Uitspraak
1.AB WERKT SERVICE I B.V.,
2.2. RWM N.V.,
1.De procedure
- het getuigenverhoor van 28 februari 2024
2.De verdere beoordeling
- Niemand heeft waargenomen dat [eiser] de kliko heeft opgetild. Er hangen weliswaar camera’s, echter zijn de beelden niet (meer) beschikbaar. Hoewel [medewerker 1] heeft verklaard dat [eiser] liep te puffen toen hij haar na het voorval tegenkwam en zij begreep dat hij last had van zijn schouder, is dit onvoldoende om te kunnen vaststellen dat het letsel hem overkomen is tijdens het optillen van de kliko.
- Van belang is daarnaast dat [eiser] blijkens zijn verklaring vóór het incident geen werkzaamheden heeft verricht. Dat maakt dat niet uitgesloten kan worden dat het letsel “buiten de poort” veroorzaakt is of het gevolg is van zo iets banaals als “het wegzetten van de fiets”. Zou [eiser] vóór het incident eerst – zonder problemen - verschillende andere werkzaamheden hebben verricht, waarbij hij de nodige kracht moest uitoefenen met zijn armen, dan zou die mogelijkheid feitelijk uitgesloten zijn. Maar daar is nu geen sprake van.
- De orthopedisch chirurg van [eiser] , drs. R.P. Walbeehm, heeft in het (ongedateerde) operatieverslag (van de operatie van 11 januari 2018; zie productie 3 bij dagvaarding) onder meer opgenomen
- De verklaring van de huisarts van [eiser] dat hij niet eerder voor arm en/of schouderklachten is behandeld (productie 17 bij dagvaarding) is weliswaar een omstandigheid die ten voordele van [eiser] is, maar is ook onvoldoende in dit kader. Het zegt namelijk niets over het moment waarop (en waar en waardoor) het letsel is ontstaan.
- Wat betreft de verklaringen [medewerker 2] en [medewerker 3] oordeelt de kantonrechter dat hieraan geen bewijs kan worden ontleend.