ECLI:NL:RBLIM:2024:3636

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
21 juni 2024
Publicatiedatum
21 juni 2024
Zaaknummer
ROE 22/1163
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van spoedeisende bestuursdwang bij sluiting sportcentrum wegens overtreding coronamaatregelen

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedaan op 21 juni 2024, wordt het beroep van eisers tegen de spoedeisende bestuursdwang van de burgemeester van de gemeente Echt-Susteren beoordeeld. De zaak betreft de sluiting van een sportcentrum voor de duur van twee weken, opgelegd op 3 december 2021, vanwege overtredingen van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19. De rechtbank oordeelt dat de sluiting noodzakelijk en proportioneel was ter bescherming van de volksgezondheid, gezien de hoge besmettingsgraad in de gemeente en eerdere waarschuwingen aan de eisers. De rechtbank concludeert dat de burgemeester bevoegd was om spoedeisende bestuursdwang toe te passen en dat de eisers als exploitanten van het sportcentrum terecht als overtreders zijn aangemerkt. De rechtbank wijst het beroep van eisers ongegrond, waardoor de sluiting in stand blijft en er geen proceskostenveroordeling plaatsvindt.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/1163

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 21 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. B.H.A. Augustin),
en

de Burgemeester van de gemeente Echt-Susteren

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers tegen het toepassen van spoedeisende bestuursdwang op 3 december 2021, waarbij [sportcentrum] voor de duur van twee weken is gesloten vanwege overtreding van de Tijdelijke regeling maatregelen covid-19 (hierna: Trm).
1.1.
Met het bestreden besluit van 13 april 2022 op het bezwaar van eisers is de burgemeester bij dat besluit gebleven. Eisers hebben tegen dit bestreden besluit beroep ingesteld.
1.2.
De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 4 april 2024 op zitting behandeld. Hieraan heeft deelgenomen: de gemachtigde van de burgemeester. Eisers en hun gemachtigde zijn zonder bericht van verhindering niet verschenen. [1]

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
3. De voor beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
4. Eisers handelend onder de naam [sportcentrum] exploiteren een sportcentrum gelegen aan de [adres] te [plaats] .
4.1.
Op 17 november 2021 is door een toezichthouder van de gemeente geconstateerd dat in het sportcentrum publiek werd toegelaten zonder geldig coronatoegangsbewijs. Door de toezichthouder is toen een plakkaat aan de voordeur van het sportcentrum geconstateerd waarop stond dat iedereen welkom was, ongeacht het hebben van een vaccinatiebewijs. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester eisers bij brief van 22 november 2021 (verzonden op 29 november 2021) een formele waarschuwing gegeven.
4.2.
Op 3 december 2021 heeft er een controle plaatsgevonden op naleving van de coronaregels. Van deze controle is een controlerapport opgemaakt, naar waarheid en op ambtsbelofte. Uit het controlerapport blijkt dat een Buitengewoon opsporingsambtenaar (Boa) en een toezichthouder van de gemeente, in burger gekleed, het sportcentrum hebben bezocht. In het rapport staat beschreven dat zij op de deur een pamflet zagen hangen met de tekst: “wij doen niet aan discriminatie”. Verder staat beschreven dat zij (het horecagedeelte van) het sportcentrum zijn binnengegaan, waar zij eiser troffen. Eiser stond hen te woord maar vroeg niet om een QR-code. Desgevraagd mocht de Boa gebruik maken van het toilet. Na terugkeer van het toilet heeft de Boa zich geïdentificeerd en heeft zij eiser gevraagd waarom er niet op QR-codes werd gecontroleerd. Eiser heeft daarop aangegeven dat de Boa geen klant was en dat hij daarom geen check deed, en heeft verwezen naar het pamflet bij de deur.
4.3.
De burgemeester heeft diezelfde dag zeer spoedeisende bestuursdwang toegepast, zonder voorafgaande last en begunstigingstermijn. De bestuursdwang bestond uit een sluiting van het sportcentrum voor de duur van twee weken, tot 17 december 2021 om 14.00 uur. Op 7 december 2021 heeft de burgemeester het gelijkluidende (schriftelijke) besluit aan eisers bekendgemaakt.
4.4.
Eisers kunnen zich niet met dit besluit verenigen en hebben daarom bezwaar gemaakt. Het onderhavige beroep is gericht tegen de ongegrondverklaring van dat bezwaar.
Wat is het standpunt van eisers in beroep?
5. Eisers stellen zich op het standpunt dat de burgemeester geen bevoegdheid en grond had tot het overgaan van het terstond opleggen van een last onder bestuursdwang. Allereerst zijn zij van mening dat de rapportages van de Boa’s niet volledig zijn. Er is geen acht geslagen op de wijze waarop de Boa’s zich toegang tot het pand hebben verschaft. Eisers zijn van mening dat de bevindingen van de Boa’s niet als bewijs mogen dienen nu deze buiten hun bevoegdheden zijn getreden. Daarnaast is volgens eisers het niet controleren van een corona-toegangsbewijs geen valide reden om een onderneming terstond te sluiten. Het bestreden besluit moet getoetst worden met inachtneming van de huidige omstandigheden (ex nunc), en inmiddels heeft onderzoek uitgewezen dat het corona-toegangsbewijs door de opmars van de Omikron-variant geen dan wel een minimale waarde had. Tevens zijn eisers van mening dat zij een van de gestelde waarschuwingen nooit hebben ontvangen. Daarnaast zijn er nooit waarschuwingen gegeven voor het niet controleren van het corona-toegangsbewijs, hetgeen de directe sluiting disproportioneel maakt. Gezien het voorgaande zijn eisers dan ook van mening dat het terstond opleggen van bestuursdwang disproportioneel is en een andere mindere ingrijpende sanctie op zijn plaats was geweest.
Was er sprake van een overtreding en kunnen eisers worden aangemerkt als overtreders?
6. Op grond van artikel 4:4, eerste lid, van de Trm moest er op 3 december 2021 voor toegang tot een sportcentrum worden gecontroleerd op het coronatoegangsbewijs en moest daarvan ook een melding worden gemaakt bij de toegang. Op basis van het controlerapport is aannemelijk dat aan deze verplichtingen niet is voldaan. Er is niet gevraagd naar een coronatoegangsbewijs en die verplichting was niet bij de deur aangeplakt. Dit wordt door eisers ook niet ontkend. Er is in beginsel dan ook sprake van een overtreding van artikel 4:4, eerste lid, onder a en b, van de Trm.
7. Eisers betwisten de gang van zaken zoals beschreven in het controlerapport. Volgens eisers hebben de Boa en toezichthouder zich voorgedaan als personen in nood. Zij zijn binnengekomen met een verbogen sleutel. Eiser wilde hen helpen en heeft hen verwezen naar de buurman die dat zou kunnen. In een noodsituatie dient een strikte toepassing van regels buiten beschouwing te worden gelaten.
7.1.
De rechtbank volgt het betoog van eisers niet. Het controlerapport is naar waarheid en op ambtsbelofte opgemaakt. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling) mag een bestuursorgaan in beginsel uitgaan van de juistheid van de inhoud van een op ambtseed of ambtsbelofte opgemaakt rapport (zie bijvoorbeeld ECLI:NL:RVS:2019:4305). Dit neemt niet weg dat tegenbewijs mogelijk is. Daarbij is de maatstaf of het geleverde tegenbewijs van zodanige aard en strekking is dat het twijfel wekt aan de juistheid van het rapport. Daarvan is de rechtbank in dit geval niet gebleken. Er zijn geen indicaties dat de inhoud van het controlerapport onjuist of onvolledig is. Overigens overweegt de rechtbank dat als de Boa en toezichthouder reeds met een verbogen sleutel binnen zouden zijn binnengekomen, dat geen (acute) noodsituatie oplevert waarin de regels niet of minder van toepassing zouden zijn.
7.2.
De rechtbank is niet gebleken dat de Boa en toezichthouder buiten hun bevoegdheden zijn getreden. De rechtbank is van oordeel dat de wijze van het verkrijgen van de informatie door de Boa en toezichthouder niet zozeer indruist tegen hetgeen van een behoorlijk handelende overheid mag worden verwacht. De burgemeester heeft zich daarom op het controlerapport mogen baseren en heeft op grond daarvan de overtreding kunnen vaststellen. Nu eisers als eigenaren en exploitanten van het sportcentrum de overtreding hebben begaan, heeft de burgemeester eisers ook terecht als overtreders aangemerkt.
Kon de burgemeester in redelijkheid spoedeisende bestuursdwang toepassen.
8. Nu er sprake was van een overtreding, was de burgemeester bevoegd om tot handhaving over te gaan. De vraag is of de burgemeester in dit geval van zijn bevoegdheid tot het opleggen van spoedeisende bestuursdwang gebruik heeft mogen maken. Daarbij is van belang dat de burgemeester bij het uitoefenen van de bevoegdheid op grond van artikel 125 van de Gemeentewet in samenhang met artikel 5:31 van de Awb beoordelingsruimte heeft. Dit betekent dat het aan de burgemeester is om de betrokken belangen af te wegen bij het besluit om gebruik te maken van de bevoegdheid om een last op te leggen. Daaruit vloeit voort dat de rechtbank de invulling van die bevoegdheid door de burgemeester terughoudend moet toetsen.
8.1.
De rechtbank overweegt verder dat de hoofdregel van artikel 7:11, eerste lid, van de Awb is dat in de bezwaarfase het bestreden besluit ex nunc wordt heroverwogen: de heroverweging moet in beginsel geschieden met inachtneming van alle feiten en omstandigheden zoals die zijn op het tijdstip van de heroverweging. Op de regel dat ex nunc moet worden beoordeeld bestaan uitzonderingen. De uitzonderingen laten zich verklaren uit de aard van de primaire beslissing. Een belangrijke categorie uitzonderingen vormen sanctiebesluiten. Effectieve handhaving kan vergen dat de vraag naar de rechtmatigheid, met name de proportionaliteit, van oplegging en handhaving van een bestuurlijke sanctie in bezwaar ex tunc wordt beoordeeld, dat wil zeggen naar de situatie ten tijde van de oplegging. Gelet hierop dient naar het oordeel van de rechtbank ex tunc te worden beoordeeld of de burgemeester gelet op de ten tijde van de besluitvorming bij hem aanwezige kennis en ter beschikking staande gegevens, tot de conclusie kon komen dat zich een zodanig gevaarlijke situatie voordeed dat spoedeisende bestuursdwang was vereist om de situatie te beëindigen.
9. De burgemeester heeft gemotiveerd dat spoedeisende bestuursdwang noodzakelijk was ter bescherming van de volksgezondheid. De destijds geldende coronamaatregelen waren noodzakelijk om de verdere verspreiding van het coronavirus te voorkomen. Nu deze maatregelen door eisers niet werden nageleefd, werd met de sluiting van het sportcentrum aan het voorkomen van de verdere verspreiding bijgedragen. Dat was hard nodig omdat er ten tijde van de sluiting sprake was van een zeer hoge besmettingsgraad in de gemeente.
9.1.
De rechtbank is van oordeel dat de burgemeester, in het licht van het voorgaande, in redelijkheid heeft kunnen concluderen dat het in het belang van de volksgezondheid noodzakelijk is geweest een sluiting te bevelen van twee weken. Er werden immers maatregelen overtreden die gelet op de ernst van de bedreiging van de volksgezondheid noodzakelijk waren. Dat er achteraf twijfels zijn over de effectiviteit van het coronatoegangsbewijs weegt daarbij niet mee, omdat die informatie op 3 december 2021 niet voorhanden was en een afname in de effectiviteit niet zonder meer betekent dat de regels die gelden niet meer hoeven te worden gehandhaafd.
10. Verder is de rechtbank van oordeel dat de burgemeester ook grote spoed heeft mogen aannemen. In de eerste plaats vanwege het gevaar voor de gezondheid, maar hier speelt ook mee dat er al eerder waarschuwingen aan eisers waren opgelegd en dat uit de brief bij de toegangsdeur (op 17 november 2021 en op 3 december 2021) blijkt dat er ook geen voornemen bestond om op korte termijn wel het coronatoegangsbewijs te gaan controleren. Voor wat betreft de waarschuwing van 29 november 2021 geldt dat aannemelijk is dat die door eisers is ontvangen. Uit de verzendregistratie van de burgemeester blijkt dat de waarschuwing daadwerkelijk per post is verzonden naar het juiste adres. Het is dan aan eisers om feiten te stellen op grond waarvan twijfel ontstaat aan de ontvangst van de waarschuwing, wat zij hebben nagelaten. De enkele ontkenning van de ontvangst is niet voldoende.
Was de sluiting evenredig?
11. Onder bijzondere omstandigheden kan handhavend optreden door de burgemeester zodanig onevenredig zijn in verhouding tot de daarmee te dienen belangen dat van optreden in die concrete situatie behoort te worden afgezien. Van dergelijke bijzondere omstandigheden is in dit geval niet gebleken. De sluiting heeft mogelijk financiële consequenties gehad, maar die zijn niet door eisers onderbouwd. De rechtbank acht de toepassing van de zeer spoedeisende bestuursdwang dan ook niet onevenredig.

Conclusie en gevolgen

12. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en de opgelegde sluiting door de burgemeester in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Omdat het beroep ongegrond is, is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G. Leijten, rechter, in aanwezigheid van M.M.P. van Diepen, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 21 juni 2024. .
griffier
rechter
De griffier is niet in de gelegenheid om
deze uitspraak te ondertekenen.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 21 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Algemene wet bestuursrecht
Artikel 5:1
In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.
Onder overtreder wordt verstaan: degene die de overtreding pleegt of medepleegt.
Overtredingen kunnen worden begaan door natuurlijke personen en rechtspersonen. Artikel 51, tweede en derde lid, van het Wetboek van Strafrecht is van overeenkomstige toepassing.
Artikel 5:2
1. In deze wet wordt verstaan onder:
(…)
herstelsanctie: een bestuurlijke sanctie die strekt tot het geheel of gedeeltelijk ongedaan maken of beëindigen van een overtreding, tot het voorkomen van herhaling van een overtreding, dan wel tot het wegnemen of beperken van de gevolgen van een overtreding;
Artikel 5:21
Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:
een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en
de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.
Artikel 5:31
Een bestuursorgaan dat bevoegd is om een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in spoedeisende gevallen besluiten dat bestuursdwang zal worden toegepast zonder voorafgaande last. Artikel 5:24, eerste en derde lid, is op dit besluit van overeenkomstige toepassing.
Indien de situatie zo spoedeisend is, dat een besluit niet kan worden afgewacht, kan terstond bestuursdwang worden toegepast, maar wordt zo spoedig mogelijk nadien alsnog een besluit als bedoeld in het eerste lid bekendgemaakt.
Tijdelijke regeling maatregelen covid-10 (ten tijde van het bestreden besluit)
Artikel 4:4, eerste lid, aanhef en onder a en b:
Een publieke binnenruimte van een locatie voor de beoefening van sport wordt slechts voor publiek opengesteld, indien de beheerder er zorg voor draagt dat, met inachtneming van artikel 6:30:
publiek alleen wordt toegelaten met een geldig coronatoegangsbewijs;
het vereiste van een geldig coronatoegangsbewijs en geldig identiteitsdocument duidelijk zichtbaar en leesbaar voor het publiek en een toezichthouder is aangegeven bij de toegang tot de locatie voor de beoefening van sport.

Voetnoten

1.De rechtbank heeft eisers per aangetekende brief van 14 februari 2024 voor de zitting uitgenodigd. Deze brief is verzonden aan het kantooradres van de gemachtigde van eisers. Uit de Track&Trace-gegevens van PostNL is gebleken dat de brief op 1 maart 2024 om 11:13 uur is bezorgd en dat is getekend voor de ontvangst.