ECLI:NL:RBLIM:2024:3789

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
19 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
ROE 22/2888
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen wijziging horeca-exploitatievergunning in strijd met bestemmingsplan

In deze zaak heeft de rechtbank Limburg, zittingsplaats Maastricht, op 13 juni 2024 uitspraak gedaan in een beroep tegen de wijziging van een horeca-exploitatievergunning. Eiser, vertegenwoordigd door mr. M.H.C. Peters, heeft bezwaar gemaakt tegen de wijziging van de vergunning die door de burgemeester van Heerlen was verleend. De burgemeester had op 19 juli 2022 een wijziging doorgevoerd waarbij een extra lokaliteit, een biljartruimte van 40 m2, aan de vergunning was toegevoegd. Eiser stelde dat deze wijziging in strijd was met het bestemmingsplan en dat de vergunninghouder niet beschikte over de vereiste omgevingsvergunning. Eiser heeft op 13 december 2022 beroep ingesteld omdat de burgemeester niet tijdig op zijn bezwaar had beslist. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2024 behandeld, waarbij ook de gemachtigden van de burgemeester en de vergunninghouder aanwezig waren. De rechtbank heeft geoordeeld dat de burgemeester de wijziging van de exploitatievergunning had moeten weigeren, omdat deze in strijd was met het bestemmingsplan en de vergunninghouder niet beschikte over de benodigde omgevingsvergunning. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en het primaire besluit herroepen voor zover het betrekking had op de extra lokaliteit. Tevens is de burgemeester veroordeeld tot vergoeding van griffierecht en proceskosten aan eiser.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2888
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 juni 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats 1] , eiser

(gemachtigde: mr. M.H.C. Peters),
en

de Burgemeester van de gemeente Heerlen, de burgemeester

(gemachtigde: mr. M.A.M.A. Huppertz en [gemachtigde] ).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: [derde-partij] uit [woonplaats 2] (vergunninghouder)
(gemachtigde: mr. E. Geerings).

Inleiding

In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de wijziging van de horeca-exploitatievergunning aan de [adres] te [plaats] .
Bij besluit van 19 juli 2022 heeft de burgemeester een aan vergunninghouder verleende horeca exploitatievergunning gewijzigd en één extra lokaliteit (een achter het café gelegen biljartruimte van 40 m2) bijgeschreven. Daartegen heeft eiser bezwaar gemaakt.
Bij brief van 25 november 2022 heeft eiser de burgemeester in gebreke gesteld omdat een beslissing op zijn bezwaar uitbleef. Op 13 december 2022 heeft eiser beroep ingesteld omdat de burgemeester niet tijdig op zijn bezwaar heeft beslist.
Bij het bestreden besluit van 22 december 2022 op het bezwaar van eiser is de burgemeester bij dat besluit gebleven.
Eiser heeft op 16 januari 2023 de rechtbank laten weten dat hij zich niet kan verenigen met die beslissing op bezwaar. Daarom gaat deze uitspraak ook over de beslissing op bezwaar van 22 december 2022. Dit volgt uit artikel 6:20, derde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser (en zijn partner), de gemachtigde van eiser en de gemachtigden van de burgemeester en de gemachtigde van vergunninghouder.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk uitspraak gedaan en partijen meegedeeld dat tegen de hoger beroep kan worden ingesteld.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep van eiser tegen het niet tijdig nemen van een besluit op bezwaar niet-ontvankelijk;
- verklaart het beroep van eiser tegen het besluit van 22 december 2022 gegrond en vernietigt dat besluit.
- herroept het primaire besluit van 19 juli 2022, voor zover dit besluit betrekking heeft op het verlenen van een horeca-exploitatievergunning voor de extra lokaliteit (de achter het café gelegen biljartruimte) en bepaalt dat deze uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
- draagt de burgemeester op het betaalde griffierecht van € 184,00 aan eiser te vergoeden; en
- veroordeelt de burgemeester in de proceskosten van eiser tot een bedrag van
€ 2.998,-.
De rechtbank geeft voor deze beslissingen de volgende motivering. Voor een goed begrip van deze uitspraak is de uitspraak, zoals in de mondelinge uitspraak al aangekondigd, hieronder iets uitgebreider gemotiveerd door onder meer verwijzingen naar de voorgeschiedenis, wetsartikelen en relevante rechtspraak.

Motivering van de uitspraak

Beroep niet-tijdig beslissen
1. Op 22 december 2022 heeft de burgemeester op het bezwaar van eiser beslist. Daarbij heeft de burgemeester ook bepaald dat aan eiser een dwangsom is verbeurd van
€ 299,-, omdat niet tijdig op zijn bezwaar is beslist. Eiser heeft de juistheid van de hoogte van deze dwangsom niet betwist. Dit is ter zitting bevestigd. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser dan ook bereikt wat hij met zijn beroep tegen het niet tijdig beslissen op zijn bezwaar kon bereiken. Daarom heeft eiser geen belang meer bij de behandeling van dat beroep. Het beroep van eiser tegen het niet-tijdig beslissen op zijn bezwaar is daarom niet-ontvankelijk.
Beroep tegen reëel besluit
2. Vergunninghouder exploiteert in het pand aan de [adres] in [plaats] een café op de begane grond. Vergunninghouder heeft op 20 september 2021 een omgevingsvergunning bij het college van burgemeester en wethouders (hierna: het college) aangevraagd voor afwijken van het bestemmingsplan ter legalisering van een bestaande aanbouw voor een biljartruimte bij het café. Dit omdat de aanbouw in strijd was met de maximaal toegestane bebouwde oppervlakte op grond van het bestemmingsplan ‘Heerlen-Oost’, vastgesteld door de gemeenteraad op 1 juli 2008. Ook heeft vergunninghouder op 17 mei 2022 een wijziging van de aan hem verleende horeca exploitatievergunning aangevraagd.
3. Bij besluit van 11 oktober 2021 heeft het college de gevraagde omgevingsvergunning verleend. Bij besluit van 16 maart 2022 heeft het college het daartegen ingediende bezwaar van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
4. Vervolgens heeft de burgemeester de in de inleiding vermelde besluiten genomen. Aan het bestreden besluit heeft de burgemeester ten grondslag gelegd dat aan vergunninghouder een omgevingsvergunning voor het afwijkende gebruik is verleend. Verder heeft de burgemeester onder verwijzing en overneming van de door het college gegeven motivering in de beslissing van bezwaar van 16 maart 2022 overwogen dat het woon- en leefklimaat ter plaatse is gewaarborgd. Ook tegen dit besluit heeft eiser beroep ingesteld.
5. In beroep heeft eiser - kort gezegd en voor zover thans van belang - aangevoerd dat het gebruik van de aanbouw als biljartruimte voor horecadoeleinden niet past binnen het bestemmingsplan. Eiser heeft er daarbij op gewezen dat de aanbouw is gelegen binnen het deel van het perceel met de bestemming ‘Erf’ en dat deze gronden op grond van het bestemmingsplan bestemd zijn voor tuin en/of parkeren. Dit strijdige gebruik van de aanbouw is niet vergund. Ook heeft eiser aangevoerd dat zijn woon- en leefklimaat door de wijziging van de horeca-exploitatievergunning onevenredig wordt aangetast.
6. Het beroep van eiser tegen het besluit van 16 maart 2022 van het college is bij uitspraak van deze rechtbank van 20 juli 2023 [1] , gegrond verklaard. In deze uitspraak heeft de rechtbank onder meer geoordeeld dat anders dan door het college aangegeven, het strijdig gebruik met de voorliggende omgevingsvergunning niet is vergund, Dit bleek niet uit de besluitvorming van het college. Er is geen wettelijke grondslag voor legalisatie van het gebruik van de aanbouw voor horeca in afwijking van het bestemmingsplan genoemd in de omgevingsvergunning en ook niet in de beslissing op bezwaar. Daarnaast is de door het college in de beslissing op bezwaar opgenomen motivering, hierop niet toegespitst; ook niet met een welwillende lezing daarvan. Het college heeft in dat besluit enkel onderbouwd waarom ten aanzien van het toegestane bebouwingsoppervlak van het bestemmingsplan zou kunnen worden afgeweken. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat het college onvoldoende heeft gemotiveerd dat er sprake is van een goede ruimtelijke ordening, doordat de belangen van het woon- en leefklimaat van eiser onvoldoende kenbaar in de afweging zijn betrokken. Ter zitting is namens vergunninghouder aangegeven dat tegen de uitspraak van de rechtbank hoger beroep is ingesteld, zodat deze uitspraak nog niet in rechte vaststaat.
7. In de onderhavige procedure gericht tegen de wijziging van de horeca-exploitatievergunning bestaan voor de rechtbank geen aanknopingspunten om anders te oordelen dan de rechtbank in haar uitspraak van 20 juli 2023 reeds heeft gedaan. Onder verwijzing naar de door de rechtbank in die uitspraak gegeven motivering is de rechtbank ook in deze procedure van oordeel dat het gebruik van de aanbouw voor ‘horeca’ met de verleende omgevingsvergunning niet is vergund. Nu dit gebruik in strijd is met de bestemming ‘Erf’, was voor dit gebruik op grond van artikel 2.1, eerste lid, onder c, van Wabo wel een omgevingsvergunning nodig.
8. De gemeente Heerlen heeft in de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) een vergunning verplicht gesteld voor de exploitatie van een horeca-inrichting [2] . Op grond van artikel 3:9 van de APV weigert de burgemeester de exploitatievergunning indien de vestiging of exploitatie strijd oplevert met het geldende bestemmingsplan. De burgemeester had, gelet op het voorgaande, daarom de gevraagde wijziging van de exploitatievergunning moeten weigeren vanwege strijd met het bestemmingsplan en omdat vergunninghouder ook ten tijde van het nemen van het bestreden besluit niet beschikte over de vereiste omgevingsvergunning om daarvan af te wijken. Alleen al daarom is het beroep gegrond en dient het bestreden besluit te worden vernietigd. Omdat de burgemeester de gevraagde wijziging van de horeca-exploitatievergunning niet heeft kunnen verlenen ziet de rechtbank aanleiding om zelf in de zaak te voorzien in die zin dat het primaire besluit wordt herroepen voor zover dit besluit betrekking heeft op het verlenen van een horeca-exploitatievergunning voor de extra lokaliteit (de achter het café gelegen biljartruimte). De rechtbank komt aan de overige beroepsgronden, waaronder de beroepsgrond van eiser dat zijn woon- en leefklimaat door de wijziging van de horeca-exploitatievergunning onevenredig wordt aangetast, niet meer toe.
9. Ten overvloede heeft de rechtbank tijdens de zitting aangegeven dat het standpunt van de burgemeester dat met het verlenen van de exploitatievergunning het woon- en leefklimaat in de naaste omgeving niet op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed in het bestreden besluit onvoldoende is gemotiveerd en onderbouwd. Dit omdat de burgemeester enkel heeft verwezen naar de door het college gegeven motivering bij besluit van 16 maart 2022 en ook ten aanzien van deze beroepsgrond heeft de rechtbank geen aanknopingspunten om anders te oordelen dan de rechtbank in voormelde uitspraak van 20 juli 2023 reeds heeft gedaan.

Proceskosten

10. Omdat het beroep gegrond is moet de burgemeester het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van zijn proceskosten.
11. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. Eiser heeft in bezwaar gevraagd om vergoeding van de proceskosten. De vergoeding van de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in bezwaar bedraagt € 1.248,- (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het bijwonen van de hoorzitting met een waarde per punt van € 624,- en een wegingsfactor 1). De vergoeding voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in beroep bedraagt € 1.750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het bijwonen van de zitting met een waarde per punt van € 875,- en een wegingsfactor 1). De vergoeding bedraagt dan in totaal € 2.998,-. Van overige voor vergoeding in aanmerking komende kosten is de rechtbank niet gebleken.
12. Partijen zijn gewezen op de mogelijkheid om tegen de mondelinge uitspraak in hoger beroep te gaan op de hieronder omschreven wijze.
Deze uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 13 juni 2024 door mr. N.J.J. Derks-Voncken, rechter, in aanwezigheid van B. van Dael, griffier.
griffier
rechter is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen
Een afschrift van dit proces-verbaal is verzonden aan partijen op: 19 juni 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop dit proces-verbaal is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Algemene plaatselijke verordening Heerlen 2021.