In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, gedateerd 28 mei 2019, staat de openbaarmaking van documenten met betrekking tot nevenfuncties van gemeenteambtenaren centraal. Eiser heeft op basis van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) verzocht om openbaarmaking van documenten die betrekking hebben op nevenactiviteiten van bestuurders en gemeentemedewerkers van de gemeente Haarlem, inclusief familieleden of partners die werkzaam zijn bij de gemeente. Het primaire besluit van 10 april 2017 weigerde de openbaarmaking van bepaalde documenten, met als argument dat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zwaarder weegt dan het belang van openbaarheid. In de bezwaarfase heeft verweerder enkele lijsten met nevenfuncties gedeeltelijk openbaar gemaakt, maar het bezwaar van eiser werd voor een deel ongegrond verklaard.
Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit van 29 maart 2018, waarin verweerder het bezwaar gedeeltelijk gegrond verklaarde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting geschorst om verweerder de gelegenheid te geven om de openbaarmaking van alle relevante documenten te heroverwegen. Na een aantal correspondenties tussen partijen, heeft de rechtbank vastgesteld dat het bestreden besluit niet voldoende gemotiveerd was en dat de weigering om bepaalde gegevens openbaar te maken, niet op een deugdelijke manier was onderbouwd.
De rechtbank heeft geoordeeld dat verweerder niet aannemelijk heeft gemaakt dat de openbaarmaking van de nevenfuncties zou leiden tot herleidbaarheid naar de betrokken ambtenaren. De rechtbank heeft het bestreden besluit en het gewijzigde bestreden besluit vernietigd en verweerder opgedragen om een nieuw besluit te nemen, waarbij de belangen van openbaarheid en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer opnieuw tegen elkaar moeten worden afgewogen. Tevens is bepaald dat het door eiser betaalde griffierecht vergoed moet worden.