ECLI:NL:RBLIM:2024:5226

Rechtbank Limburg

Datum uitspraak
7 augustus 2024
Publicatiedatum
7 augustus 2024
Zaaknummer
11023782/AZ/24-35
Instantie
Rechtbank Limburg
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van verzoek tot herstel van arbeidsovereenkomst en billijke vergoeding in het kader van langdurige arbeidsongeschiktheid

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Limburg op 7 augustus 2024 uitspraak gedaan in een verzoekschrift van [verzoeker] tegen PostNL Pakketten Benelux B.V. [verzoeker] verzocht om herstel van de arbeidsovereenkomst en, subsidiair, om een billijke vergoeding van € 50.000,00. De zaak betreft de opzegging van de arbeidsovereenkomst door PostNL na langdurige arbeidsongeschiktheid van [verzoeker].

[verzoeker] was sinds 16 september 2019 in dienst bij PostNL als pakkettenbezorger, maar viel op 8 juni 2021 uit door ziekte. Na 104 weken ziekte eindigde de loondoorbetalingsverplichting van PostNL. Het UWV oordeelde op 15 september 2023 dat [verzoeker] 0,00% arbeidsongeschikt was en geen WIA-uitkering kreeg. PostNL diende op 5 december 2023 een ontslagaanvraag in bij het UWV, die op 9 januari 2024 werd goedgekeurd.

Tijdens de mondelinge behandeling op 10 juli 2024 was [verzoeker] niet aanwezig, maar zijn gemachtigde en die van PostNL lichtten hun standpunten toe. De kantonrechter oordeelde dat er geen voldragen b-grond was voor herstel van de arbeidsovereenkomst, omdat [verzoeker] niet in staat was om binnen 26 weken zijn eigen werk te hervatten en er geen herplaatsingsmogelijkheden waren. Het verzoek tot herstel werd afgewezen.

Met betrekking tot de billijke vergoeding oordeelde de kantonrechter dat PostNL haar re-integratieverplichtingen niet had veronachtzaamd en dat er geen ernstig verwijtbaar handelen was. Het subsidiaire verzoek om een billijke vergoeding werd eveneens afgewezen. [verzoeker] werd in de proceskosten veroordeeld tot een bedrag van € 949,00.

Uitspraak

RECHTBANKLIMBURG
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Roermond
Zaaknummer / rekestnummer: 11023782 \ AZ VERZ 24-35
Beschikking van 7 augustus 2024
[verzoeker],
te [woonplaats] ,
verzoekende partij,
hierna te noemen: [verzoeker] ,
gemachtigde: mr. A. Hashem Jawaheri,
tegen
POSTNL PAKKETTEN BENELUX B.V.,
te 's-Gravenhage,
verwerende partij,
hierna te noemen: Postnl,
gemachtigde: mr. B. Filippo.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift
- het verweerschrift
- de door Postnl overgelegde producties
- de mondelinge behandeling van 10 juli 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
- de spreekaantekeningen van Postnl.

2.De feiten

2.1.
[verzoeker] is op 16 september 2019 bij Postnl in dienst getreden als pakkettenbezorger. Op 8 juni 2021 is [verzoeker] door ziekte uitgevallen.
2.2.
Na 104 weken ziekte is op 8 juni 2023 de loondoorbetalingsverplichting van Postnl geëindigd.
2.3.
Het UWV heeft bij beschikking van 15 september 2023 geoordeeld dat [verzoeker] 0,00% arbeidsongeschikt is en dat hij geen WIA-uitkering krijgt (volledig arbeidsongeschikt voor de eigen arbeid maar geschikt voor het verrichten van andere werkzaamheden met een zelfde loonwaarde). Verder heeft het UWV geoordeeld dat Postnl niet genoeg heeft gedaan aan de re-integratieverplichtingen. Omdat er geen loonsanctie is opgelegd en het dienstverband met [verzoeker] inmiddels is geëindigd, heeft Postnl hiertegen geen bezwaar gemaakt.
2.4.
Op 5 december 2023 heeft Postnl een ontslagaanvraag bij het UWV ingediend omdat [verzoeker] 104 weken arbeidsongeschikt is door ziekte of gebreken en het niet aannemelijk is dat binnen 26 weken herstel zal optreden of de bedongen arbeid in aangepaste vorm kan worden verricht (de b-grond).
2.5.
[verzoeker] heeft geen gebruik gemaakt van de door het UWV geboden mogelijkheid om verweer te voeren.
2.6.
Het UWV heeft op 9 januari 2024 de ontslagvergunning verleend.
Postnl heeft daarop het dienstverband opgezegd tegen 31 januari 2024. De transitievergoeding van € 2.924,46 is aan [verzoeker] uitbetaald.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
[verzoeker] verzoekt bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad:
I. Primair: de arbeidsovereenkomst te herstellen;
II. Subsidiair: een billijke vergoeding toe te kennen van € 50.000,00;
III. Zowel primair als subsidiair: Postnl te veroordelen in de proceskosten.
3.2.
Aan het verzoek heeft [verzoeker] -samengevat- het volgende ten grondslag gelegd. De opzegging is in strijd met artikel 7:669, lid 1 en lid 3, onderdeel b, BW gedaan. Postnl heeft niet aan haar re-integratieverplichtingen voldaan. Het is daarom aan Postnl te wijten dat [verzoeker] de bedongen werkzaamheden tot op heden nog niet heeft kunnen hervatten. Het is mogelijk om deze binnen 26 weken te kunnen hervatten, zeker als Postnl daartoe maatregelen treft en een plan van aanpak opstelt.
Verder is Postnl een heel grote werkgever waardoor het mogelijk moet zijn om [verzoeker] de bedongen arbeid in een aangepaste vorm te laten verrichten of om hem te herplaatsen in een andere functie.
Voor het geval herstel van de dienstbetrekking niet mogelijk is, verzoekt [verzoeker] hem een billijke vergoeding van € 50.000,00 toe te kennen.
3.3.
Postnl verzet zich tegen toewijzing van het verzoek en voert daartoe het volgende aan. Zij heeft er alles aan gedaan om [verzoeker] te re-integreren. Ze heeft alle adviezen van externe en interne deskundige opgevolgd. Postnl geeft uitgebreid aan wat zij allemaal heeft gedaan. Er was binnen 26 weken na de 104 weken ziekte geen zicht op dat [verzoeker] de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, zou kunnen hervatten. Dat heeft de bedrijfsarts ook bevestigd. [verzoeker] heeft niet gemotiveerd onderbouwd dat dit wel zou kunnen. Met betrekking tot de gevraagde billijke vergoeding geeft Postnl primair aan dat daarvoor geen grondslag bestaat en subsidiair dat deze buitensporig hoog is.

4.De beoordeling

4.1.
Op 10 juli 2024 heeft de mondeling behandeling plaatsgevonden. [verzoeker] was daarbij niet aanwezig omdat hij in het buitenlang verbleef. De gemachtigde van [verzoeker] en Postnl en de gemachtigde hebben hun stellingen mondeling toegelicht.
4.2.
Het gaat in deze zaak om de vraag of Postnl moet worden veroordeeld om de arbeidsovereenkomst te herstellen. Voor zover het verzoek om herstel van de arbeidsovereenkomst niet kan worden toegewezen, komt gelet op het subsidiaire verzoek aan de orde de vraag of aan [verzoeker] een billijke vergoeding moet worden toegekend.
Het primaire verzoek
4.3.
De kantonrechter overweegt als volgt. In deze zaak moet beoordeeld worden of er een voldragen b-grond is. Daarvoor is het volgende van belang:
  • Was [verzoeker] arbeidsongeschikt voor zijn eigen functie?
  • Was te verwachten dat [verzoeker] binnen 26 weken weer arbeidsgeschikt zou zijn en de bedongen arbeid, al dan niet in aangepaste vorm, zou kunnen verrichten?
  • Was een andere functie binnen PostNL beschikbaar voor [verzoeker] , die hij wel kon verrichten?
4.4.
De eerste vraag moet bevestigend worden beantwoord. Uit de overgelegde stukken blijkt voldoende dat [verzoeker] niet in staat is om zijn functie te verrichten in verband met zijn lichamelijke beperkingen. De kantonrechter verwijst onder andere naar het arbeidsdeskundig onderzoek in het kader van de WIA-aanvraag waarin is geconcludeerd dat [verzoeker] zijn eigen werk niet meer kan doen. De maatgevende arbeid voor [verzoeker] is pakketbezorger voor gemiddeld 41,57 uur per week. Hiervoor is [verzoeker] niet geschikt bevonden omdat de belastbaarheid van [verzoeker] wordt overschreden door (een combinatie van) bovenmatig rugbelastende werkzaamheden zoals frequent tillen en dragen, zwaar en veelvuldig duwen en/of trekken en frequent buigen.
4.5.
Voldoende staat ook vast dat dit niet binnen 26 weken na het einde van de arbeidsovereenkomst zal veranderen. De kantonrechter verwijst onder andere naar de “verklaring 26e week ontslagtoets” van de bedrijfsarts. Deze heeft geoordeeld dat het niet te verwachten is dat [verzoeker] weer geschikt wordt voor de bedongen arbeid binnen zes maanden.
4.6.
[verzoeker] is het niet eens met de hiervoor getrokken conclusies maar tegenover de aangevoerde argumenten en stukken heeft hij enkel gesteld dat hij wel de bedongen arbeid kan verrichten. Nu enige onderbouwing ontbreekt wordt deze stelling gepasseerd.
4.7.
Met betrekking tot de bewering van [verzoeker] dat binnen PostNL ander passend werk beschikbaar is volstaat hij met de stelling dat Postnl een van de grootste werkgevers van Nederland is, zodat het niet anders kan zijn dan dat een andere functie voorhanden moet zijn. Deze stelling is verder niet geconcretiseerd. Voorbeelden van andere passende en beschikbare functies binnen een redelijke reisafstand van de woning van [verzoeker] worden door hem niet gegeven. Daar staat tegenover dat uit de rapportage van het arbeidsdeskundig onderzoek van 11 augustus 2023 (productie 43 bij het verweerschrift) onder andere blijkt dat er geen ander passend werk bij de eigen werkgever is.
4.8.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat er niet in strijd met artikel 7:669 lid 1 en lid 3 onder b BV is opgezegd. [verzoeker] was arbeidsongeschikt, hij wordt niet in staat geacht om binnen 26 weken na het einde van het dienstverband zijn eigen werk al dan niet in aangepast vorm te hervatten, terwijl er ook geen herplaatsingsmogelijkheden zijn.
Het primaire verzoek wordt daarom afgewezen.
Het subsidiaire verzoek
4.9.
[verzoeker] verzoekt om toekenning van een billijke vergoeding van € 50.000,00 op de voet van artikel 7:682 lid 1 sub c BW. Voor toekenning van een vergoeding op basis van dit artikel moet onder andere sprake zijn van een opzegging die het gevolg is van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever.
4.10.
Uit de parlementaire geschiedenis van de Wet werk en zekerheid blijkt dat voor ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van de werkgever op grond waarvan de werknemer aanspraak kan maken op een billijke vergoeding naast de transitievergoeding een hoge drempel geldt. Daarvoor is alleen aanleiding in uitzonderlijke gevallen, waarin het evident is dat het tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst leidende handelen of nalaten van de werkgever als ernstig verwijtbaar moet worden aangemerkt. De parlementaire geschiedenis noemt onder meer als voorbeeld:
- als een werkgever grovelijk de verplichtingen niet nakomt die voortvloeien uit de arbeidsovereenkomst en er als gevolg daarvan een verstoorde arbeidsverhouding ontstaat. Te denken is hierbij aan de situatie waarin de werkgever zijn re-integratieverplichtingen bij ziekte ernstig heeft veronachtzaamd;
(Zie Kamerstukken II 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 34).
4.11.
Ter onderbouwing van zijn verzoek stelt [verzoeker] dat Postnl de re-integratieverplichtingen heeft geschonden. Daarbij baseert [verzoeker] zich op de beslissing van het UWV op de WIA-aanvraag, waarin is geconcludeerd dat Postnl onvoldoende heeft gedaan ten behoeve van de re-integratie van [verzoeker] . Dit tekortschieten bestaat er volgens het UWV uit dat in de periode 6 februari 2023 tot 19 juli 2023 geen sociaal medische begeleiding heeft plaatsgevonden terwijl de functionele mogelijkheden in die periode zijn toegenomen. Hierdoor zijn de re-integratiemogelijkheden van werknemer zowel binnen als buiten de organisatie niet adequaat onderzocht en of benut. Postnl heeft gemotiveerd betoogd dat zij in het grootste deel van deze periode geen contact kon krijgen met [verzoeker] ondanks diverse pogingen daartoe.
4.12.
De kantonrechter stelt voorop dat hij zelfstandig beoordeelt of Postnl haar re-integratieverplichtingen voldoende is nagekomen. Hij is niet gebonden aan het oordeel van het UWV hierover. Uiteraard kan dat oordeel wel betrokken worden bij de beslissing van de kantonrechter. In dat verband is onder andere de motivering van dat oordeel van belang.
4.13.
Postnl heeft gemotiveerd uiteengezet welke re-integratiewerkzaamheden zij heeft verricht. Zo heeft zij de hulp van de bedrijfsarts, van het arbeidsdeskundig bureau Margolin, van het UWV en van Postnl Mobility ingeschakeld. Steeds als een bepaalde aanpak werd geadviseerd is dat advies opgevolgd. [verzoeker] heeft dit niet betwist. In zoverre valt Postnl naar het oordeel van de kantonrechter geen verwijt te maken met betrekking tot het correct nakomen van haar re-integratieverplichtingen.
4.14.
Wat betreft de door het UWV aangehaalde periode waarin er geen contact is geweest tussen Postnl en [verzoeker] heeft Postnl aangevoerd dat [verzoeker] – ondanks pogingen daartoe – voor haar onbereikbaar was. [verzoeker] heeft dat niet ontkend. Gelet daarop is de kantonrechter van oordeel dat aan Postnl geen verwijt gemaakt kan worden dat zij in deze periode geen contact gehad heeft met [verzoeker] , en zeker geen ernstig verwijt.
4.15.
Het subsidiaire verzoekt wordt op grond van het voorgaande eveneens afgewezen.
Zowel primair als subsidiair
4.16.
[verzoeker] is in het ongelijk gesteld en wordt daarom in de proceskosten veroordeeld.
Deze worden aan de kant van Postnl vastgesteld op een bedrag van € 814,00
en nakosten € 135,00 (plus de kosten van betekening zoals vermeld in de beslissing), zijnde een totaal van € 949,00.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken af,
5.2.
veroordeelt [verzoeker] in de proceskosten aan de kant van Postnl gevallen en tot heden begroot op € 949,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met de kosten van betekening als [verzoeker] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend,
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mr. R.A.J. van Leeuwen en in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2024.
plg