ECLI:NL:RBLIM:2024:5209

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
6 augustus 2024
Publicatiedatum
6 augustus 2024
Zaaknummer
ROE 22/2136
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ongeldigverklaring rijbewijs wegens drugsmisbruik en de rol van psychiatrische rapporten

In deze uitspraak van de Rechtbank Limburg, zittingsplaats Roermond, wordt het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs behandeld. Het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR) had op 20 april 2022 het rijbewijs van eiser ongeldig verklaard, omdat twee psychiaters hadden vastgesteld dat eiser niet geschikt was om te rijden vanwege drugsmisbruik. Eiser had zijn rijbewijs nodig om zijn vrouw naar het ziekenhuis te brengen, maar de rechtbank oordeelde dat het belang van verkeersveiligheid zwaarder weegt dan zijn persoonlijke omstandigheden.

De rechtbank beoordeelt de rapporten van de psychiaters en concludeert dat het CBR zich terecht op deze rapporten heeft gebaseerd. Eiser betwist de conclusies van de psychiaters, maar de rechtbank vindt dat de rapporten niet tegenstrijdig zijn en dat er voldoende bewijs is voor de diagnose van drugsmisbruik. De rechtbank wijst erop dat het CBR verplicht is om het rijbewijs ongeldig te verklaren bij vaststelling van ongeschiktheid door drugsmisbruik, en dat de strenge lijn die de wetgever heeft gekozen ter bescherming van de verkeersveiligheid moet worden nageleefd.

Uiteindelijk verklaart de rechtbank het beroep ongegrond, waardoor de ongeldigverklaring van het rijbewijs in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten en het griffierecht wordt niet teruggegeven. De uitspraak is gedaan op 6 augustus 2024.

Uitspraak

RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Roermond
Bestuursrecht
zaaknummer: ROE 22/2136

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 6 augustus 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. J.W. Heemskerk),
en

de algemeen directeur van het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen, het CBR

(gemachtigde: [gemachtigde] ).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs.
1.1.
Het CBR heeft bij besluit van 20 april 2022 het rijbewijs van eiser per 27 april 2022 ongeldig verklaard omdat twee artsen hebben geconstateerd dat er sprake is van drugsmisbruik zodat eiser niet geschikt is om te rijden. Met het bestreden besluit van
3 augustus 2022 op het bezwaar van eiser is het CBR bij dat besluit gebleven.
1.2.
Het CBR heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift
.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 18 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van het CBR.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het CBR terecht het rijbewijs van eiser ongeldig heeft verklaard. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. De rechtbank is van oordeel dat het beroep ongegrond is. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4. Het voor deze uitspraak relevante juridische kader is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte bijlage, die onderdeel uitmaakt van deze uitspraak.
Waar gaat deze zaak over?
5. Bij brief van 1 augustus 2021 heeft de politie aan het CBR een schriftelijke mededeling als bedoeld in artikel 130 van de Wegenverkeerswet 1994 (WVW 1994) gedaan. Uit de bij de brief gevoegde processen-verbaal en de rapportage blijkt dat het vermoeden bestaat dat eiser niet langer beschikt over de rijvaardigheid danwel over de lichamelijke of geestelijke geschiktheid, vereist voor het besturen van motorrijtuigen van de categorie(en) B. Eiser is op 5 mei 2021 door de politie aangehouden op verdenking van overtreding van de WVW 1994. Een speekseltest bleek positief voor cocaïne te zijn.
Uit bloedonderzoek is gebleken dat eiser aan aangewezen [1] rijgevaarlijke stoffen 52 microgram per liter cocaïne en 16 microgram per liter MDMA in zijn bloed had. [2] Verder is het bloed van eiser aan niet-aangewezen rijgevaarlijke stoffen tramadol en oxazepam, aangetroffen. De grenswaarde voor cocaïne, wanneer deze in combinatie met een andere aangewezen rijgevaarlijke stof wordt gebruikt, bedraagt 10 microgram per liter bloed. [3]
5.1.
Op basis van deze mededeling heeft het CBR bij besluit van 3 september 2021 aan eiser een onderzoek naar de rijgeschiktheid opgelegd vanwege drugsgebruik en heeft de geldigheid van eisers rijbewijs geschorst.
5.2.
Het onderzoek is verricht door een psychiater (hierna psychiater 1) op
10 januari 2022. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van
14 februari 2022 (hierna: het rapport van psychiater 1). Psychiater 1 heeft in het kopje ‘samenvattende beschouwing en psychiatrische diagnose’ het volgende vermeld:
"De urinecontrole is positief voor cocaïne op de dag van aanhouding. Dit kan echter inderdaad nog positief zijn van het gebruik van 1 1/2 -2 gram op 02-05/03-05-2021.
Op de dag van de aanhouding 05-05-2021 heeft betrokkene geen cocaïne gebruikt. Ook bij aanhouding positief op MDMA: echter dit ligt onder de grenswaarde van 25, uitslag urinecontrole bij aanhouding is 16. Betrokkene geeft ook aan geen MDMA te hebben gebruikt.
Verder gebruikt betrokkene 3 à 4x/jaar cocaïne en gaat dan niet rijden.
Dit patroon wijst eerder op recreatief gebruik dan op stoornis.
Bij psychiatrisch onderzoek en somatisch onderzoek geen afwijkingen.
Echter urineonderzoek was positief op cocaïne d.d. 10-01-2022. Volgens betrokkene had hij eenmalig cocaïne gebruikt na de aanhouding, echter niet op de dag van de keuring. Hij leek bij keuring ook niet onder invloed. Daarom lijkt er sprake van een onbetrouwbare anamnese. Concluderend stel ik de diagnose drugsmisbruik in de zin der wet en lijkt dit niet te zijn gestopt. Betrokkene is derhalve rijongeschikt. (...). "
5.3.
Na ontvangst van het rapport heeft het CBR bij brief van 28 februari 2021 eiser op de hoogte gesteld van de uitslag van het onderzoek en aan hem medegedeeld dat hij niet geschikt is om te rijden. Eiser heeft gebruik gemaakt van de geboden mogelijkheid om een tweede onderzoek aan te vragen.
5.4.
Dit onderzoek is verricht door een andere psychiater (hierna psychiater 2) op
26 maart 2022. De bevindingen van het onderzoek zijn neergelegd in een rapport van
1 april 2022 (hierna: het rapport van psychiater 2). Psychiater 2 heeft in het kopje ‘samenvattende beschouwing en conclusie’ het volgende vermeld:

Misbruik van drugs wordt doorgaans ontkend, zodat vooral op objectieven dient te worden gesteund bij deze diagnose. Onderzochte is een 44-jarige man, die op 5 mei 2021 werd aangehouden rijdend onder invloed van cocaïne.
Uit het onderzoek komen de volgende bevindingen naar voren:
- Een aanhouding rijdend onder invloed van drugs kan op zich een aanwijzing zijn voor middelenmisbruik.
- Hij toonde fysieke kenmerken, passend bij cocaïnemisbruik, echter een verhoogde stress door de regelmatige aanhoudingen kan hierbij niet worden uitgesloten.
- Onderzochte voelde zich wel in staat te rijden na recent gebruik en na 5 x de toegestane hoeveelheid, hetgeen toch een aanwijzing is voor tolerantie.
- Er kan gesproken worden van controleverlies, onderzochte gebruikte cocaïne na de 1 ste keuring. Hij gebruikte dit in het zicht van de keuring. Het persisteren van dit gedrag is een aanwijzing voor misbruik.
- Drugs waren voor onderzochte wel belangrijk. Hij gebruikte deze medicamenteus als stressverminderaar.
- Hij geeft aan na de 1 ste keuring (10-01-2022) geen drugs meer te hebben gebruikt.
Bij lichamelijk onderzoek zijn er geen afwijkingen die wijzen op drugsmisbruik.
Urineonderzoek: geen afwijkingen.
Diagnostisch is er volgens de DSM-V classificatie sprake van drugsmisbruik (licht, 3 criteria). Resumerend, alle bovenstaande gegevens overziend, valt te concluderen tot drugsmisbruik in de zin der wet, waarbij het aannemelijk en aantoonbaar is dat onderzochte na de 1 ste keuring op 10-01-2022 gestopt is met misbruik.
5.5.
Vervolgens heeft het CBR op 20 april 2022 het primaire besluit genomen waarin het rijbewijs van eiser ongeldig is verklaard. Bij het bestreden besluit is deze beslissing gehandhaafd.
Beroepsgronden
6. Eiser betwist de resultaten van het medisch onderzoek en de conclusie van het CBR dat op basis van de rapporten bij eiser sprake is geweest van niet gestopt drugsmisbruik op 10 januari 2022 en dus van rijongeschiktheid. Eiser heeft daarover aangevoerd dat het rapport van psychiater 1 inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet, of niet voldoende, concludent is om het besluit daar op te baseren en dat het rapport van psychiater 1 is achterhaald door het rapport van psychiater 2 die heeft gesteld dat het drugsmisbruik meteen is gestopt na de eerste keuring op 10 januari 2022. Eiser voert verder aan dat het bestreden besluit inhoudelijk tegenstrijdig en/of niet begrijpelijk is voor wat betreft de gehanteerde datum van de recidiefvrije periode; enerzijds staat er dat deze periode op zijn vroegst aanvangt op 10 januari 2022 en anderzijds staat er dat deze periode is verstreken op of omstreeks 1 december 2019. Eiser voert tot slot aan dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft om zijn vrouw van en naar het ziekenhuis te brengen omdat zij veelvuldig naar het ziekenhuis moet voor onderzoek in verband met leukemie.
Mocht het CBR zijn besluit op de rapporten van de psychiaters baseren?
7. In de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 is bepaald dat het CBR moet besluiten tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, als de uitslag van het onderzoek inhoudt dat betrokkene niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende een of meer categorieën motorrijtuigen of niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen. [4]
7.1.
In de Regeling eisen geschiktheid 2000 is bepaald dat personen die misbruik maken van psychoactieve middelen zonder meer ongeschikt zijn. Voor de beoordeling of daar sprake van is, is een specialistisch rapport vereist.
7.2.
Volgens vaste rechtspraak [5] bestaat in een geval waarin de diagnose misbruik van drugs is gesteld, slechts aanleiding om de ongeldigverklaring niet in stand te laten als de psychiatrische rapportage naar inhoud of wijze van totstandkoming gebreken vertoont, inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet of niet voldoende concludent is, zodanig dat het CBR zich daarop niet heeft mogen baseren.
7.3.
Volgens eiser is het rapport van psychiater 1 inhoudelijk tegenstrijdig of anderszins niet, of niet voldoende, concludent. Eiser heeft in dat verband aangevoerd dat in de anamnese letterlijk wordt gesteld dat het patroon (patroon van cocaïnegebruik) eerder wijst op recreatief gebruik dan op een stoornis. Desondanks concludeert psychiater 1 wel tot drugsmisbruik in ruime zin. Eiser meent dat de onderbouwing niet bij de anamnese past. Op pagina 5 van het rapport onder het kopje 'Samenvatting onderzoek' wordt vervolgens weer (in lijn met de zojuist aangehaalde onderbouwing) geconcludeerd dat er geen aanwijzingen voor stoornis in het gebruik van drugs zijn, aldus eiser. In de samenvattende beschouwing en psychiatrische diagnose wordt nog een keer aangehaald dat bij psychiatrisch onderzoek en somatische onderzoek geen afwijkingen zijn vastgesteld maar dat eiser toch rijongeschikt is, omdat zijn urineonderzoek op 10 januari 2022 positief was. Eiser kan deze conclusie niet volgen, nu hij tijdens het onderzoek heeft aangegeven dat hij een paar keer per jaar cocaïne gebruikt en dit door psychiater 1 wordt aangemerkt als recreatief gebruik en niet als een stoornis in het gebruik van drugs. Met andere woorden de positieve test past ook in het recreatieve gebruik en staat niet gelijk aan een stoornis, aldus eiser. Eiser heeft ook aangevoerd dat het rapport van psychiater 1 achterhaald is door het rapport van psychiater 2 waarin psychiater 2 heeft gesteld dat het drugsmisbruik meteen is gestopt na de eerste keuring op 10 januari 2022. Gelet op het nieuwe rapport, staat het niet meer onomstotelijk vast dat er op 10 januari 2022 nog wel sprake was van drugsmisbruik. Volgens eiser heeft het CBR ten onrechte geconcludeerd dat hij als rijongeschikt moet worden aangemerkt.
7.4.
De rechtbank is van oordeel dat het rapport van psychiater 1 geen tegenstrijdigheden bevat. Zoals het CBR in het verweerschrift heeft opgemerkt bestaat het onderzoek van psychiater 1 uit verschillende deelonderzoeken [6] en hoeven niet uit alle deelonderzoeken aanwijzingen voor drugsmisbruik te blijken. De arts komt op grond van het geheel van de bevindingen bij deze deelonderzoeken in onderling verband en gewogen in het licht van zijn medisch specialistische kennis tot zijn diagnose en conclusie. Dat het patroon van het cocaïnegebruik op recreatief gebruik wijst, betekent niet dat geen sprake is van misbruik van drugs. Eiser heeft bij het onderzoek van psychiater 1 aangegeven dat hij drie tot vier keer per jaar cocaïne gebruikt, dat hij na de aanhouding eenmalig cocaïne heeft gebruikt en dat dit niet op de dag van de keuring was. Het urine-onderzoek op 10 januari 2022 was echter positief op cocaïne. Eiser kon daar geen verklaring voor geven (zie punt 8 van het rapport van psychiater 1). Psychiater 1 kon op basis van dit laboratorium onderzoek de conclusie trekken dat er wel aanwijzingen zijn voor een stoornis in het gebruik van drugs en dat het gebruik niet lijkt te zijn gestopt.
7.5.
Uit het onderzoek van psychiater 2 blijkt dat eiser heeft verklaard dat hij in het jaar voor de aanhouding sporadisch cocaïne gebruikte, vier keer per jaar, vaak in tijden van stress en dat hij na de laatste keuring helemaal gestopt is met gebruik. Bij het urineonderzoek op 26 maart 2022 zijn geen aanwijzingen voor drugsmisbruik gevonden. Psychiater 2 stelt dat het feit dat eiser na recent gebruik in mei 2021 van 5x de toegestane hoeveelheid zich in staat voelde om te rijden een aanwijzing is voor tolerantie en dat het feit dat eiser cocaïne gebruikte in het zicht van de keuring op 10 januari 2022 sprake is van controleverlies en een aanwijzing is voor misbruik. Psychiater 2 stelt verder dat de drugs voor eiser belangrijk waren; hij gebruikte deze medicamenteus als stressverminderaar. Psychiater 2 concludeert dat sprake is van drugsmisbruik in de zin der wet, waarbij het aannemelijk en aantoonbaar is dat eiser na de eerste keuring op 10 januari 2022 is gestopt met misbruik.
7.6.
Naar het oordeel van de rechtbank mocht het CBR de onderzoeksrapporten van de psychiaters aan het ongeldig verklaren van het rijbewijs van eiser ten grondslag leggen. De conclusies van beiden dat ten tijde van het onderzoek (op 10 januari 2022) sprake is van een stoornis in het gebruik van drugs en dat het volgens psychiater 2 aannemelijk is dat eiser na het onderzoek van 10 januari 2022 is gestopt met drugs, is navolgbaar. Het rapport van psychiater 1 is niet achterhaald door het rapport van psychiater 2, zoals eiser meent. Psychiater 2 heeft immers het feit dat de urinetest op de dag van onderzoek van
10 januari 2022 positief bleek te zijn op cocaïne als aanwijzing beschouwd dat sprake is van drugsmisbruik en daarmee de conclusie van psychiater 1 bevestigd. Dat het volgens psychiater 2 aannemelijk is dat eiser na het onderzoek van 10 januari 2022 met drugs is gestopt, doet niet af aan de eerdere conclusie dat op de dag van onderzoek op 10 januari 2022 sprake is van drugsmisbruik. Ten tijde van het tweede onderzoek, op 26 maart 2022, was de verplichte recidiefvrije periode van een jaar nog niet verstreken waardoor eiser niet voldeed aan de eisen van geschiktheid, waaraan hij gezien het aan hem afgegeven rijbewijs moest voldoen. Het CBR was daarom gehouden om op grond van artikel 134, tweede lid, van de WVW 1994 en artikel 27, sub b van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 eisers rijbewijs ongeldig verklaren.
7.7.
Eiser heeft ter zitting naar voren gebracht dat de uitslag van het urineonderzoek van 10 januari 2022 niet op hem zag omdat hij zeker weet dat hij toen geen cocaïne heeft gebruikt. Volgens eiser was het zijn urine niet en is sprake geweest van een ‘verkeerde sticker’. De rechtbank ziet geen aanleiding om eiser in deze stelling te volgen. Omdat hij deze stelling niet eerder naar voren heeft gebracht, en vooral ook omdat hij deze stelling niet heeft onderbouwd. Er zijn geen aanwijzingen dat de uitslag van het laboratoriumonderzoek, die als bijlage bij het rapport van psychiater 1 is gevoegd, niet op eiser ziet.
Is het bestreden besluit inhoudelijk tegenstrijdig voor wat betreft de gehanteerde datum van de recidiefvrije periode?
8. Volgens eiser is het bestreden besluit inhoudelijk tegenstrijdig en/of niet begrijpelijk voor wat betreft de gehanteerde datum van de recidiefvrije periode; enerzijds staat er dat deze periode op zijn vroegst aanvangt op 10 januari 2022 en anderzijds staat er dat deze periode is verstreken op of omstreeks 1 december 2019.
8.1.
Het CBR heeft in het verweerschrift opgemerkt dat dit per abuis is gebeurd en een evidente misslag is. Het CBR heeft naar voren gebracht dat de recidiefvrije periode op zijn vroegst op 11 januari 2022 kan zijn aangevangen.
8.2.
De rechtbank is van oordeel dat uit de feiten blijkt dat de vermelding van de datum 1 december 2019 in het bestreden besluit op een evidente schrijffout berust. Gelet op de conclusie van psychiater 2 start de recidiefvrije periode op 11 januari 2022 en eindigt deze (op zijn vroegst) op 10 januari 2023. Het CBR heeft in het verweerschrift naar voren gebracht dat eiser weer in het bezit is van een geldig rijbewijs. Eiser heeft op
16 januari 2023 het onderzoek in het kader van de Gezondheidsverklaring procedure ondergaan. Bij besluit van 21 februari 2023 is hij voor de duur van één jaar rijgeschikt verklaard. Ter zitting is gebleken dat eiser na onderzoek in 2024 voor de duur van drie jaar rijgeschikt is verklaard.
9. Eiser heeft aangevoerd dat hij zijn rijbewijs dringend nodig heeft om zijn vrouw van en naar het ziekenhuis te brengen omdat zij veelvuldig naar het ziekenhuis moet voor onderzoek in verband met leukemie. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat zijn vrouw een beschadiging van de ogen heeft gehad als gevolg van de chemotherapie en daardoor vaak naar het ziekenhuis moest voor het druppelen van de ogen en zij niet zelf kon rijden.
9.1.
Voor zover eiser daarmee een beroep heeft willen doen op bijzondere omstandigheden die maken dat het belang van eiser om het rijbewijs te behouden zwaarder weegt dan het belang van de verkeersveiligheid waardoor het CBR had moeten afzien van het besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, overweegt de rechtbank het volgende.
9.2.
De hoogste bestuursrechter in dit soort zaken heeft al vaker uitspraken gedaan over besluiten van het CBR die gaan over de ongeldigheidsverklaring van het rijbewijs en hoe dan getoetst moet worden aan het evenredigheidsbeginsel. [7] Met andere woorden: hoe rekening moet worden gehouden met eisers belangen om wel een geldig rijbewijs te hebben. Daarin is gezegd dat dit alleen in zeer bijzondere omstandigheden kan. In beginsel is het CBR gehouden om bij misbruik van drugs het rijbewijs ongeldig te verklaren. De wetgever heeft ervoor gekozen hierin een strenge lijn aan te houden om andere verkeersdeelnemers te beschermen. [8] Het belang van de verkeersveiligheid weegt dus erg zwaar.
9.3.
De rechtbank heeft er begrip voor dat het verlies van zijn rijbewijs grote gevolgen had voor eiser. Juist onder deze moeilijke medische omstandigheden, heeft eiser zijn vrouw willen steunen door haar naar het ziekenhuis te brengen. De rechtbank is van oordeel dat het belang van verkeersveiligheid toch zwaarder weegt. Niet is gebleken dat het vervoer van eisers’ vrouw naar het ziekenhuis in die periode niet op een andere manier heeft kunnen plaatsvinden of heeft plaatsgevonden. Eiser heeft niet onderbouwd dat het toen niet mogelijk was om het vervoer naar het ziekenhuis op een andere manier, bijvoorbeeld door middel van speciaal (zieken)vervoer, vervoer door een ander familielid of bekende of openbaar vervoer heeft kunnen plaatsvinden.. Het algemeen belang van de verkeersveiligheid heeft daarom zwaarder mogen wegen dan eisers individuele belang om het rijbewijs terug te krijgen.

Conclusie en gevolgen

10. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt en de ongeldigverklaring van zijn rijbewijs in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.E.J. Sprakel, rechter, in aanwezigheid van
mr. R.G. Cremers, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 6 augustus 2024
De rechter is verhinderd om de uitspraak te ondertekenen.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op: 6 augustus 2024

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wegenverkeerswet 1994
Artikel 8
1. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden, terwijl hij verkeert onder zodanige invloed van een stof, waarvan hij weet of redelijkerwijs moet weten, dat het gebruik daarvan - al dan niet in combinatie met het gebruik van een andere stof - de rijvaardigheid kan verminderen, dat hij niet tot behoorlijk besturen of tot behoorlijk te begeleiden in staat moet worden geacht.
(…)
5. Het is een ieder verboden een voertuig te besturen, als bestuurder te doen besturen of als begeleider op te treden na gebruik van een of meer van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen als bedoeld in het eerste lid, waardoor het gehalte in zijn bloed van de bij de stof vermelde meetbare stof, of in geval van gebruik van meer stoffen als bedoeld in het eerste lid die bij algemene maatregel van bestuur aangewezen zijn als groep, het totale gehalte in zijn bloed van de bij die stoffen vermelde meetbare stoffen, bij een onderzoek hoger blijkt te zijn dan de daarbij vermelde grenswaarde. Indien een van de bij algemene maatregel van bestuur aangewezen stoffen of alcohol in combinatie wordt gebruikt met een of meer andere van deze aangewezen stoffen of met een van de stoffen als bedoeld in het eerste lid die niet bij deze algemene maatregel van bestuur zijn aangewezen, geldt voor iedere aangewezen stof of alcohol afzonderlijk een bij algemene maatregel van bestuur vast te stellen grenswaarde. Die grenswaarde is gelijk aan de laagst meetbare hoeveelheid van die stof of alcohol die niet op natuurlijke wijze in het bloed aanwezig kan zijn.
(…)
Artikel 134, tweede lid en derde lid.
2. Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs indien de uitslag van het onderzoek daartoe aanleiding geeft. Bij ministeriële regeling worden de gevallen aangewezen waarin daarvan sprake is.
3. Indien het CBR voornemens is het rijbewijs ongeldig te verklaren, deelt het dit mede aan de houder, tevens onder mededeling van de bevoegdheid van betrokkene om binnen twee weken een tweede onderzoek te verlangen. De aan dit tweede onderzoek verbonden kosten, waarvan de hoogte door het CBR wordt vastgesteld, komen ten laste van betrokkene. De artikelen 132 en 133 alsmede het eerste en het vierde lid van dit artikel zijn van overeenkomstige toepassing. De in de eerste volzin bedoelde mededeling wordt niet gedaan, indien het rijbewijs van de houder inmiddels op grond van artikel 123b ongeldig is geworden.
Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011
Artikel 27
Het CBR besluit tot ongeldigverklaring van het rijbewijs, bedoeld in artikel 134, derde lid, van de wet, indien de uitslag van het onderzoek, respectievelijk de onderzoeken, inhoudt dat betrokkene:
a. niet de rijvaardigheid bezit voor de desbetreffende categorie of categorieën motorrijtuigen;
b. niet voldoet aan de bij ministeriële regeling vastgestelde eisen met betrekking tot de lichamelijk en geestelijke geschiktheid voor het besturen van een of meer categorieën motorrijtuigen.
Bijlage bij de Regeling eisen geschiktheid 2000
Paragraaf 8.8 Misbruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Voor de beoordeling of sprake is van misbruik van psychoactieve middelen is een specialistisch rapport vereist.
Personen die misbruik maken van dergelijke middelen zijn zonder meer ongeschikt.
Indien zij aannemelijk of aantoonbaar zijn gestopt met dit misbruik, dient een recidiefvrije periode van een jaar te zijn gepasseerd voordat zij door middel van een herkeuring - op basis van een specialistisch rapport geschikt - kunnen worden geacht.
Een strenge opstelling van de keurend arts is aangewezen, gezien de gevaren die het gebruik van deze middelen oplevert voor de verkeersveiligheid.
Paragraaf 8.8.1. Regelmatig gebruik van psychoactieve middelen (zoals alcohol en drugs)
Het regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in dusdanige hoeveelheden dat het rijgedrag daardoor ongunstig wordt beïnvloed, valt mede onder het begrip misbruik van psychoactieve middelen, als bedoeld in paragraaf 8.8. Paragraaf 8.8 is daarmee ook van toepassing op personen die regelmatig gebruik maken van psychoactieve middelen in zodanige hoeveelheden dat daardoor de rijvaardigheid ongunstig wordt beïnvloed.
Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
Artikel 2
Als stoffen als bedoeld in artikel 8, vijfde lid, van de Wegenverkeerswet 1994 worden aangewezen: amfetamine, methamfetamine, cocaïne, MDMA, MDEA, MDA, cannabis, heroïne, morfine, GHB, gamma butyrolacton en 1,4-butaandiol.
Artikel 3
1. De grenswaarden voor de in artikel 2 aangewezen stoffen zijn, indien zij enkelvoudig zijn gebruikt en gemeten in geval van:
(…)
c. cocaïne: 50 microgram cocaïne per liter bloed;
(…)
2. Indien een van de in artikel 2 aangewezen stoffen is gebruikt en gemeten in combinatie met een of meer andere van deze stoffen, alcohol of met een andere stof als bedoeld in artikel 8, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994, is de grenswaarde voor iedere in het eerste lid genoemde stof en alcohol in geval van:
(…)
c. cocaïne, heroïne en morfine: 10 microgram cocaïne of morfine per liter bloed;
(…)

Voetnoten

1.Volgens artikel 2 van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer
2.Zie het toxicologisch onderzoek van 18 juni 2021.
3.Zie artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, van het Besluit alcohol, drugs en geneesmiddelen in het verkeer.
4.Dit volgt uit artikel 27 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011.
5.Zie bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 18 mei 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1328 (overweging 4.1) en 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1433 (overweging 5.1).
6.Anamnese, lichamelijk onderzoek, specieel psychiatrisch onderzoek (met een CAGE-score), Laboratoriumonderzoek op 10 januari 2022, Classificatie DSM-5 (stoornis in het gebruik van drugs) en de vraag of de stoornis in gebruik van drugs aannemelijk is gestopt.
7.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 18 mei 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1433 (r.o. 6 - 6.2).
8.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 31 maart 2021, ECLI:NL:RVS:2021:678 (r.o. 5.3).