ECLI:NL:RBLIM:2024:4176

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
10 juli 2024
Publicatiedatum
9 juli 2024
Zaaknummer
ROE 24/3519
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep wegens misbruik van recht en niet betalen griffierecht

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, gedateerd 10 juli 2024, wordt het beroep van eiseres niet-ontvankelijk verklaard wegens misbruik van recht. Eiseres had op 30 maart 2024 beroep ingesteld bij de rechtbank Zeeland-West-Brabant, maar dit beroep werd doorgezonden naar de Rechtbank Limburg. De rechtbank oordeelt dat eiseres herhaaldelijk het verschuldigde griffierecht niet heeft voldaan en geen beroep heeft gedaan op betalingsonmacht, ondanks eerdere uitspraken waarin haar standpunt al was beoordeeld. De rechtbank stelt vast dat eiseres in eerdere beroepschriften steeds dezelfde argumenten aanvoert, wat leidt tot een onevenredige belasting van de rechtspraak door haar volhardende proceshouding. De rechtbank benadrukt dat een beroep alleen ontvankelijk is als het griffierecht is betaald of er een geslaagd beroep op betalingsonmacht is gedaan. Aangezien eiseres blijft volharden in haar standpunt zonder het griffierecht te betalen, wordt haar beroep niet-ontvankelijk verklaard zonder dat het griffierecht eerst wordt geheven. De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Bestuursrecht
Zaaknummer: ROE 24/3519

Uitspraak van de enkelvoudige kamer van 10 juli 2024 in de zaak tussen

[eiseres] , uit [woonplaats] , eiseres,

en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (locatie Heerlen).

Inleiding

1. In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van eiseres. Eiseres heeft op 30 maart 2024 beroep ingesteld bij (de belastingrechter van) de rechtbank Zeeland-West-Brabant. Deze heeft het beroepschrift (met zaaknummer BRE 24/3612) doorgezonden naar de rechtbank Limburg.
1.1.
Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht maakt dat mogelijk.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank stelt voorop dat eiseres al vele beroepen heeft ingesteld, waarbij zij telkens het verschuldigde griffierecht niet voldoet en waarbij zij bewust geen beroep doet op betalingsonmacht onder aanvoering van steeds dezelfde (of vergelijkbare) argumenten. Het standpunt van eiseres daarover is in een groot aantal uitspraken al beoordeeld. Daarom heeft de rechtbank in de uitspraak van 6 maart 2024 [1] (kort gezegd) geoordeeld dat eiseres zich nu tegen beter weten in op dit standpunt stelt en telkens blijft stellen, en dat om die reden sprake is van misbruik van recht. Daarbij heeft de rechtbank ook overwogen dat een volgend beroep direct – zelfs zonder griffierecht te heffen – niet-ontvankelijk kan worden verklaard wegens misbruik van recht als eiseres dit standpunt ook dan blijft innemen (zie r.o. 7).
3. De rechtbank hecht er vervolgens (als uitdrukkelijke informatie voor eiseres) aan om nu nogmaals expliciet te overwegen dat een beroep van eiseres alleen ontvankelijk is en inhoudelijk kan en zal worden beoordeeld als zij eerst het griffierecht daarvoor betaalt of een geslaagd beroep op betalingsonmacht doet (waardoor zij vrijgesteld zou zijn van het betalen van griffierecht). Als eiseres niet zo’n (geslaagd) beroep op betalingsonmacht doet of zij het griffierecht niet betaalt, dan kan en zal de rechtbank haar beroep niet inhoudelijk behandelen. Met andere woorden: als eiseres wenst dat de rechtbank inhoudelijk naar haar zaak kijkt, dan zal zij het griffierecht moeten betalen of een (geslaagd) beroep op betalingsonmacht moeten doen. Als eiseres blijft volharden in het instellen van beroep op de wijze zoals zij dat tot nu toe telkens heeft gedaan, namelijk door (kort gezegd) steeds een discussie te voeren over het griffierecht en dat niet te betalen, dan zal haar beroep dáár steeds stranden en zal zij daarmee dus niet kunnen bereiken dat haar beroep inhoudelijk wordt behandeld en beoordeeld. Dat is al vaker geoordeeld en moet daarom nu voor eiseres duidelijk zijn.
4. De rechtbank stelt in dit beroep vast dat eiseres in de (aanvullende) beroepschriften van 10 mei 2024 en van 30 juni 2024 weer het standpunt inneemt dat (kort gezegd) sprake is van fraude, zwendel en verduistering bij de heffing van het griffierecht en betalingsonmacht, en dat haar toegang tot de rechter daarom wordt geschonden.
5. De rechtbank leidt daaruit af dat eiseres – ondanks de vele niets aan duidelijkheid te wensen overlatende eerdere uitspraken daarover – niet terugkomt van haar standpunt over het griffierecht en dat standpunt ook nu kennelijk weer inneemt. De rechtbank is van oordeel dat eiseres daarmee weer en nog steeds te kennen geeft – onder aanvoering van vergelijkbare argumenten – het griffierecht niet te (willen) voldoen en ook geen beroep te (willen) doen op betalingsonmacht. Zoals hiervoor is overwogen, weet eiseres dat zij daarmee niet bereikt dat de rechtbank inhoudelijk naar haar zaak kijkt. Gelet op wat de rechtbank in de uitspraak van 6 maart 2024 uitdrukkelijk hierover heeft overwogen (in r.o. 7), zal de rechtbank het beroep van eiseres daarom niet-ontvankelijk verklaren wegens misbruik van recht zonder eerst het griffierecht te heffen (en eiseres daarvoor een factuur te sturen) en ook zonder in te gaan op de argumenten van eiseres over het verschuldigde griffierecht.
5.1.
De rechtbank onderkent weliswaar dat dit een vergaand oordeel is, maar ziet in de volhardende proceshouding van eiseres, alle (niets aan duidelijkheid te wensen overlatende) eerdere uitspraken daarover en de onevenredige (administratieve) belasting hiervan voor de rechtspraak door de vele beroepen (ondertussen ook voorlopige voorzieningen en verzetten) die eiseres instelt [2] geen ander mogelijkheid om eiseres er van te doordringen dat dit niet de manier is om beroepsprocedures te voeren of een inhoudelijk oordeel over haar beroepen te krijgen. Zoals de rechtbank al meerdere keren heeft overwogen, kan eiseres dat inhoudelijke oordeel wel verkrijgen als zij in ieder geval eerst het verschuldigde griffierecht betaalt of een beroep doet op betalingsonmacht. Zo lang eiseres te kennen geeft (en blijft geven) dat zij dat niet zal doen en haar proceshouding dus niet verandert, zal de rechtbank haar beroepen niet-ontvankelijk verklaren wegens misbruik van recht zonder eerst het griffierecht te heffen.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. P.H. Broier, rechter, in aanwezigheid van J.W.J.M. van Rijt, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 10 juli 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 10 juli 2024

Informatie over verzet

Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.ECLI:NL:RBLIM:2024:1013. Zie ook de daaropvolgende uitspraken van de rechtbank van 22 maart 2024 (ROE 22/2919) en 30 april 2024 (onder andere het beroep met zaaknummer ROE 24/1405 en de voorlopige voorzieningen met zaaknummers ROE 24/1494 e.v.). Zie ook de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep van 18 april 2024 (ECLI:NL:CRVB:2024:784).
2.Zie ook r.o. 6 en 6.1 in de uitspraak van 6 maart 2024.