In deze zaak heeft de Rechtbank Limburg op 5 september 2024 uitspraak gedaan in een kort geding tussen Stichting Weller Wonen en twee gedaagden, die in een sociale huurwoning een bedrijfsmatige kattenfokkerij exploiteerden. De eisende partij, Weller Wonen, vorderde ontruiming van de woning vanwege het in strijd handelen met de bestemming van het gehuurde en het veroorzaken van stankoverlast. De huurovereenkomst was op 26 september 2022 gesloten en de huurprijs bedroeg € 651,56 per maand. Weller Wonen had gedaagden gesommeerd om de bedrijfsmatige activiteiten te staken en de huurachterstand te betalen, maar gedaagden reageerden niet inhoudelijk op de sommaties.
De gemeente Heerlen had vastgesteld dat er veertig zieke en vermagerde katten in de woning aanwezig waren en dat gedaagden bedrijfsmatig fokken en verkopen van kittens vanuit het gehuurde. Ondanks dat gedaagden de huurachterstand na dagvaarding hadden voldaan, was de kantonrechter van oordeel dat de vordering tot ontruiming gerechtvaardigd was. De rechter oordeelde dat de gedaagden zich niet als goede huurders hadden gedragen en dat hun activiteiten in strijd waren met de bestemming van de sociale huurwoning. De kantonrechter wees de vorderingen van Weller Wonen toe, met uitzondering van de gevorderde machtiging tot ontruiming, die overbodig werd geacht. Gedaagden werden veroordeeld tot ontruiming binnen twee weken en tot betaling van de huur en proceskosten.