de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer wordt geregeld, niet zover strekt dat verzoeker zich niet ten behoeve van zijn eigen belang, maar ten behoeve van het belang van de eerbiediging van persoonlijke levenssfeer van een derde, de auteur, hierop kan beroepen. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om het college in die stelling te volgen omdat voor de toepasselijkheid van deze uitzonderingsgrond relevant is of informatie herleidbaar is tot een natuurlijke persoon. Dit hoeft niet alleen informatie over verzoeker te zijn, maar kan ook om informatie over andere personen gaan. Overigens is tussen partijen niet in geschil dat verzoeker een belang heeft bij deze procedure omdat hij de gegevens aan het college heeft doen toekomen met het verzoek deze vertrouwelijk te behandelen.
15. Verzoeker heeft aangegeven geen toestemming te hebben van de auteur om het beeldmateriaal aan anderen dan alleen het college te verstrekken. Het college heeft in het verweerschrift aangegeven dat niet is gebleken dat de auteur van verzoeker zich verzet tegen openbaarmaking van de informatie. De voorzieningenrechter ziet geen aanleiding om te twijfelen aan verzoekers stelling dat hij geen toestemming heeft van de auteur omdat verzoeker niet, zonder de identiteit van de auteur te onthullen, kan bewijzen dat die zich verzet tegen openbaarmaking. De auteur kan geen zelfstandig bezwaar maken tegen de openbaarmaking omdat anders zijn identiteit bekend zou worden.
16. De gemachtigde van de derde-partij heeft ter zitting de voorzieningenrechter gevraagd om in de uitspraak per document aan te geven of dit al dan niet openbaar gemaakt kan worden. Zoals de voorzieningenrechter al in ro.6 heeft aangegeven wil de voorzieningenrechter voorzichtig zijn met het afwijzen van het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening omdat de gevolgen van het openbaarmaken van gegevens niet ongedaan kunnen worden gemaakt. De voorzieningenrechter heeft verzoeker en het college ter zitting meegegeven dat verzoeker de bezwaarprocedure kan gebruiken om per document aan te geven bij het college waaruit de persoonsgegevens herleid kunnen worden. De voorzieningenrechter heeft ook aangegeven dat de wens van verzoeker om helemaal niets openbaar te maken niet haalbaar is gelet op het uitgangspunt van de Woo om zoveel mogelijk transparantie en bekendmaking van gegevens te waarborgen. Verzoeker en het college kunnen de bezwaarprocedure gebruiken om te bespreken welke stukken wel openbaar gemaakt kunnen worden en welke (delen van) stukken niet. De voorzieningenrechter ziet, gelet het voorgaande, geen aanleiding om op dit moment van de procedure een deel van de stukken wel al openbaar te laten maken.
Conclusie en gevolgen
17. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en treft de voorlopige voorziening dat het besluit van 8 maart 2024 is geschorst tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar.
18. Omdat de voorzieningenrechter het verzoek toewijst moet het college het griffierecht aan verzoeker vergoeden. Er zijn geen voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten.

Beslissing

De voorzieningenrechter:
- schorst het primaire besluit tot zes weken na bekendmaking van de beslissing op bezwaar;
- bepaalt dat het college het griffierecht van € 187,- aan verzoeker moet vergoeden.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 3 juni 2024.
griffier
voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 3 juni 2024.

Tegen deze uitspraak staat geen hoger beroep of verzet open.

Bijlage

Woo

Artikel 4.1 Verzoek

1. Eenieder kan een verzoek om publieke informatie richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. In het laatste geval beslist het verantwoordelijke bestuursorgaan op het verzoek.
(..)
3.De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
(…)
Artikel 4.4. Termijn
(…)
5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daartegen heeft, in welk geval de informatie wordt verstrekt twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Indien wordt verzocht om een voorlopige voorziening als bedoeld in artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht, wordt de openbaarmaking opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken.
6. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken die rechtstreeks betrekking heeft op een derde of die van een derde afkomstig is, deelt het bestuursorgaan dit besluit gelijktijdig mede aan deze derde.
Artikel 5.1. Uitzonderingen
1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
(…)
c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;
(…)
e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
(…)
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.
6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.
7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.
Artikel 5.5. Verstrekking van informatie die de verzoeker betreft
1. Onverminderd het elders bij wet bepaalde, verstrekt een bestuursorgaan iedere natuurlijke of rechtspersoon op diens verzoek de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie, tenzij een in artikel 5.1, eerste lid, onderdelen a, b en c, alsmede d en e, voor zover betrekking hebbend op derden, genoemd belang aan de orde is of een in artikel 5.1, tweede of vijfde lid, of artikel 5.2 genoemd belang zwaarder weegt dan het belang van de verzoeker bij toegang tot op hem betrekking hebbende informatie. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document, waarover hij informatie wenst te ontvangen

Voetnoten

1.Artikel 8:81, eerste lid, van de Awb.
2.Op grond van artikel 5.1., tweede lid, onder c en e en derde lid onder 5, van de Woo.
3.Op grond van artikel 5.1, tweede lid, onder e, van de Woo.
4.Zie een uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 30 september 2009, ECCLI:NL:RVS:2009:BJ8937 en een uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland 28 mei 2019, ECLI:NL:RBNHO:2019:4520.
5.Uitspraak van de ABRvS van 24 november 2021, ECLI:NL:RVS:2021:2622.
6.Bijlage bij Kamerstukken I 2021/22, 33328, AB, p. 90.