Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Verweerder heeft de aanvraag van eiseres van 5 april 2023 voor zorgtoeslag over 2020 en 2021 afgewezen, omdat eiseres haar aanvraag te laat heeft ingediend.
Wat vindt eiseres in beroep?
3. Eiseres stelt zich op het standpunt dat in alle redelijkheid niet van haar mag worden verwacht dat zij de complexe regelgeving volledig weet te doorgronden, waardoor de afwijzing van haar aanvraag als onredelijk wordt ervaren en in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel. Eiseres heeft in 2019 een ontbindingsvergoeding ontvangen van haar voormalige werkgever. Haar inkomen uit arbeid bedroeg daardoor in 2019 €75.685,-. Sinds 2020 is zij werkzaam als ZZP-er. In de 2020 bedroeg haar inkomen € 21.560,- en in 2021 €13.947,-. Nadat de aanslagen inkomstenbelasting over 2019 tot en 2021 waren opgelegd, heeft eiseres een verzoek gedaan om het inkomen over die jaren te verdelen (middelen). Zij verkeerde in de veronderstelling dat haar gemiddelde inkomen relevant was voor de grens voor zorgtoeslag en met € 37.064,- dus te hoog. Tijdens het indienen van het verzoek om het inkomen te middelen werd haar duidelijk dat het inkomen vóór middeling relevant is voor het recht op zorgtoeslag en niet het gemiddelde inkomen na middeling. Dat betekent dat zij op grond van haar oorspronkelijke inkomen over 2020 en 2021 wel in aanmerking komt voor zorgtoeslag. De laatste aanslag inkomstenbelasting 2021 dateert van 29 september 2022 en daarmee na de uiterste datum voor het indienen van een aanvraag voor zorgtoeslag over 2021.
Eiseres kon de afgelopen periode vanwege een hartoperatie niet werken en heeft geen financiële middelen om zich te laten bijstaan door een belastingadviseur.
Wat vindt verweerder in beroep?
4. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de aanvraag zorgtoeslag voor 2020 en 2021 terecht is afgewezen, omdat de aanvraag te laat is ingediend, namelijk op 5 april 2023. Eiseres kon voor het berekeningsjaar 2020 tot 1 september 2021 een aanvraag indienen en voor het berekeningsjaar 2021 tot 1 september 2022. Dit is zo bepaald omdat een toeslag een tegemoetkoming is in actuele kosten en daardoor een uiterlijke datum heeft tot wanneer deze met terugwerkende kracht kan worden aangevraagd. Alleen wanneer eiseres uitstel voor aangifte inkomstenbelasting over 2021 en 2021 had op het moment van de aanvraag, zou de aanvraagtermijn zijn verlengd. Eiseres heeft geen uitstel gehad. De wet biedt geen mogelijkheid om van de dwingendrechtelijke termijn zoals omschreven in de wetaf te wijken.Het is de eigen verantwoordelijkheid van burgers om toeslagen aan te vragen en op de hoogte te zijn van de voorwaarden en de indieningstermijnen. Er doen zich in geval van eiseres geen bijzondere omstandigheden voor die niet of niet ten volle zijn verdisconteerd in de afweging van de wetgever.
Wat is het oordeel van de rechtbank?
5. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Awirkan een aanvraag voor zorgtoeslag tot 1 september van het jaar volgend op het berekeningsjaar worden ingediend bij de Belastingdienst/Toeslagen, tenzij door de inspecteur van de inkomstenbelasting tot een latere datum uitstel is verleend voor het doen van aangifte inkomstenbelasting.
6. Uit rechtspraakvan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) volgt dat de tekst van artikel 15, eerste lid, van de Awir dwingend is geformuleerd en aan verweerder geen ruimte laat om van de wettelijk vastgestelde aanvraagtermijn af te wijken. Dit betekent dat er geen mogelijkheid is om na de uiterste datum alsnog een aanvraag te doen.
7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder de aanvraag van eiseres van
5 april 2023 voor zorgtoeslag voor 2020 en 2021 terecht afgewezen. Gelet op het voorgaande had eiseres tot 1 september 2021 de tijd om zorgtoeslag aan te vragen voor 2020 en tot 1 september 2022 voor zorgtoeslag voor 2021. Niet is gebleken dat aan eiseres uitstel is verleend voor het indienen van de aangifte inkomstenbelasting, zodat geen sprake was van eventuele verlenging van genoemde termijnen. Door haar aanvraag pas op 5 april 2023 te doen, heeft eiseres de aanvraag te laat ingediend. Van deze termijn kan gelet op vaste rechtspraak (zoals hiervoor opgenomen) niet worden afgeweken. De reden voor de uiterste aanvraagdatum is dat toeslagen bedoeld zijn als bijdrage in actuele kosten. Het is dus niet de bedoeling die voor een lange tijd geleden aan te vragen. De verantwoordelijkheid voor het aanvragen van die actuele vergoeding ligt bij de persoon die in aanmerking wil komen voor die toeslag. Hoewel eiseres geen toeslag kan aanvragen voor een periode die te ver in het verleden ligt, heeft eiseres wel een toeslag aan kunnen vragen voor het jaar 2022. Daarmee heeft eiseres dus wel een bijdrage in de actuele kosten kunnen ontvangen.
8. Het betoog van eiseres dat de afwijzing van de aanvraag in strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel slaagt niet. Verweerder heeft het besluit genomen op basis van de regels die op het moment van het besluit golden. Deze regels waren op dat moment ook bekend en voor iedereen in te zien.Dat eiseres als leek van deze regels niet goed op de hoogte was, maakt niet dat voor haar een uitzondering op deze regels moet worden gemaakt. Dat zou niet eerlijk zijn ten opzichte van andere mensen op wie deze regels ook van toepassing zijn.
9. Voor zover eiseres bedoelt te betogen dat zij het niet eens is met het wettelijke systeem, omdat het niet eerlijk is dat zij door onwetendheid haar rechten heeft verspeeld, overweegt de rechtbank als volgt. De Awir is een wet in formele zin. Volgens vaste rechtspraakhoudt het toetsingsverbod van artikel 120 van de Grondwet het verbod in om wetten in formele zin te toetsen aan algemene rechtsbeginselen en (ander) ongeschreven recht. Verder brengt dit mee dat de rechter niet mag treden in de belangenafweging die de wetgever heeft verricht of geacht moet worden te hebben verricht. Dit neemt echter niet weg dat, als sprake is van bijzondere omstandigheden die niet zijn meegenomen in de afweging van de wetgever, dit aanleiding kan geven tot een andere uitkomst dan waartoe strikte toepassing van de wet leidt. Dit is het geval als niet meegenomen omstandigheden die strikte toepassing zozeer in strijd doet zijn met algemene rechtsbeginselen of (ander) ongeschreven recht dat die toepassing achterwege moet blijven. Deze bijzondere omstandigheden kunnen slechts bij hoge uitzondering worden aangenomen.
10. De rechtbank is van oordeel dat verweerder zich in geval van eiseres op het standpunt heeft kunnen stellen dat zich geen bijzondere omstandigheden voordoen die niet of niet ten volle zijn meegenomen in de afweging van de wetgever. Zoals in de uitspraak van 16 augustus 2023uiteen is gezet, is de essentie van een dwingend geformuleerde termijnbepaling dat degenen die niet of niet tijdig hun aanvraag indienen hun rechten verspelen, ook als zij daardoor financieel of anders worden gedupeerd. Die essentie kan de wetgever niet zijn ontgaan, zodat moet worden aangenomen dat hij de gevolgen van de toepassing van een dergelijke termijnbepaling heeft bedoeld en voorzien. Dit wordt ook bevestigd door de wetsgeschiedenis, die duidt op een bewuste keuze van de wetgever voor een harde grens. De aanvraagtermijn is een dwingende bepaling waardoor verweerder geen ruimte heeft om persoonlijke omstandigheden mee te wegen. Deze beroepsgrond van eiseres leidt dus niet tot het daarmee door haar beoogde resultaat.